Advertentie | |
|
02-07-2004, 16:15 | |
@ Millroy: sorry maar jou cryptische gewauwel volg ik niet altijd helemaal... Maar de Evilste mag je zijn hoor!
@ Astu: het Godenrijk gaat pas in het 2e deel van deze serie beschreven worden.
__________________
De dokter zei: 'volgens mij ben je schizofreen.' Maar wij denken van niet.
|
02-07-2004, 16:20 | ||
Citaat:
Wat een contrast met je onderschrift
__________________
Niets is helemaal waar en zelfs dat niet.
|
02-07-2004, 16:20 | ||
Citaat:
peetje...
__________________
Niets is helemaal waar en zelfs dat niet.
|
02-07-2004, 16:23 | ||
Citaat:
Peetje rules Ben even aan het freaken in dat mooi of mooi ding.
__________________
I can say what I want to, even if I'm not serious. Just kidding!
|
02-07-2004, 16:38 | ||
Citaat:
|
19-07-2004, 00:30 | |
Speciaal voor Angel - een nieuw deel!
- - - De stem was verdwenen. Langzaam, met de schrik nog in mijn benen, stond ik op en pakte al mijn spullen bij elkaar. Ik moest verder. Wat dat zonet ook voor iets geweest was, dit was mijn laatste proef. Een heleboel Strijders van Bishra hadden deze proef doorstaan, dus waarom ik niet? Waarom zou ik er nu mee stoppen, me omdraaien en teruglopen; omdat een of andere geest mij net gewaarschuwd had voor de kracht van Negrodiras? Gelukkig; mijn moed was wedergekeerd. Ik had het bijna gehaald, dít was de laatste proef! En Uru, wat wilde ik Uru graag weer terug hebben! Negrodiras was de enige die mij daarmee helpen kon, dus ik móést wel! Weer begon ik op de tast langs de rechtermuur te lopen, met het dode lijfje van Uru liggend in mijn vrije arm. In de ander had ik Alkandor, in de aanslag. Laat ze nu maar komen, die metgezellen van Negrodiras! Ik lust ze rauw. Het was pikkedonker. De doodse stilte maakte me een beetje bang – bang voor het moment dat de stilte onderbroken werd door iets dat ik niet plaatsen kon. Iets uit de Onderwereld. Nadat ik minuten lang niets meer waargenomen had van de geest die me een tijdje geleden aangesproken had, en ik weer enkele honderden meters verder was gelopen zag ik ver voor me uit een klein, wit vlekje naderen. Het witte vlekje kwam gauw dichterbij en werd alsmaar groter. Wat was dat? Niet het einde van de gang des Doods, want zelfs wanneer ik stilstond, kwam het op me af! Maar wat dan, weer een geest – een zichtbare deze keer? Met mijn slechte ogen kon ik het niet goed waarnemen, maar het was iets levens, iets dat gauw voort bewoog. Dat stond vast. “Hé, wie bent u? Wat moet u van me!” schreeuwde ik zo hard ik kon. Maar het gaf geen geluid terug. De witte vlek was ondertussen steeds groter geworden en raasde snel voort richting mij. Toen hoorde ik het. Een zacht gehijg, snelle voeten op de stenen grond van de gang. En gegrom. Een gegrom van een beest, een duivels beest. Ik legde Alkandor op de grond, pakte mijn sterrenmachinegeweer van mijn schouder af en richtte het op het steeds groter wordende beest. Ik kon zijn rode ogen nu goed onderscheiden van het wit. Vanaf deze afstand leek het net alsof het beest niet echt was, maar meer een soort van wazige wolk. Het was te grijzig, te licht voor mijn gevoel. Nog enkele meters. Nu pas herkende ik het beest, herkende ik het aan zijn gegrom. Het was een van de monsters uit de Moerasbossen! Met een geweldige snelheid sprintte het recht op mij af, nog kwader grommend dan toen op de hangbruggen. Hij