Registreer FAQ Ledenlijst Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Topic gesloten
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 14-06-2006, 20:03
Verwijderd
08:46:34

- Zo koud. Het is hier zo verdomd koud. Zo’n vervloekt, verbitterd, ongelofelijk koud, zo’n dag waarin de vogeltjes die de winter tot dusver hebben overleefd hun broze, bevroren vleugels na de zoveelste kille, gemene nacht los moeten scheuren om vervolgens aan fatale bloedingen alsnog te sterven. Verrekt te zwakke vogeltjes. Verrekt te wrede winter… -

Het schelle belletje scheurt de ochtendstilte bruut uiteen. Een langharige jongen stapt ge-ipodt en al de winkel in. Meteen sleurt hij de kou van buiten en een flinke dosis lawaai van zichzelf (samen met het geruis van het mierenneukende ochtendverkeer vermengd tot een oorverdovende melangé) met zich mee de kleine winkel in.De deur valt met een verontwaardigd geluid weer terug in z’n voegen en kreunt zachtjes om deze mishandeling. Buiten wordt gelukkig weer afgesloten. Dat houdt het overmaat aan decibel echter niet tegen, de jongen is zelfvoorzienend genoeg om z’n eigen herrie mee te hebben genomen:

“...Please allow me to introduce myself...”

groet de mp3-speler de oude literatuur elektronische dreunend toe. De jongen loopt op die ongeïnteresseerde, achteloze manier die de jeugd eigen is langs wat Richard de expositiesalontafel noemt en klauwt met z’n hoogstwaarschijnlijk in maanden niet gewassen nagels in de prachtexemplaren die daar prachtexemplaar liggen te wezen.
“Môge...”
“Goedemorgen…”

- De kou rolt als een bulldozer over het land heen en slokt alle variatie aan kleur en diepgang in zich op. Maar zij was anders. We luisterden naar Doe maar en we zongen diepzinnig dronken in elkaar oren tot we doof werden van verlangen. -

Zonder het zelf echt in de gaten te hebben slaat hij met een dreun op de toonbank. De jongen kijkt tussen z’n dreadlocks door ietwat verontrust op, maar vervalt al gauw weer in z’n oude, ‘chill’ manier van doen en struint weer (hoogstwaarschijnlijk gevoed door een onbedwingbare, studentikoze drang tot quasi-intelligentie) door de winkel heen en terug. Richard duikt razendsnel (hij is niet van plan dat joch ook maar meer dan één seconde uit het oog te verliezen) ergens onder en begint te zoeken. Te zoeken naar een notieblok. Met een stompe potlood (iets anders kan hij in de haast niet meer vinden) krast hij ruw de smetteloosheid van het papier kapot.

- Flashback: Pijnlijk langzaam likt ze haar ijsje. Het is 1996. Ze draagt een groen met witte zomerjurk.
‘Ik wil nog niet naar huis...’ ademt giechelend zzzzachtjes in zijn oor. De zon schroeit traag met beloftes de wereld in slaap: er is geen morgen want dat hoeft helemaal niet. –


Gerommel in de wiskundehoek. Iets valt met een droge papyrusplof op de grond. Wat zacht geschuifel volgt. Gealarmeerd kijkt Richard op van z’n schrijfwerk. De jongen. Uiteraard.
“Kan ik je ergens mee helpen?”
even blijft het stil.
“Nee… nee sorry man, ik liet iets vallen…” mompelt het UvA-verschijnsel terug. Richard spant z’n gezichtsspieren en produceert iets dat voor een hartelijke glimlach door zou kunnen gaan.

- Ze had een groene zonnebril. Een groene ja. Zo’n dik jaren ‘60-montuur, met lichte glazen. Paste bij haar jurk. Dat was alles. Alles wat ze aanhad. Geen ondergoed. Vervloekt geen ondergoed. We hadden seks in de auto. -

De jongen draait nog een nutteloos rondje om z’n eigen as, vraagt zich af waarom hij hier eigenlijk is en niet op college en besluit vervolgens dat het zo wel welletjes is geweest. Hij slingert zijn Eastpack weer op zijn rug en groet Richard nog op zijn weg richting de uitgang. Deze reageert echter amper. Diens blik is glibberig en glazig. In twee stappen is het joch de krappe, met boeken beladen ruimte door en gooit de deur open. Een koude rilling klimt Richard’s ruggengraat omhoog vanwege de ijzige lucht die kans ziet binnen te stromen en dit schudt hem weer een beetje wakker. Koud. Koud-koud-koudkoudkoud.
Hij hoort de klap van de deurpost eerder dan dat hij hem ziet en de jongen is weg. Zijn muziek

“…just call me Lucifer, cause I’m in need of some restraint...”

blijft nog even in de kamer hangen voordat ook deze besluit te vertrekken en Richard in zwijgende stilte achter te laten. Richard kijkt omlaag en ziet dat de letters die hij trachtte te schrijven slechts uit grillige strepen en ongecontroleerde lijnen bestaan. Met een fel, van schaamte vervuld gebaar scheurt hij het notitieblok in stukken en gooit de snippers in de prullenbak in de hoek.


