Ha, ik heb vorig jaar een heel essay over een gedicht van Anna Enquist geschreven, was wel een ander gedicht, maar misschien kan ik je een beetje op weg helpen
Interessante assonantie/ acconsonantie/ alliteratiedingen:
straat/ staat (de aa's als assonantie, st als alliteratie, maar eigenlijk zijn de woorden natuurlijk bijna hetzelfde, één letter verschil)
zij/verschijnt/mij (ij's)
missen/ zoeklichten/ richt/ ik) i's)
laat/ gaan (weer die aa's)
Veel t's ook.
binnen/ gewicht (i's)
slokdarm/ strak (de a's, die op zich niet eens zo opvallend zijn, maar wel doordat bijna alle andere letters van strak in slokdarm terugkomen)
(slokdarm/) strak/ achter/ wangen/ spant
zij/ breiwerkje/ ijzerdraad (ij's)
Misschien vind je sommige dingen wat vergezocht, maar mijn docent was gek op dit soort dingen, dat heb ik een beetje overgenomen en de gedicht van Anna Enquist lenen zich er ook heel goed voor. In mijn gedicht zat toentertijd niet echt een metrum, denk dus in deze ook niet.
De eerste strofe is een en al beeldspraak over dat ze haar (haar dochter, maar aangezien dit niet letterlijk vermeld wordt, zou ik dit niet meenemen in de analyse) overal ziet, voelt, merkt, ook al is ze er niet. Dat de buitenwereld voor haar en al "haar" nog is. De laatste strofe is eigenlijk het omgekeerde qua beeldspraak, dan blijkt dat ze juist ook nog heel erg in haar aanwezig is. De herinnering, vastgezet in haar lichaam, zoiets.
Ik hoop dat ik je een beetje heb kunnen helpen
Ik vind het echt een mooi gedicht trouwens.