was laaiend van woede. Ik richtte en vuurde de eerste vijfpuntsster op het beest af, maar met een hoge, snelle sprong ontweek het mijn schot. Nog eens vuurde ik, drie maal achter elkaar – maar het beest bleef maar door rennen. Ik had hem net toch geraakt? Twee keer, een voltreffer in zijn kop! Waarom rende het dan nog steeds op mij af? Waarom stierf hij niet, hier – recht voor mijn ogen! Ik was er geweest – het kon niet anders. Het beest was nu enkele meters van mij verwijderd. Ik kon niets meer beginnen, de sterren die ik afschoot schoten door hem heen, alsof het monster niet echt bestond. Toen begreep ik het: het was een geest, een van de zielen van de monsters uit de Moerasbossen. Hier kwam hij op me af stormen, op zoek naar wraak. Hij maakte een grote sprong – ik verwachtte zijn vlijmscherpe klauwen in mijn gezicht, zijn scherpe tanden rond mijn nek. Maar dat gebeurde er niet, er gebeurde iets onmogelijks. Toen het dier in me sprong zag ik dat zijn klauwen in mijn borst verdwenen – en de rest van zijn lichaam er achter aan! Ik kreeg een harde oplawaai en viel achterover op de grond. Het katachtige beest verdween in mijn lichaam, als een mens dat in het water verdwijnt als hij erin duikt. Verschrikt keek ik om me heen, hopend dat hij door me heen gesprongen was, en nu aan de achterkant van mij op me stond te wachten. Maar het monster was verdwenen, verdwenen in mijn lichaam! Een verschrikkelijke angst begon zich meester over mij te maken. Wat ging het daarbinnen doen? Wat moest ik nu! Ik bleef enkele minuten op de grond van de donkere Gang des Doods zitten, wachtend tot er iets gebeurde. Minuten verstreken, maar er gebeurde niets – helemaal niets. De doodse stilte, die voordat het beest verschenen was om mij heen hing, was terug gekeerd. Voorzichtig stond ik op, raapte Alkandor van de grond en begon rustig verder te lopen. Geen enkel teken kwam er uit mijn lichaam dat de geest er nog in zat. Zou ze er dan toch doorheen gesprongen zijn? Of was het allemaal helemaal niet echt, maar een soort van nachtmerrie? Om mij af te schrikken? Ha, dan wisten ze nog niet wie ze voor hun hadden! Steeds verder daalde ik af en hoe dieper ik kwam, hoe kouder het werd. De Gang des Doods begon steeds smaller en lager te worden – ik liep nu bijna middenin de gang. Een koude windvlaag trok langs mijn gezicht en … Een koude windvlaag? Ik schrok. Zou die geest weer terug gekomen zijn? Die geest die me waarschuwde voor Negrodiras en zijn metgezellen? Angstig schreeuwde ik: “Ga weg! Ga weg jij, je kan me toch niets maken! Jullie allemaal niet!” De kille wind streelde nog steeds mijn gezicht en nu hoorde ik ook het zachte gezucht, hetgeen in de vorige keer ook hoorde. Mijn knieën begonnen te knikken – wat moesten ze van mij! “Wat … wat wil je! Zeg het me!” Maar ik kreeg geen antwoord, en vervolgde radeloos: “Als je me iets vertellen wil, doe het dan nu! Maar ik verzeker je, ik moet en zal deze proef afmaken. En niets kan mij tegenhouden!” “ … Wacht maar, tot het beest ontwaakt! Het beest zal je van binnen uit verscheuren, vernietigen!” Het antwoord kwam zo plotseling en van zo dichtbij, dat ik van schrik tegen de muur aan kwakte. Het beest! Hij was niet weg, maar zat nog steeds in me! “Wat… hoe… Waarom? Waarom zit dat beest in me, waarom laten jullie me niet de proef halen, net als al de andere Strijders! Waarom