08:52:12

“Jézus, hoe hoog staat dat ding…?” roept ze en loopt meteen richting thermosstaat.
“Ook goedemorgen...”
Ze drukt een kus op z’n wang en graait ondertussen in haar jaszak, waarschijnlijk op zoek naar haar portemonnee of mobiel.
“…fijn geslapen?”
Ze knikt.
“Het was vreemd om weer in m’n oude bed te liggen. Jij goed geslapen? Waren er trouwens nou net klanten…?”
“Hmhm… je kent het wel, student. Komt later op de dag nog een keer struinen en koopt vervolgens niks…” murmelt hij en loopt richting de bijkeuken. Ondertussen blijft zij doorzoeken naar wat het ook moge zijn dat ze mist.
“…koffie..?”
“Ohh nee dank je, ik moet weg. Koop onderweg op het station wel wat.”
“Oké.” zegt hij en schuifelt terug. Hij voelt zich oud en vermoeid. Vooral oud.
“Doe je wel wat warmers aan dan dat? Het is koud buiten.”
“Valt wel mee toch?” zegt ze twijfelachtig en werpt een blik naar buiten door de hoge glas-in-loodramen. “Ik heb net nog zo op het balkon gestaan zonder problemen.”
“Het is hier koud...”
Even kijkt ze hem bezorgd aan.
“Pap, voel je je wel goed? Ik vind je een beetje bleek zien.”
Ze loopt naar hem toe en legt haar hand op z’n voorhoofd.
“Je voelt ook ietwat warm aan. Ik vond het al zo vreemd dat je over kou begon. Zo anders even de winkel sluiten, een aspirientje nemen en lekker je bed in.” bemoederd ze, amper 19 jaar oud. Hij knikt.
“Vast een griepje of zo…wel naar me luisteren hè…?”
“Ik ga na de lunch wel even liggen, oké? Dan is het toch nooit druk.”
“Beloofd?”
“Beloofd.” zegt hij geruststellend en knijpt zachtjes in haar hand.


13:59:36

Langzaam loopt hij het gehele pand door. Mooi, oud pand. Mooi, met grote, eikenhouten steunbalken om het plafond op z’n plaats te houden. Vroeger was dit een graanpakhuis. Koud hier. Zo vreselijk koud. K-k-k-koud. Waar is iedereen? Niemand. De winkel is leeg.
Mooie, dure, oude boeken ook. Hij streelt met zijn vingers over de duizenden kaften en tikt even op de titels. Zij nagels maken lange strepen in het zachte stof dat zich in de jaren verzamelt heeft. Prachtige boeken, geschreven door de beste schrijvers op het fijnste papier. Tergend langzaam sluipt hij de letters langs: Jan van der Made, Geert Mak, Nicolaas Matsier, Willem de Mérode…

- Ze is zo verdomd mooi. Zo mooi ja. En de winter is zo’n kreng. Die steriele, nietszeggende leegte die een onaf, knagend gevoel van binnen oproept en alles in één grote hap opslokt. Alles bevriest opdat het niet meer bewegen kan. Verdomme verdomme verdomme. Alles is verdwenen. Alles is gewond en bloedend en loopt van binnen langzaam leeg.-

Het is een klein vlammetje, zo op het eerste gezicht. Absoluut niet imponerend of bedreigend: hoogstens alsof het een beetje kan kietelen. Lief ziet het er uit, als geborgenheid. Geborgenheid en iets van warmte. Bijna onmerkbaar is het, zo nietig, zowat kinderlijk. Het kleine schatje likt zachtjes langs de lucifer en loopt naar beneden richting Richard’s vingers. Het begint nu te branden, en Richard legt het in een langzame, soepele beweging (om het niet aan het schrikken te maken) op de expositiesalontafel.

- Ze had die dag heel cliché een picknickmand ingepakt. We hadden alleen geen picknickmanden, dus zat het maar een beetje in een plastic zakje. Ze was stil die dag, ze zei minder dan je in jaren had gedaan. Toch viel het mij niet op. Niets behalve zijzelf kon mij nog opvallen. Ik telde de bloemen op haar jurk en telde de blaadjes.

‘Ze houdt van me, ze houdt niet van me, ze houdt van me…’-


Verlegen blijft het vuurtje nog even om zich heen kijken en rustig en mak op ‘van oude mensen, de dingen, die voorbijgaan’ van Louis Couperus liggen. Het lijkt niet helemaal te weten waar het heen moet. Richard besluit hem te helpen met een klein vriendje: al spoedig branden niet slechts de boeken, maar ook de gehele tafel. Maar het is niet genoeg. Het is nog steeds zo verdomd koud hier. Zo verdomd koud.


