Advertentie | |
|
06-01-2003, 12:44 | ||
Citaat:
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|
11-01-2003, 14:21 | |
Nog leuke tips voor een titel?
-Naamloos- “En meneer, houdt u zich alstublieft rustig. Wij kunnen ten alle tijde binnen komen stormen, om u weer naar het gevang te brengen, maar het wordt op prijs gesteld als u rustig blijft.” “Inderdaad, dus je weet het! Gedraag je!” “Want als je dat niet doet...” De twee bewakers spreken Andej met stoere stemmen toe, terwijl ze zijn handboeien nogmaals controleren. Hun collega’s, de lafaards die zich veilig achter hen verscholen, hadden geluk gehad. Zij waren uitgeloot en hoefden de handboeien niet eens aan te raken. Ergens had het groepje wel ontzag voor psychiater Henk Dolderssen, hij wilde de Rus volledig voor zichzelf, met minimale beveiliging! Zou hij levensmoe of gewoon dom zijn? “Meneer Dolderssen, u weet zeker dat u het zo wil?” “Uiteraard. Ik vertrouw Lebezjatnikow. Hij zal niet gevaarlijk doen, of wel, Lebezjatnikow? Je zal toch niet vervelend gaan doen,” vraagt een mager, ordelijk mannetje, van achter het gigantische bureau, terwijl hij zijn bril wat beter op zijn gezicht zet. “Darak.” “Sorry, je zei? Ik verstond je niet goed,” spreekt meneer Dolderssen de Rus toe. Wanneer deze niets terug zegt, richt hij zich tot de groep bewakers achter de man: “Kan het Nederlands? En wil het wel praten?” “Hij kan Nederlands en hij praat ook. Meneer, wat we hebben afgesproken? Wanneer hij wild wordt, kunt u op dat ingebouwde iets drukken, Warnung Knopf. Dan zal mijn collega, meneer Molen hier, zo spoedig mogelijk komen. Hij bewaakt de deur van buiten,” zegt de bewaker al wijzend op een klein, bejaard heerschap. Deze tikt beleefd tegen zijn pet, met een glimlach. “Dat is goed. Heren, dames, dank u wel. Wij zullen ons wel redden, over een uur zie ik u allen weer, dan mag u hem ophalen. Binnen een tiental seconden is, op twee personen na, de kamer leeg. Ze kijken elkaar aan, allebei even onderzoekend. Dan, zonder verdere aankondiging, vraagt de psychiater de Rus waarom hij alle honderdtien mensen heeft vermoord, zonder enig blijk van gewetenswroeging. “Waarom ik het deed? Voordat u...” De man wordt abrupt onderbroken. “Je moet me tutoyeren, Lebezjatnikow. Tutoyeren.” “Wat? Man, praat normaal.” “Je moet ‘je’ en ‘jij’ zeggen, geen ‘u’ of ‘uw’. Zo officieel hoeven we niet te doen, dit is gewoon een vriendelijk gesprekje.” De grootste onzin aller tijden, aldus de Rus. De goede man is vast en zeker een beetje achterlijk. Dat zielige, vreemde, kleine mannetje als vriend beschouwen? Gestoord, dat zijn deze Nederlanders. Dan is het ook niet meer dan logisch, zo redeneert de Rus, dat hij hier naartoe is gehaald om zijn geweldige opvattingen over moord uit te leggen. Ze beweren immers toch niet, dat het zielige hoopje agentjes niet lollig wilde doen toen de voorste, kleinste dwerg “Meneer Lebesjatnikow, joe ar under arest!” naar hem schreeuwde, het meende? Hij ging mee om aardig te zijn, elke idioot kon dat zien. Uit eigen wil had hij, met al zijn apartheid, besloten een kijkje te nemen in de bewoonde wereld. ‘De broertjes hadden wel vreemde manieren om mensen te verwelkomen,’ dacht de Rus. “Moedertje Rusland wil niet dat ik grof doe. Ik ben, zoals mijn vrouw zou zeggen, hier te gast. Weet u, zij zegt altijd dat ik beleefd moet doen. Om deze reden alleen zal ik u waarschuwen: ik haat domme vragen. Ze maken me boos.” “De enige domme vraag is een niet gestelde vraag. Ik herinner u er aan dat u hier niet voor uw plezier bent, maar omdat u ruim honderdtien mensen heeft vermoord,” spreekt de psychiater. Daar de reus hem ook niet wil tutoyeren, durft hij het bij hem niet te doen. Zouden de bewakers nog in het gebouw zijn? “Chef, kan Gerard de man alleen wel aan? Hij is de jongste niet