ik niet!” Moeheid, radeloosheid en angst maakte mij gek en ik begon te huilen. “Weet je dat dan niet? Haha, je weet niet eens waarom wij jou hier niet willen hebben! Ze hebben het je niet verteld!” Een harde, gemene lach klonk naast me in het donker. “Vraag dat maar aan je opa, die je vast nog wel tegen zult komen! Tenminste, als het monster in je niet eerder is! Hahaha … “ “Ga weg! Ga weg, duivel!” Tranen liepen over mijn wangen. Wat was dit nou weer, wat was er met mijn grootvader gebeurd, dat ik niet wist! Al meerdere mensen hadden mij gewaarschuwd voor het feit dat mijn opa net als ik zijn zintuigen niet goed ontwikkeld had, maar hij had deze gang toch ook belopen? En waarom eigenlijk, had niemand mij hierover verteld? Moedeloos zakte ik tegen de muur in elkaar en begroef mijn gezicht in mijn handen. Ik voelde de koude windvlaag wegtrekken – de doodse stilte keerde terug. Wat moest ik nu, doorgaan? Niets van aantrekken en gewoon doorgaan? Maar … maar als die geest nu gelijk had en het beest me daadwerkelijk eerder zou vinden dan dat de ziel van mijn opa dat deed, wat dan? Was dat het einde? Ik wist het niet, maar besloot even te blijven rusten. Ik was kapot. Opeens begon ik pijn te krijgen in mijn buik. Geen pijn van honger of ziekte, maar andere pijn – alsof er iets groeide in mijn maag. De pijnschokken begonnen steeds heviger te worden en spreidden zich snel uit over mijn lichaam. Ik schreeuwde het uit en klemde mijn armen stevig om mijn lichaam heen. Wat was er aan de hand! Mijn armen en benen begonnen hard te trillen. Wat ik ook probeerde, ik kon ze niet meer stilhouden. Ze trilden en schokten ruw heen en weer. Kermend van de pijn ging ik op mijn rug op de grond liggen, maar het hielp niet; de pijnen werden alsmaar heviger. Ik begon langzaam mijn bewustzijn te verliezen en hoe heviger de pijn mijn lichaam verkrampte, hoe minder ik mij kon bewegen. Dit … dit was het beest, het monster dat controle over mijn lichaam begon te nemen! Wat kon ik hier tegen doen! Ik probeerde zweet en tranen uit mijn gezicht te vegen, maar schrok toen verschrikkelijk. Mijn adem stokte toen ik mijn hand voelde. Scherpe nagels zaten er aan de uiteinden van mijn vingers – ruwe haren begonnen mijn huid te bedekken. Een gorgelend gegrom kroop vanuit mijn keel naar boven…
__________________
De dokter zei: 'volgens mij ben je schizofreen.' Maar wij denken van niet.
Laatst gewijzigd op 19-07-2004 om 12:46. |
19-07-2004, 11:59 | |||
Citaat:
Citaat:
Tss net nu het spannend wordt stop je Echt weer een heel mooi stuk! Goede spanning. Echt heel mooi geschreven. Ben benieuwd hoe het met hem afloopt. dus khoop dat je snel weer een vervolg plaatst. |
19-07-2004, 12:33 | |
Het katachtige beest verdween in mijn lichaam, als een mens dat in het water verdwijnt als hij erin duikt. En was verdwenen.
=> Het katachtige wezen verdween in mijn lichaam, als een mens die omsloten wordt door water wanneer hij erin duikt.
__________________
I can say what I want to, even if I'm not serious. Just kidding!
|
20-07-2004, 11:59 | ||
Citaat:
Maarre hup hup schrijven en posten jij |
28-07-2004, 15:54 | |
Ik werd wakker gemaakt door Uru, die met haar vleugels in mijn gezicht aan het klapperen was. Geschrokken keek ik op. "Wat is er Uru, is het tijd om te gaan?" Ze liet een zacht gekrijs horen, hetgeen ik maar als 'ja' beschouwde.
