-waarschuwing-
ik vind dit verhaal nogal slecht, omdat het walgelijk achterhaald en cliché is.. misschien zijn er mensen die er anders over denken

=)
Behoedzaam, bij elke beweging die hij maakte nam hij de omgeving zorgvuldig in zich op. Het wegstervende zonlicht wierp een oranje gloed over het landschap, en omkranste zijn donkere silhouet. Een verkillende bries deed hem haast onmerkbaar sidderen. Voor de zoveelste keer die avond liet hij zijn blik ronddwalen, en met een schok realiseerde hij zich dat er iets niet klopte. Er was iets veranderd, niet zichtbaar, maar de atmosfeer leek een voelbare dreiging uit te stralen. De windkracht nam toe, en de koperkleurige bladeren aan één van de kastanjebomen links van hem dwarrelden naar beneden. Een stevige bries, zwanger van lotsbestemming probeerde hem uit zijn evenwicht te brengen, en speelde jankend door zijn haar. Hij sloot zijn ogen en snoof zijn longen vol met ijskoude lucht, en een fractie van een seconde was hij in de waan dat er ogen naar hem gluurden, ogen van een bovennatuurlijk wezen dat niet kan bestaan, maar dat toch deed. Opeens dwarrelden er minuscule sneeuwvlokjes uit de grijs betrokken lucht. Hij bedekte zijn ogen met zijn gehandschoende linkerhand, en keek tussen de spleetjes van zijn vingers door naar de verre horizon, waar zijn doel zich ergens moest bevinden. De sneeuwval nam toe, sneeuwvlokjes prikten in zijn ogen, en de toenemende wind verkleumde hem tot op het bot. Het enige wat hij kon zien was sneeuw, met hier en daar een paar plekken zwart ertussendoor, als een dood kanaal op een oude televisie. Even bleef hij staan, innerlijke tweestrijd voerend. Zijn gezond verstand won het van zijn honger naar avontuur, en hij draaide zich om en liep het kreupelhout in, om beschutting te zoeken tegen de ijskoude wind. Al snel vond hij een geschikte plaats, en hij betrapte zichzelf er op dat hij wegdommelde, ondanks de kou. Hij trok zijn handschoen uit, en beet in de muis van zijn hand om wakker te blijven. Hij spande zijn spieren, en ontspande ze weer. Hij moest wakker blijven..
Hij opende zijn ogen. Wit, overal wit. Geërgerd veegde hij de sneeuw van zich af. Verdomme, nu was hij toch ingeslapen. Waarschijnlijk maar even. Zijn spieren waren pijnlijk, en zijn handschoen, die hij eerder uitgetrokken had, lag stijf bevroren naast hem in de sneeuw. Hij gromde een onverstaanbare vloek, en overdacht zijn opdracht nog eens. Zo moeilijk was het niet, een simpele liquidatie van zomaar één of ander bovennatuurlijk wezen. Een routineklus voor hem, de veelgeprezen ‘Only Fear Of Evil’. Hij zuchtte, zijn adem bevroor onmiddellijk. Het kwik was, toen hij sliep, vermoedelijk gedaald tot ver onder nul. En hij had nog een heel eind voor de boeg. Hij deed de bevroren handschoen aan zijn ijskoude hand, en vervolgde zijn weg. De bevroren sneeuw kraakte onder zijn laarzen, hij voelde zich bekeken, begluurt door vijandige ogen. Opeens viel hem iets op. Een eindje verderop zag hij een rode vlek in de maagdelijk witte sneeuw. Hij snelde erheen. Net wat hij dacht, bloed. Hij trok zijn handschoen weer uit, en stak het topje van zijn vinger in de sneeuw. Het was nog warm, hoogstens van een paar minuten geleden. Hij liet zijn blik langzaam over de sneeuw glijden, en merkte een spoor van bloeddruppels op. Zijn hart klopte sneller dan gewoonlijk, en adrenaline spoot door zijn lichaam toen hij het spoor begon te volgen. Op sommige plaatsen waren de bloedvlekken groter, en er waren ook menselijke voetsporen te onderscheidden. Het menselijke wezen had zo te zien wanhopig geprobeerd zijn sporen uit te wissen, maar was daar niet in geslaagd.
Na een meter of veertig kwamen er andere, niet menselijke voetsporen uit een zijpad. Een gevoel van onbehagen bekroop hem. Er was hier hevig gevochten tussen de eigenaar van het bloed, en iets dat leek op een wolf, nee. Groter dan een wolf. De wanhopige pogingen om de voetsporen uit te wissen waren duidelijk gestaakt, want overal waren diepe sporen te zien, dat erop wees dat het mens rende. De afdrukken van klauwen cirkelden om de andere sporen heen, kruisten ze weer, of liepen parallel aan ze. De sneeuw was besmeurd met donkerrood bloed. Hij probeerde zich een voorstelling te maken van wat hier hoogstens tien minuten geleden gebeurt was. Een menselijke levensvorm, achtervolgd, verwond en uitgedaagd door iets dat groter was dan een wolf. Hij liep behoedzaam verder, en voor hij het wist stond hij op een open plek. En wat hij daar zag, benam hem de adem, en kneep zijn keel dicht van afschuw. Het liefst wilde hij zijn hoofd afwendden, maar gefascineerd door de gruwelijkheid bleef hij staan staren.
Er was geen twijfel over mogelijk dat hier op leven en dood gevochten was. Met een duidelijke verliezer. Midden op de open plek, in de door bloed ontmaagde sneeuw lag een man. Om hem heen stonden afdrukken van bebloede klauwen, en diepe kuilen van waar de man eerder gevallen was. Voorzichtig liep hij naar het lichaam toe, maar deinsde kokhalzend terug. De tere, menselijke huid van de man was botweg opengereten door de tanden en klauwen van het roofdier. De linkerarm van het verminkte slachtoffer was veranderd in een bloederige massa van vlees, spieren en botsplinters. In de huid van zijn gezicht stonden tandafdrukken, alsof het dier geprobeerd had zijn hoofd als een walnoot te kraken. Maar dat was nog niet het ergste.. De borstkas van de man ging zwoegend op en neer, en hij haalde piepend adem. Opeens, geluid en een beweging aan zijn linkerzijde. Dodelijk geschrokken keek hij op, een onderdrukte een kreet. Hij trok razendsnel zijn dolk uit zijn laars, en zette zich schrap voor de aanval van de enorme wolf, die als een goederentrein op hem af gedenderd kwam..
verder ben ik nog niet, eerst maar eens wachten op commentaar.