meer,” vraagt Lisanne Alberts, bewaker van de vrouwenvleugel, aan de voorste man, die nog even goedkeurend knikt naar het kantoor van Henk. Voor het eerst in haar hele carrière was ze gevraagd als bewaker mee te gaan, om een gevaarlijk persoon naar de psychiater te brengen. Dit was de eerste keer dat ze twijfelde aan de beslissingen van haar chef. Zo’n man en dan zo’n bewaker? Ergens was het niet verantwoord. “Heb jij zin om hem te helpen?” “De man heeft vast en zeker genoeg ervaring. Sorry voor mijn twijfel, laten we teruggaan naar de gevangenis. Dit is mijn eerste keer, dat ik aan een escorte deelneem, ik ken de routine niet.” Nou maar hopen dat ze mee terug mocht, in plaats van blijven bij Gerard. Wat als de psychiater hulp nodig had, zij wilde het hem zeker niet bieden. Nee, nee, het zou vast en zeker goed gaan. Hopelijk... Lebezjatnikow kijkt de man aan. Felheid straalt uit zijn opvallende, helderblauwe ogen terwijl hij zijn mond nogmaals opent om de ondervrager te antwoorden. “Zeg, ben jij zo dom om te geloven dat dat manneke buiten de deur jou kan beschermen?” De psychiater denkt na. “Meneer, alstublieft, blijft u toch beleefd. Bedreigingen zijn nergens voor nodig en die meneer aan de andere kant van de deur is er om me te beschermen. Dit zal hij, uiteraard, doen.” Aan de ene kant wil de psychiater hij graag weten waarom de barbaar al die mensen had vermoord, maar aan de andere kant kon de reus dat ook een domme vraag vinden... Zou hij het uit zichzelf gaan vertellen? Vervloekt, hij had meer bescherming moeten eisen! Één man is niet genoeg om een beer aan te kunnen, laat staan deze! Misschien zou hij niets doen. “Waarschijnlijk wil u weten hoe het begon. Luister: het begon met een droom.” “Een droom?” “Ja, een droom. Ik sloeg wapens in.” “Waarom deed u dat,” vraagt de man voorzichtig. “Om te doden, daar zijn wapens voor. Bent u vroeger door een paard tegen de kop geschupt, broertje?” Dat klonk redelijk logisch. Hij zou dus langzaam en duidelijk moeten spreken, daar de idioot voor hem niet scheen te begrijpen dat moorden niet normaal is. “Heb je spijt van de moorden die je hebt gepleegd?” Meteen die felle ogen weer. Voor de zekerheid houdt hij zijn hand nog dichter bij de alarmknop. Zouden die handboeien wel sterk genoeg zijn? “Mawh, spijt is voor achterlijken. Voor stomme mensen die niet kunnen zien dat hoge heren een web maken, om hen te vangen. Da’s fout, maar domme mensen zullen er altijd zijn.” Zijn ondervrager hoort het allemaal aan, met enige angst. Lebezjatnikow wekt gevoelens op waar de goede man zich niet anders dan onprettig bij kán voelen. Elke normaal mens zou niet volledig op zijn gemak zijn bij een ware oermens, want zo zou iedere westerling de Rus beschrijven. Groot, breed en behaard. Dat zijn Andrej Gorbawitsj Lebezjatnikows’ kenmerken. Het versterkt het reusachtige karakter van de man. De eerste keer dat de psychiater Andrej zag, vroeg hij zich verschrikt af uit welke uithoek van Siberië deze beer vandaan was gehaald en met hoeveel legers ze de man in bedwang hielden. Het is simpelweg geen mens meer te noemen. Henk recht, al zijn moed bijeenschrapend, zijn rug. “Wat heb je precies gedaan, Andrej Gorbawitsj Lebezjatnikow?” Met een zucht verzit de Rus. De vertegenwoordiger van de normale wereld houdt hem angstvallig in de gaten, terwijl hij zijn rechterhand bij de alarmknop onder zijn bureau heeft. “U gaat te snel. De andere psychiaters vroegen allemaal eerst naar mijn motief. Dat vonden ze interessant.” “Vertel dan uw motief en wat het met de droom te maken heeft. Daarna wil ik weten wat u allemaal heeft gedaan.” Aan de klamme handen en de zweetplekken is te zien dat Henk het lef niet had om voet bij stuk te houden. De reus vervolgt zijn relaas. “Er waren zoveel redenen om het te doen. Zij stoorden me, ik kon