Ik stond op en keek om me heen. De Moerwaswouden lagen er nog net zo donker bij als toen we er gister uit waren gevlucht. In de andere richting zag ik een leeg landschap, met hier en daar groepjes wild gras. In de verte zag ik de toppen van het Grauwstreek-gebergte, het laatste gedeelte van mijn reis. De wond op mijn rug en linkerschouder voelde een stuk beter aan dan gister. De genezende planten die ik erop had gelegd hadden hun werk goed gedaan. "Uru, vlieg voor me uit en ga op zoek naar water. En iets te eten, vruchten of zo! We zullen door moeten lopen vanochtend, om voordat de rode zon opkomt bij de kloof te zijn. We komen daar dan vast wel ergens een plekje in de schaduw tegen, waar we kunnen schuilen voor de dodelijke zonnestralen. Kom op, we gaan!" Met krachtige slagen vloog Uru voor me uit, in de richting van de bergtoppen. Daar ergens, aan de voet van de bergen lag de kloof van Alkan. Er was maar één brug over de kloof, de enige manier om in de Grauwstreek te komen. Ik wist niet waarom, maar iets in me zei dat ik niet zomaar die kloof over zou steken. Iets stond er in de weg. De reis naar de kloof ging snel en voorspoedig. De wilde bessen en het water dat Uru me had gebracht had me nieuwe krachten gegeven, en met flinke pas begon in het grasland te doorkruisen. Na enkele uren lopen zag ik het eerste rode stukje zon aan de westelijke horizon verschijnen. Ik moest nu gauw een schuilplaats vinden om me te beschermen tegen de brandende zonnestralen, anders zou het verkeerd met me aflopen. De bergtoppen waren ondertussen steeds dichterbij gekomen, en ze rezen nu als een reusachtige grijze muur voor me op. "Uru, zoek iets waar we enkele uren kunnen schuilen! De zon is echt te warm voor mij, dat heb je gister wel gemerkt." Enkele minuten nadat ze weggevlogen was hoorde ik in de verte het vertrouwde gekrijs van mijn uil. Zo gauw mijn benen me dragen konden rende ik in de richting van het geluid, en zag dat Uru een schuilplaats gevonden had die goed genoeg was. Een groepje lage, dichtbegroeide bomen stonden midden in het ruige grasveld. Toen ik dichterbij kwam zag ik een kleine waterpoel, die midden tussen de bomen lag. "Uitstekend Uru, dit is een prima plek. Hier kunnen we het wel uithouden, die paar uur extreme hitte!" En of de hitte extreem was. Toen de rode zon boven aan de hemel stond was het zelfs in de schaduw van de bomen niet meer te doen. Ik besloot afkoeling te zoeken in de waterpoel en begon me uit te kleden. Het deed me goed, het bracht verkoeling en ik kon mijn wonden nog eens goed uitwassen. Toen het rode gevaar bijna in het oosten verdwenen was kroop ik er uit, zocht nieuwe planten ter genezing van de wonden en at nog wat vruchten, die Uru voor me had gevonden. Ik voelde me eindelijk weer eens goed, energiek. Dat was ook wel nodig, want de tocht door de grauwstreek zou geen pretje worden. "Kom Uru, op naar de brug. Ze kan niet ver meer zijn!" Met Uru op mijn linkerschouder, waar ze eindelijk weer op kon zitten, begon ik weer ik de richting van de bergen te lopen. Na een half uur kwam in aan bij de kloof. Hij was tientallen meters breed en verschrikkelijk diep. De steile rotswand verdween in de duisternis. Aan de overkant van de kloof begon het Grauwstreek-gebergte. Alles was grijs, grauw en verdord. Nergens was iets groens te zien. Links van me zag ik in de verte de stenen brug, de enige weg naar de Burcht van het Antwoord. Ik begon erheen te lopen en toen ik er uiteindelijk voorstond zag ik niets of