Hoi!
Nieuw verhaaltje... Ik zit helemaal op slot, m'n fantasie is een beetje weg. Ik had wel wat ideetjes, maar die kon ik niet goed uitwerken. Hier is dan toch weer eentje van mij.
Een beetje down... Ik vind 'm zelf wel redelijk. Zouden jullie hier commentaar op willen geven? Vertellen hoe het beter kan enzo? Alvast bedankt.
--------------------
Een vlinder.
Overal klonken voetstappen. Zachte tikken van hakken, een wat doffer gestap van zware schoenen. Ik zat in een donker hoekje, niemand die mij kon zien. Mijn hoofd rustte op mijn knieën die ik dicht tegen me aan had gedrukt. Als een klein, zielig hoopje zat ik verstopt. Ookal stond ik midden op straat en droeg ik fel gekleurde kleding, ik zou niet opvallen. Waarom zou ik me dan niet wegstoppen en nooit meer tevoorschijn komen? Niemand die me zou missen, waarom bestond ik dan nog?
Het witte vlindertje dwarrelde om mijn hoofd. Snel vloog hij naar rechts en toen vlug weer de andere kant op. Door zijn vleugeltjes zo wit als sneeuw, stak hij af tegen de groene weide om mij heen. Ik moest glimlachen en ik voelde aan mijn buik. Overal waren kriebels, er ging iets druk tekeer. De vlinder streek neer op de hand die ik nog steeds op mijn buikje hield. Rustig bleef hij daar zitten en vouwde zijn vleugels dicht. In mijn gedachten zag ik een vlinder uit mijn buik ontsnappen. Mijn buik zat vol met van die prachtige vlinders. Vlinders, ik was verliefd.
Langzaam hief ik mijn hoofd op. Ik had mijn armen om mijn benen geslagen. De witte vlinder vervaagde en ik zag weer ontelbare benen voor mijn gezicht voorbij gaan. Verliefd, ik wist niet meer wat dat gevoel was. Stapelgek zijn op iemand, voor altijd bij iemand willen zijn, eeuwig blijven knuffelen. Mijn hart stond niet meer open om van iemand te houden, hij zat op slot. Er had zich een zwarte laag omheen gevormd. Een dikke, keiharde schaal die niemand meer kon breken. Misschien was er een zwakke plek om weer bij mijn hart te komen, maar hoeveel liefde was daar wel niet voor nodig?
Wie wilde mij beminnen? Zelfs mijn bloedeigen moeder hield niet meer van me. Ik was een mislukkeling, perongeluk geboren. Al jarenlang had ik dag in dag uit ruzie met haar. Alles deed ik verkeerd, niets was goed aan mij.
Stilletjes luisterde ik naar de stemmen van de vele mensen die langsliepen. Een verliefd stelletje fluisterde schattige dingen naar elkaar, een zakenman voerde een haastig gesprek via zijn mobiele telefoon. Was ik de enige onzichtbare? De enige op de wereld die alleen was? Misschien was ik wel een klein, doorzichtig vlindertje die eenzaam over een groot weiland dwaalde. Niemand die op mij lette, niemand die me miste. Ik was vrij en alleen.
--------------------
Duivelaartje