niet langs hen lopen zonder me te irriteren. Dat wisten zij en wat deden ze er aan? Niets. Helemaal niets. Ze deden alles zelfs erger, zodat ik me steeds meer ging storen. Hij werkte voor de overheid, voor dat stelletje gekken dat met allerlei boeken en regels zwaait. Toen mijn vrouw jarig was en we feest hadden, begon hij te klagen over de wodka, mijn eigengemaakte wodka! ‘Volgens reglement zus en zo, dit en dat is het verboden illegale stokerijen te hebben en u riskeert zo een verbanning naar Siberië,’ brulde de gek naar me! Op de verjaardag van mijn vrouw zegt hij dat allemaal, dat mijn wodka niet lekker is! Broertjes, die man moest gewoon dood! De fout dat hem gebaard had, moest hersteld worden. Die droom liet me de goede winkel zien, da’s alles. Ik ben heul geen domkop, ik weet dat er regels zijn en dat vadertje politiek graag spelletjes speelt. Wat ik deed, was liefjes meespelen. Schuldgevoel? Kindertjes doden is niet al te aardig, maar schuld? Misschien als ik zwak ben, maar nee. Na enkele dagen plannen, zou het gebeuren. Snel en makkelijk.” Lebezjatnikow sluit zijn ogen en vertelt verder. Ondertussen luistert de psychiater gespannen. Hij wil geen woord missen van de bekentenis die zou volgen. “Midden in de nacht werd ik wakker, door een droom die ik al een paar keer gehad heb. Ik kon d’r niet van slapen, zo klote was ‘ie. Water halen en de droom wegwassen, zo sprak ons mem altijd. Ik ging naar buiten, pompte water en moordde hen uit. Alle niet nuttige dingen waren er voor mij niet en de moorden gingen anders dan hoe vader altijd zei. Hij zei dat je er plezier bij hebt en bij de eerste dood minder pret. Da’s niet waar, de eerste ging zo snel en zo simpel, zelfs met een bot mes. Het ding maakte wel lawaai, maar met de witte teddybeer in de mond gestopt hield dat op. Eventjes bleef ze trillen, met mij naast haar bed. Wel mooi, hoe ze stierf. Ik zal het leven weggaan. De daaropvolgende moorden waren normaal. Het kleine jongetje liet ik stikken, vader sloeg ik dood, moeder stak ik neer en de andere familieleden vergiftigde ik. Leuk was het verzuipen van de hond in de put. Ik vroeg Natasja de boel op te ruimen. Fijne tijden... Vanaf dat moment weet ik het. De echte waarheid van de wereld die jij leuk vindt. Ik ben machtiger dan jullie allemaal, omdat ik weet dat opruimen normaal is. Snap je me nog?” “Nee. Moorden is niet normaal, moorden is slecht. Je mág niet moorden.” “Broertje, je hebt het fout. Jij kán het niet en daarom wil je dat anderen die het wel kunnen, het niet doen. Dat is dom, zieke beesten laat je ook niet leven, die eet je op.” “Maar... Geweten, schuld, moord en straf... Hoe kunt u al die moorden hebben gepleegd, zonder ook maar het kleinste beetje gewetenswroeging,” vraagt hij, deels zuchtend van verdriet en onbegrip. Niemand kan dat toch, zulke erge misdaden begaan en het ook nog doodleuk de normaalste zaak van de wereld vinden? De pijn en het verdriet dat hij de families, vrienden en kennissen heeft aangedaan zal nooit meer verdwijnen... “"Kiek, nu mot je eens goed luisteren. Ik ben niet van plan het hele idee van geweten en schuld weg te halen. Die dingen krijg je niet weg, de maatschappij heeft gemaakt. Dit alleen om de... De cumunssuptiemaatschappij, of hoe jullie dat dan ook noemen, houdt jullie onwetende idioten zo een doek voor jullie oogjes. Kijk, broertje, sommige mensen hebben die doek afgedaan. Die mensen, die vriendjes, hebben de domheid van al die regels gezien. Zij weten dat er teveel mensen zijn, waardoor de vierde generatie dood zal gaan. Moorden is dus oké, het kan geen kwaad. De gekken die dit niet zien, houden zich zonder problemen aan de regels, terwijl die er alleen maar zijn om de geest beperkingen op te leggen en men in een gecontroleerd keurslijf te dwingen.” Henk besluit dit deel over