niemand die mij tegen zou houden. Het maakte me blij: gelukkig niet weer een hindernis! Maar ... ik was te vroeg met juichen. Toen ik de eerste stap op de brug zette verscheen er aan de overkant een reusachtig figuur. Hij kwam achter een van de rotspartijen vandaan en liep de brug op. In het midden bleef hij staan. "En wie bent gij, gij die mij wilt passeren? Wat brengt u hier! Spreek!" Met open mond staarde ik de reus aan. Wat voor een gigantische strijder was dit? Hij was zeker twee keer zo groot als mijzelf, en verschrikkelijk breed en gespierd. Zijn huid was door de zon donkerrood gekleurd, en zijn lange, zwarte haren staken wild onder zijn zilveren helm vandaan. In zijn ene hand hield hij een zilveren schild omhoog, en in de ander had hij een zwaard vast. Een gigantisch, zilverkleurig zwaard. "Ik ... ik ben op weg naar de Burcht van het Antwoord. Ik ben bezig met de Proef van Vijf, om strijder van Bishra te worden!" Ik begon naar hem toe te lopen. "En wie bent u?" "Mijn naam is Murasfa, bewaker van de Kloof van Alkan. Ik ben drager van het laatste zwaard van Alkan, de Alkandor!" Hij hief het gigantische zwaard hoog de lucht in. "Gij gaat hier niet langskomen, kleine man! Niemand passeert deze brug nog, niemand passeert Alkandor!" "En waarom niet, strijder van de Kloof van Alkan? Waarom mag ik mijn reis niet vervolgen?" "Dat is een lang verhaal, maar daar heb jij niets mee te maken! Mijn besluit staat vast, niemand zal ooit nog de Kloof van Alkan oversteken!" Ik begreep dat onderhandelen geen zin had met deze reus. Ik trok mijn vijfpuntssterrenpistool van mijn rug en duwde er een magazijn in. "Ik gebied je de brug te verlaten, bewaker van de Kloof! Ik waarschuw geen twee maal!" Enkele seconden keek de reus me verbluft aan. Toen begon hij te bulderen van het lachen. "Hahaha, wie denk jij wel niet dat je bent! Wat denk je met die sterren te gaan doen, mij raken? Mijn zilveren schild en Alkandor zijn de beste verdediging van Bishra, mijn zwaard is sneller dan het licht!" "Het was leuk je te kennen, Murasfa. Ik heb je gewaarschuwd." Ik richtte mijn machinegeweer op zijn gezicht en haalde vijf maal de trekker over. Het zwaard flikkerde in het zonlicht. Het schoot door de lucht en ketste de vijfpuntssterren alle kanten op. De laatste kwam een halve meter voor mijn voeten in de vloer van de brug neer. "Gij komt hier niet langs, heb je me niet gehoord! Ge zult boeten voor hetgeen je mij aan wilde doen - mij laten sterven!" Met een afschuwelijk kwaad gezicht en Alkandor in de aanslag begon de reus op mij af te lopen...
__________________
De dokter zei: 'volgens mij ben je schizofreen.' Maar wij denken van niet.
Laatst gewijzigd op 28-07-2004 om 17:16. |
29-07-2004, 11:38 | |
In het begin vond ik het wel ff verwarrend. (door die flashbacks enzo) Dus moest ff het vorige stukje lezen.
Heb geen fouten kunnen vinden en het is weer een mooi stukje geworden. Sommige stukjes doen me aan lotr denken o.a die bewaker en die Grauwstreek . Vraag me niet waarom Ben benieuwd naar het vervolg, maar daar zal ik nog lang op moeten wachten denk ik Ga zo door Iig prettige vakantie alvast!! |
17-09-2004, 21:35 | |
Geweldig verhaal!!
Maar nu wil ik wel meer en hij is al bezig met het veranderen in het monster.. Geen kritiek of commentaar. Maar toch vind ik het verhaal iets hebben van de Donkere Toren en Het Gouden Kompas. Daemon, zo heten de dieren in Het Gouden Kompas Ik weet het weer. Heb je alweer een beetje inspiratie? |
Advertentie |
|
|
|