|
In de tram vanmiddag, kreeg ik dit idee. Ik heb het zojuist neergepend en ben er best tevreden mee. De stijl is anders dan in mijn andere verhalen, maar verandering van spijs doet eten.
- - -
In de bar ging een man naast mij zitten. De manier waarop hij uit zijn ogen keek, verraadde dat hij met een probleem zat. Ik kende hem niet, maar was bereid daar verandering in te brengen toen ik hem een biertje aanbood. Hij nam het aan, bedankte me en keek naar me. Ik zei hem dat ik gezien heb dat hij zo bedrukt kijkt en ik vraag wat er aan de hand is. Hij steekt van wal:
“Ik woonde er al drie jaar, maar ik had nog geen kennis gemaakt met mijn buren. Omstandigheden. Met een flinke ruzie ben ik het ouderlijk nest uitgetrapt en derhalve had ik toen geen zin om me zulke zaken bezig te houden. Ik had al moeite met het volhouden van mijn studie. Sociale contacten ware een luxe die ik mij niet kon veroorloven. Maar na drie jaar ging het toch knagen.
Ik zag ze niet als ze hun vuilnis buitenzetten, ik zag ze niet als ze naar het werk gingen en ik zag ze niet als ze de hond uitlieten. Want dat ze een hond hadden, dat was zeker. Nachtenlang had ik wakker gelegen van het gejank van dat beest. Begrijp me goed, ik ben wel wat gewend als het om herrie gaat, maar dit was te erg. Het klonk bijna menselijk, zo vreselijk was het.
Ik had er al over gepraat met mijn andere buren, maar zij reageerden laconiek. Ja, ze hoorden het ook, maar nee, ze vonden er niets vreemds aan. Ieder hondje jankt zoals het gebekt is, niet?
Nu was het niet perse om te klagen over de hond dat naar hen toe ging. Ik vond het gewoon beleefd om toch eens wat van me te laten horen. Tenslotte waren zij een getrouwd paar, zo had ik gehoord, en was ik maar een alleenstaande student. Ik zou de eerste stap moeten zetten. Achteraf bezien zit er inderdaad geen logica in, maar toen leek het me niet anders dan normaal. Ik ging dus langs bij de buren.
“Ik belde aan en een stem vanuit het huis vroeg me wie ik was. Ik antwoordde naar waarheid dat ik de buurman was en dat ik kennis kwam maken. Ik voelde me wat lullig, want na drie jaar,… maar toch; het klonk zo informeel dat het bij voorbaat al gezellig was. De stem antwoordde dat de deur niet op slot zat en dat ik door mocht lopen.
Terwijl ik binnenstapte, voelde ik een tinteling door mijn lichaam gaan. Ik had het idee dat ik een eindeloos verre reis aflegde in die enkele stap. Onwillekeurig dacht ik aan de woorden van de eerste man op een andere wereld, de maan, maar mijn trein van gedachten ontspoorde toen de buurman op me af kwam lopen.
Met zijn handen en voeten op de grond kwam hij naar me toe en toen hij bij me was, snuffelde hij met zijn natte neus brutaal aan mijn kruis. Toen dat eenmaal goedgekeurd was, sprong hij tegen mijn benen op en strekte hij zich uit. Ik besteedde er niet zoveel aandacht aan, aaide hem wat achter de oren en wachtte af.
Even later kwam een kleine, witte hond met eerlijke ogen uit de kamer lopen.
“Ach, let maar niet op hem,” zei de hond, wijzend naar de buurman, “zo doet hij altijd bij vreemden.” Hij richtte zich tot de buurman en ging verder “Nu is het afgelopen, hoor je me? Naar je mand!”
De buurman keek nog even omhoog naar mij, alsof ik hem zou kunnen redden, maar verdween toen naar de kamer, met zijn stropdas tussen de benen.
“Hoe heet hij?” vroeg ik oprecht geïnteresseerd. Dit was immers het beest dat mij al zoveel nachten wakker gehouden had.
“Meneer Suurhof,” antwoordde de hond, gevolgd door “Ach, ik vergeet mijn manieren helemaal!” Hij kwam op me af en stak zijn poot uit. “Ik ben Pookie. Fijn dat u ons eens komt opzoeken.”
“Aangenaam, ik ben Steven. Ja, ik woon hier nu al zo lang, en ik was nog nooit op bezoek geweest bij jullie. Vandaar dat ik even langskom. Ik kom toch niet ongelegen?” zei ik, mijn nerveusheid onderdrukkend. Ik ben altijd zenuwachtig als ik bij onbekenden kom.
“Nee hoor, wees maar niet bang. Mijn vrouw is er nu helaas niet, ze is boodschappen doen, maar het kan nooit lang meer duren. Neemt u toch een stoel. Hoe wilt u de koffie?”
“Zwart met suiker graag.” Ik voelde me al meer op mijn gemak. De kamer ademde een bepaalde sfeer uit. Het was anders dan mijn kamer, dat zeker, maar niet verontrustend. De hond liep intussen naar de keuken, zijn staart fier kwispelend.
“Wat doe je eigenlijk, Steven?” klonk het vanuit de keuken.
“Ik studeer nog, meneer.”
“Ach, zeg toch Pookie.” zei de hond toen hij weer terug kwam lopen. Hij ging zitten op een poef die bij de openhaard stond en keek me aan. Met een glimlach van tevredenheid sprak hij.
“Zo, dan hebben we straks een lekker bakje koffie.”
Ik zweeg en glimlachte.”
“Goed, om een lang verhaal kort te maken, we hebben dus aardig wat gepraat. Het bleek dat ik zeer geschikte buren had en toen later zijn buurvrouw kwam, een blonde Labrador, werd het nog gezelliger. Ik heb bij ze gegeten en ’s avonds hebben we een potje gekaard. Toen ik afscheid nam, huilde de buurman vanuit zijn mand. Hij wilde met mij mee, maar het mocht niet.”
Met grote ogen keek ik mijn bargenoot aan. Hij was gek, dacht ik, volslagen malloot! Honden als buren! Waanzin!
“Maar,…” begon ik voorzichtig, “wat is dan precies het probleem dat je hebt?”
“Nou, ik weet niet of ik aanstaande woensdag, als ze bij mij op bezoek komen, koekjes of brokken moet kopen.”
“Ja, dat is inderdaad een lastig probleem.” Ik dronk mijn bier leeg en nam afscheid. Onderweg naar huis nam ik me voor niet meer naar dit café te gaan. Zulke rare mensen zijn niets voor mij. Geef mij maar een normale wereld.
Thuis kwam mijn vrouw, een flinke orang-oetang, mij tegemoetslingeren. ”Heb je weer gedronken?” vroeg ze. Ik zweeg en glimlachte.
- - -
LUH-3417
Laatst gewijzigd op 10-10-2002 om 23:09.
|