te slaan, dat was interessant voor de volgende sessie, waarbij hij een glazen wand tussen hemzelf en de griezel zou eisen. “Vertel me eens wat je daarna hebt gedaan, want die familie is niet de enige die je hebt uitgemoord. Je hebt meer gedaan,” verwijt hij de man. “Natuurlijk, dat zeg ik net. Ik kán opruimen, dat is mijn... Mijn талант, een iets waar ik goed in ben. Het is dom om dat niet te gebruiken. Natasja, mijn vrouw, voelde zich veiliger, zonder de buren. Eerst hadden we hun gezeik en zijn moeilijke zinnen, nu stilte. Die winter was prachtig. Het varkentje had ´s zomers jonkjes gekregen, die hebben heerlijk gesmaakt. Alles, zelfs het jagen, leek makkelijker te gaan.” Verwonderd hoort Henk alles aan. Één ding vraagt hij zich af, namelijk het schuldgevoel. Iedereen heeft dat immers, zeker als je kinderen doodt. “En je geweten? Weerhield dat je niet van de vele andere moorden die je hebt gepleegd? Een deel van al je slachtoffers bestaat uit kinderen, die kan je toch niet assineren, zonder schuldgevoel te krijgen?” Moedertje, is de man achterlijk? Heeft hij dan totaal geen besef van wat is en wat niet is? Met zijn reusachtige klauwen krabt Andrej zich op zijn kop. Heeft de man kippenstront in zijn hersenen? Wie verwacht dat iemand met kippenstront kan denken? Zelfs een Tartaar is nog slimmer, moet hij hem dan alles uitleggen? “Henk. Stel: jij loopt in de toendra, het is veertig graden onder nul en je paard is net verslonden door een roedel hongerige wolven. Je hebt twee keuzes, één is blijven huilen om je paard, zodat je zelf ook opgevreten wordt, de ander is je geweer pakken, de beesten door hun kop schieten en vervolgens hard doorlopen. Wat doe je?” De Rus kijkt zijn gesprekspartner hoopvol aan. Zou hij het goede antwoord geven? Eventjes denkt de psychiater ingespannen na. Dan geeft hij zijn goed doordachte antwoord: “Ik zou in de eerste plaats geen geweer bij me hebben. Wapens zijn slecht en doden is nog slechter, mensen die moorden, zijn niet goed bezig. Als is het maar een groep wolven, dan is het nog fout.” Tevreden kijkt hij Andrej aan. Zou hij onder de indruk zijn van het gegeven antwoord? Andrej is verbijsterd. De man is nog dommer dan hij dacht. “Dat is nog dommer dan blijven treuren om het paard,” buldert hij met een zware stem door de ruimte. Met een ferme ruk zijn de handboeien los. Nu is het spel niet meer leuk, de man moet wel een beetje slim zijn. Deze spant de kroon, in plaats van domme vragen te stellen, is hij gewoonweg dom! Lebezjatnikow plaatst zijn enorme knuisten op het bureau. Als door de donder getroffen schuift Henk zijn stoel met een ruk naar achter, om een eventuele slag te ontwijken, alsof dat zin zou hebben. Hij kijkt en probeert te voorspellen waar en hoe de eerste klap zou vallen. Wanhopig drukt hij, herhaaldelijk, op de alarmknop. “Hoe wil jij in de toendra overleven als je geen geweer bij je te hebt? Wil je net als de eekhoorns in de zomer nootjes opgraven en in de winter in een hol wegkruipen? Zelfs dat zou je niet overleven, jij, jij hondenzoon,” vervolgt de Rus zijn tirade. Zulke mensen, dat soort mag niet eens overleven! Ze zouden ze moeten uitroeien, dat stel luizen! Inmiddels hangt hij bijna op het bureau. Witheet van woede wacht hij de reactie van Henk af, die steeds verder naar achter schuift. Als een bange hond zit de psychiater in de stoel, wanhopig zoekend naar een uitweg, een vluchtroute. Zoiets zou niet rond mogen lopen, denkt hij terwijl hij zijn enthousiasme en overmoedigheid vervloekt. ‘Ik wil hem wel behandelen, zo moeilijk kan dat toch niet zijn,’ had hij destijds geroepen. “La... la.. Eum… Laten we het daar nou niet over he-he-hebben, da-de-dat is niet goed en dat d-d-doet er niet echt t-t-toe,” hakkelt de arme man voorzichtig. Henk drukt en drukt op de alarmknop. Met de