Hallo allemaal!
Ik ga meedoen aan de landelijke gedichtendag (op 29 Januari a.s. in mijn eigen woonplaats), daarvoor kan ik 2 gedichten inleveren(groep volwassenen;16 jaar en ouder); dit moet ik voor 17 Januari inleveren. Aan jullie de vraag: ik heb hieronder een aantal(ik weet het, een beetje veel) gedichten geplaatst/geselecteerd; willen jullie weergeven wat jullie de 2 beste/geschiktste gedichten vinden voor de gedichtenwedstrijd?.
Belangrijkste punt qua beoordeling van het gedicht (door de jury)(stond op de site) is of het een aansprekende tekst/gedicht is; in de breedste zin van het woord)
Het vergt even wat tijd, alvast heel erg bedankt!.
(Zelf vind ik het moeilijk, 2 "goede"/geschikte er uit te kiezen, vandaar die vraag naar jullie)
Ps: Een aantal titels moet ik nog veranderen, vind bepaalde te simpel, te duidelijk
1).
Hier, ver vandaan
Raam huilt,
lucht wolkt wereld donker
Kind schuilt,
zucht bang blazende wind
En sterren en maan,
tezamen, ver verregend
In stille mens vergaan.
Laten tranend kinderogen,
in kille leegte staan.
2).
Vol illussie dansde je even innerlijk mee
met een kleurrijke bloemenzee
Twee bevrijdende voetstappen,
in een kleurrijke wereld gezet
Waar al dansend en wuivend
de bloemen, je innerlijk huiverend
maar zeker deed opbloeien.
En met je ogen gericht op
't praalprachtige om je heen
Is je eindeloze strijd
voor even verdwenen
Maar een indringende geur
van een bloem, naast
een levensloze boom
Laat je snel weer ontwaken
uit een zó mooie,
maar onwerkelijke droom.
3).
Foto
De trein,
rekt het landschap uit
Bomen strijken langs het glas
Een flits,
legt de tijd voor even stil
Vormt de wereld hoe ze was
4).
Bezinning
Soms sta ik stil,
en ga ik liggen op de grond
Ik kijk dan naar de witte hemel,
en zie de wereld rond
Ik rijg dan aan mijn dromendraad,
de wolken zacht ter stapel
En vraag de zon, de blauwe lucht,
ter dans in vrije vlucht
5).
Kleur mij in
En ik droomde,
ik droomde dat
je bloemen verfde
op mijn slaapkamerbehang,
op mijn armen en mijn benen
En zo bracht jij dan een beetje
zwart uit mijn donkerbang.
zo kleurde je de nacht
heel stilletjes wat liever
Maar ik droomde maar,
ik droomde.
Want wakker wekte,
en mijn tranen
slaakten op mijn koude
ochtendzeegezicht.
6).
Ode aan Carin en de herfstwandeling
Denk de auto's even weg,
het kille straatbeton
Hoor het flierefluiten
en loop een blokje om;
Zie de arm der blad en
kijk een boomgezicht
Alsof het stilaan zeggen wil
dat er bezieling ligt
Voel takjes onder je voeten kraken,
die de jaren doen ontwaken,
van een wel eerder bewandeld pad
En dans de bladeren in je wandel, huppel straten blij
Praat, voel, zing, lach, je volledig vogelvrij
7).
Dromer
Als een dromer,
met de bloemen wuiven kon
En de golvende vogels langs de schemerzon,
mijn ogen reeds bewogen.
En neerwaarts, het weerkaatste
licht, vormt in het water
een sprankelspel en
zorgen komen later wel
Een ziel vindt rust en
richt zich op het vrije zicht
8).
Vlieger
Vliegen als een vlieger,
met zo'n mooi versierde staart.
En stilaan wachten, zwijgendzien,
hoe zachtjes je de lucht in gaat.
Dan zweven langs het wolkenwit
en stukjes blauwe lucht
-vogels zwermen langs je heen-
En met een laatste zucht
-de wind die blaast-
Je val gebroken in het bloemengras.
9).
Oorloswreedheid
De bomen vertellen
in takken gebogen
Hoe angstig en wreed
De dood tussen muren
de mensen bekleedt
Want ogen van mensen,
staren nu star
en geheel onbewogen
Bewaren de oorlog
in stilkoude blik
De dood in het licht
van het levendigzicht.
En een rouwmantel viel,
als een traan van de zon
Die niet langer het leed
van de wereld, meer
onder zijn vleugels
in stilzijn verdragen kon.
10).
Het woord dat niet sprak
De wereld verhaalt,
maar woorden omarmen niet,
schijnbaar in licht,
vér van het wezenlijk zicht.
Een verhaal dat slechts spreekt,
ontroert nimmer ziel
Het hart bloeit en ademt wel,
maar ontvouwt enkel levendig,
door een aai van het zielrijk bestaan
Zij die al horen, als open in klanken
Lezen de taal, die niet wordt gesproken.
Ontwaken en raken in mens,
bewandelen het pad van het Zijn
11).
Goeden-dag-wereld
Wuiven bloem, op lieve wind;
zwaaien naar het tranenkind
Dansen vlinder, in ogenzicht;
fladder wezen op levenslicht
Golf water, naar kabbelland;
de vrijgestrekte oeverkant
Vlieg luchten, wolkenzacht;
raak vluchtig met je vingerkracht
de zon, straalt draaiend lacht
Schuift langzaam weg, zegt maan gedag
12).
Kindzijn
In mijn luchtig dromenbos,
geuren spelend kleuren naar
mijn kindertijd, weer even aangeraakt;
Van slootje springen hand in hand
en glinstersteentjes in een plastic bakje
Takjes gooien aan de waterkant
en beukenootjes in een zakje.
13).
Raam
Water spettert strepend wegen
langs het koude kille glas
Vormt een blad, geschreven regen
waar ik telkens treurig las.
Maar,
één vloeibaar, dansde vluchtig uit
al kruipend naar de overkant
Een druppel dolend op de ruit,
raakt het vrijzichtstaande land
14).
Het leven bewogen
Liefde lacht
en aait zacht
Draait in zijn
tedere kracht
In wezen en
waait door haar haren
en glinstert in ogen,
het leven bewogen
15).
Schaduwen der nacht
Donkere nacht, sluipt schaduwenzacht
Nadert, omringt mij, geluidloos en wacht
Zo kwetsbaar, zo angstig, zo bang lieve kind
Maak je niet klein voor de dwalende wind
Mijn stem wordt ontkracht, mijn roepen verstilt
Het hart bonst de kamers, mijn denken op tilt
Denk gedachten tot dromen en kijk niet met ogen
laat de wereld voor even, geheel onbewogen.
Mantel van schaduw, los op in het licht
Breng rust in mijn wezen, slaap in, ogen dicht.
Ben wel bang voor de boze wolf
Zie het donker,
sluipend kruipend
in de koude kille nacht
Ben wel bang voor de boze wolf;
houdt schijnbaar hier heel stil de wacht
Want als mijn hoofd mijn kussen raakt
is het de schaduw die ontwaakt
en hoor ik fluisterstemmen zacht
van het, onzichtbaar donkerkracht
Maar als het licht der morgenstond
zijn kleuren weer in ogen vind
Staan er geen enge bomen meer
en durf ik weer te dro-men
Op verzoek van xineof, het laatste gedicht