14:02:18

(“Dag vriend, dag allernieuwste, allermooiste vriend.”
Hij lacht.)


Het was een namiddag in mei geweest. Een gewone namiddag in mei. Het enige verschil met alle andere namiddagen in mei was dat de winkel gesloten was. Op de ruit stond een vluchtig geschreven briefje geplakt:

‘Gesloten. Moest even weg. Zo terug.’

(Dat briefje hangt er nu nog, al begint het nu in aanzienlijk korte tijd donkere randjes te krijgen en kapot te bladeren van de hitte. Het vuur giechelt enthousiast door de hele kamer heen en grijpt nu wat het pakken kan. Het kronkelt, draait, tolt en hapt speelt naar hem.)

Pas achteraf realiseerde hij zich dat dit een belachelijke tekst was voor op een winkelruit en dat hij gewoon ‘gesloten wegens onverwachte omstandigheden’ had moeten schrijven. Dat had veel professioneler gestaan. Veel beheerster ook. Er was iets vreselijk gebrokens aan dit haastige, infantiele handschrift.

(Het beeft, koppeltjeduikt, speelt tikkertje over de kast heen en diefje zonder verlos met hem als de dief. Ergens hoort hij de bel, maar hij besteedt er geen aandacht aan. Niemand die door die deur zou kunnen komen heeft hem nog nodig. Hij is al oud en overbodig. Vooral overbodig.)

Het was anders dan hij zich voor had gesteld. Anders dan in de films, geen hoekig, modern aandoend gebouw was het, geen raamloos gevaarte dat als een stop tussen twee werelden fungeert. Oud was het, sierlijk van bouw en gracieus in ornamenten. Het enige verschil met andere gebouwen was het temperatuurverschil dat hem direct bij binnenkomt ijzig in het gezicht sloeg en al de adem ontnam. Zijn adem kwam in korte, nerveuze wolkjes naar buiten terwijl hij bleek en bewegingloos naast de dokter

- patholoog, zo iemand heet een patholoog…-

de patholoog stond en hij hoorde hoe met een droog, ritselend geluid de deken weg werd getrokken. Het klonk als schuurpapier over een diepgevroren open wond. Nog durfde hij niet te kijken en nog was zijn blik strak op de muur gericht. Nog had hij het gevoel dat hij over dit moment heen kon werken, dat het al voorbij was, of dat hij (nog beter zelfs) terug kon gaan, terug naar waar het niet zo klinisch doods was, niet zo rillerig vol met krijsende gedachtes die gillend via de muren weer terug naar hem stuiterden. Terug naar een plaats waar het niet zo kil was.
“Meneer…” klonk ergens ver weg. Er was geen weg terug. Met bevende onderlip knikte hij stilletjes, sloeg zijn blik neer en keek. Keek. Keek en begon te schreeuwen. Daarna werd alles stil op het eindeloos fluisteren van de waarheid na.

(“Meneer…!”)

“Meneer… moet ik iemand voor u bellen …?”
Klappertandend kijkt hij naar haar op. Zijn lippen blauw, zijn ogen verwilderd kijkt hij de agente aan.
“Koud…” sist hij “…koud…”

(Die jongen weer. Die kankerjongen weer. Waarom is hij teruggekomen? Er hangt toch een briefje voor de deur of niet soms?
“Meneer, u moet meekomen…”
“NEE.”)

- Koud koud koud koud koud-koud-koudkoudkoud… -


Ze hadden haar verdomme in een koelkast gestopt. Alsof ze rauw rundvlees was, in een levensgrote, vraatzuchtige Frigidaire hadden ze zijn liefste gestopt, net zo een koelbox als zijn grootmoeder vroeger had. Maar dan veel groter, killer, k-k-k-kouder. Nooit, nooit meer zou hij warm worden. Nooit meer.

(Alles is rood. Hij is rood, de muren zijn rood, de boeken, de tafels, de stoelen, de toonbank. De jongen is rood, de jongen is het roodst van allemaal. Op zijn hoofd zit een grote vlek waar Richard de encyclopedie neer heeft laten komen. Maar dat is niet erg. Zijn nieuwe liefste ruimt alles haastig al op en begint nu aan Richard zelf. Hij gilt. Ze is warm, heet, troostend, ze is zo scherp als bedrog en einde en liefde en pijn en leven en d-d-doodgaan en vooral doodgaan en zoals zij ja zij z-z-z-zij zij)

Pijnlijk langzaam likt ze haar ijsje. Het is 1996. Ze draagt een groen met witte zomerjurk.
De zon schroeit traag met beloftes de wereld in slaap: er is geen morgen want dat hoeft helemaal niet.
Advertentie
Topic gesloten


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 10:33.