woorden “Als w-w-we n-nou eens een k-k-k-kort-kort-korte pauze houd-den.” De beer schiet en balt zijn reusachtige vuist. “Broertje, wat ben jij daar aan het doen?” Aan de andere kant van de deur zit, helemaal ontspannen, zestigjarige Gerard Molen. Met Bing Crosby op zijn walkman bekijkt hij het vernuftige apparaatje, dat al vijf minuten rood knippert. “Hou dit goed in de gaten”, had de chef tegen hem gezegd. En dat doet hij. Hij kan op de seconde af zeggen hoe lang het kastje al oplicht. “Ze denken toch niet dat ik gek ben, alleen daar naar binnen stormen en die holenbeer bedwingen,” zegt hij terwijl de pieptoon van het apparaat nog luider wordt. “Ik ben in dienst om mensen te bewaken, desnoods te arresteren. Voor beren word ik niet betaald.” Voor hem is de zaak afgedaan. Binnen zitten een psychiater met een monster, de eerste heeft gestudeerd om de tweede te kunnen behandelen. Die zal vast en zeker, met al zijn geld diploma’s en wijsheid de reus zelf kunnen bedwingen. Voor het miezerige beetje geld dat hij krijgt zal hij zijn leven niet wagen. Nee, hij gaat het anders aanpakken. Gerard schiet met zijn stoel op vier poten, doet de walkman af en merkt met schrik op dat de gemoederen binnen hoog oplaaien. “Broertje, wat ben jij daar aan het doen,” weerklinkt uit de kamer. Zou de zielenknijper de man boos hebben gemaakt? Snel belt Gerard de politie op. In de stress vergeet hij dat er aan zijn broek, een directe verbinding met de gevangenis hangt, in de vorm van een megafoon. Met een haastige stem spreekt hij: “Goedemiddag, u spreekt met Gerard Molen, ik moet hier een beer bewaken, hij is nu kwaad geworden en u moet me helpen! Alleen kan ik hem niet aan.” Aan de andere kant van de lijn begint de agent te grinniken. “Maar meneer, wij zijn de politie, we zijn geen berentemmers. Misschien moet u het circus eens proberen.” “Ik omschrijf de man slechts als beer, ik wilde u geen angst aanjagen door zijn naam te zeggen, dan komt u helemaal niet meer.” “Meneer, wij zijn getraind om slechte mannen op te pakken. Hoe heet ‘ie?” “Het is Andrej Gorbawitsj Lebezjatnikow.” Al het geluid valt aan de andere kant weg. “Meneer, bent u er nog? Ik zei net dat het Andrej Gorbawitsj Lebezjatnikow is. Komt u nu?” “U bedoelt serieus die seriemoordenaar? De geïmporteerde gek?” “Ja. En de psychiater begint redelijk bang te worden. Hoort u het geschreeuw op de achtergrond?” “Ja,” antwoord de niet zo stoere agent. “Dat is Andrej, die boos is.” Terwijl de agent vertrouwen herwinnend belooft hij onmiddellijk actie te ondernemen. Haastig vraagt hij het adres en zegt zo snel mogelijk bij Gerard te komen. “Baas? Ik heb net een telefoontje gekregen, waarbij een bewaker me vertelde dat diegene die hij moet bewaken aan het flippen is. Hij zegt dat hij hulp nodig heeft en ik geloof dat we hem die hulp moeten geven. Het is een gevaarlijke man, die hij bewaakt. U kent hem zeker, het is die geschifte Rus! Die seriemoordenaar. Wat doen we nu?” “Rustig, rustig. Hoe weet je of het waar is? Voor hetzelfde geld is het een oude gek die zich verveelt.” “Ik hoorde de gozer zelf op de achtergrond brullen! Hij klonk erg kwaad.” De chef kijkt de nieuweling eventjes aan. Waarschijnlijk dacht de jongen dat iedereen eerlijk was en geen geintjes met de politie uit wilde halen. Jonge fanatiekelingen... “Goed, stuur er maar twee man op af.” Eventjes kijkt Frank de man vol verbazing aan. Snapte zijn chef de ernst van de situatie niet? Met twee man bedwing je geen reus! “We hebben het hier over Andrej Gorbawitsj Lebezjatnikow, die idiote beer! Twee man is niet genoeg, ze zullen overrompeld worden.” “We zullen zien. Als ze het niet aan kunnen, mogen ze altijd nog om versterking vragen.” Met een verongelijkt gezicht stuurt Frank de twee sterkste agenten richting Andrej. Zouden ze het redden?
__________________
Cry 'Havoc' and let slip the dogs of War.
Laatst gewijzigd op 12-01-2003 om 15:33. |
11-01-2003, 19:55 | |
Meneer, u wat we hebben afgesproken?
Ik denk dat je een woord bent vergeten of per ongeluk de “u” getypt. ”Wat? Man, praast normaal.” Ik denk dat je praat eens bedoelt. Daar de reus hem ook niet wil tutoyeren, durft hij het bij hem niet te doen. Zouden de bewakers nog in het gebouw zijn? “Chef, kan Gerard de man alleen wel aan? Hij is de jongste niet meer,” vraagt Lisanne Alberts, bewaker van de vrouwenvleugel, aan haar chef. Een witregel tussen deze 2 zinnen is mooier, bij de andere overgangen naar andere personen doe je dat ook, dus het is beter als je het hier ook doet. In de vette zin zegt Lissanne eerst “Chef” en daarna zeg je “vraagt… aan haar chef”. Het is dan dubbelop en het staat niet zo mooi. Het versterkt het reusachtige karakter van de de man. 2e “de” moet weg. Hij vraagt haastig het adres en zegt zo snel mogelijk bij Gerard aan te komen. “Aan” hoeft hier niet, maar het is misschien beter als je het wat anders zegt. Bijv: “en zegt zo snel mogelijk bij Gerard te zijn.” Aan het aankomen heb je namelijk niet zo veel, meer als die man er is om Gerard te helpen. Verder is het een geweldig verhaal. Een titel: Maatschappijmoordenaar. Omdat hij vindt dat de maatschappij slecht is en er goed aan doet om mensen te vermoorden om de wereld te verbeteren. Doe moorden hebben natuurlijk “maatschappijontwrichtende” werking, dus dat de maatschappij als het ware als geheel “dood” is, zolang die man niet word gepakt. Kijk maar wat je ervan vind, deze kwam zo bij mij op.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|
11-01-2003, 20:55 | |
Zo, dat waren (geloof ik) de laatste wijzigingen. Ieke, het laatste wat je zei, over "Hij vraagt haastig het adres en zegt zo snel mogelijk bij Gerard aan te komen." ga ik zo laten. Dan kan je het nog dubbel opvatten, hoewel ik 'aan' weghaal.
Bedankt!
__________________
Cry 'Havoc' and let slip the dogs of War.
|
12-01-2003, 07:57 | ||
Citaat:
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|
12-01-2003, 12:20 | ||
Citaat:
Ik bedoel als titel de "De idiote beer!". Mijn rede hiertoe is dat het zijn bijnaam is maar iemand die het verhaaltje nog niet gelezen heeft denkt dan dat het over een beer gaat. snappie dat een beetje? cya
__________________
"Well if it’s from the internatz it must be true!" © Jamie Hyneman 27-5-2009
|
12-01-2003, 14:14 | ||
Citaat:
Ik zit er ondertussen ook aan te denken om het nog uit te breiden, omdat het verhaal eigenlijk niet af is. Wat jullie?
__________________
Cry 'Havoc' and let slip the dogs of War.
|
Ads door Google |
12-01-2003, 15:43 | ||
Citaat:
__________________
"Well if it’s from the internatz it must be true!" © Jamie Hyneman 27-5-2009
|
|
|
Soortgelijke topics | ||||
Forum | Topic | Reacties | Laatste bericht | |
Verhalen & Gedichten |
begin van verhaal huntingyade | 5 | 21-04-2010 11:11 | |
Verhalen & Gedichten |
[ Begin van Verhaal ] Behold, and enjoy... niam | 14 | 04-01-2005 22:43 | |
Verhalen & Gedichten |
Begin van een verhaal... meningen aub :) ?? Poziomka | 6 | 11-08-2003 20:55 | |
Verhalen & Gedichten |
[begin van een verhaal] Flipje het Kipje | 4 | 25-05-2003 22:55 | |
ARTistiek |
begin van een verhaal .."Dirk en zijn paranormaal begaafde dwergpanda" de wijze jodokus | 17 | 17-02-2002 15:10 | |
ARTistiek |
Begin van iets zand | 5 | 07-11-2001 13:10 |