Om daar pas na drie uur weer op te staan en aan het werk te gaan. Ja, ze kwam op het goede moment. Maar nu is het huis weer leeg en begint de aarde weer met haar eindeloze gedraai.
Zelfs het weer werkt die dag niet mee, maar ik laat het mijn geluk niet bederven en besluit de kroeg met een bezoek te vereren. Rennend en struikelend door de regen kan ik weer heerlijk lachen om mijn eigen sores, zoals het een jongeman betaamt. Eenmaal in de kroeg aangekomen, begint de dag pas echt met een hete chocolademelk en muziek uit de jaren tachtig op de achtergrond. Ik draai de barkruk naar het raam en kijk eindeloos naar de mensen die met alle moeite trachten droog te blijven in de striemende regen, mijn natte haren veeg ik uit mijn gezicht en voor mijn ogen weg en staar naar buiten. Mensen met tassen op hun hoofd, mensen weggedoken in jassen en mensen vloekend op het weer. Alsof zij er schuld aan heeft dat mensen niet van slecht weer houden.
Maar ondanks de sfeer en de uitermate romantische enscenering lukt het me niet de woorden op papier te krijgen die ik aan een ander voor zou willen leggen. Mijn geheugen laat me niet met rust, ik blijf van het papier opkijken en wegdromen in de leegheid van de eindeloze tijd. Uit de binnenzak van mijn jas haal ik het manuscript dat ik van een vriend van me kreeg, een waar wonder in mijn ogen. Bij het lezen valt me op dat er veel van mijn uitspraken instaan, zelfs delen uit een ouder verhaal van me zijn exact nauwkeurig gekopieerd. Maar nu met spelfouten, stijlfouten en slecht lopende, korte zinnen. Wanneer ik het stuk lees over hem en zijn vriendin en wat ze in bed uitvoeren, houd ik het niet meer en moet de weg naar het toilet rennend afleggen. Wat een achttienjarige uit durft te voeren bij een veertienjarige. Zelfs de fantasie van hem doet me al rijkelijk braken. Trillend op mijn benen weer aan de bar, bestel ik maar weer een hete chocolademelk en besluit mijn waardigheid aan de pouletafel te wagen. Een vrouw vraagt me of ik alleen denk te gaan spelen en ik antwoord met een kort “hm”. Waarop zij een euro in de gleuf stopt en mij een keu reikt. “Bewijs jezelf maar eens”. Lachend stoot ik af, maar geen van de ballen voelt zich door een pocket aangetrokken. Zij speelt drie helen achtereenvolgens weg en laat mij het nakijken. Mijn kansen zijn minimaal, maar door een draaiende stoot langs de band speel ik er in de eerste stoot al twee weg, de tweede stoot één en in de laatste nog eens twee maar wit besluit de halve paarse niet alleen te laten gaan. Aan het eind besluiten we met een eervolle remise. Ze komt naast me staan en vraagt verleidelijk: “Heb je zin om met me mee naar huis te gaan?” Nog net kan ik de braakneigingen onderdrukken, terugdenkend aan het verhaal van mijn vriend, met het verschil dat deze vrouw ongeveer tien jaar ouder zal zijn dan ik. Ik bedank en zoek mijn barkruk weer op, en de inmiddels lauw geworden chocomelk is goed te drinken met het uitzicht op een flauw zonnetje aan de horizon. Ik weet heel goed dat thuis een berg huiswerk op me wacht en ik weet heel goed dat ik nog een politiek artikel in moet sturen naar het blad waar ik voor schrijf, waarschijnlijk is juist dat de reden dat ik me hier uitstekend vermaak in mijn eentje. Twee bekers gesmolten cacao verder, word ik gebeld en voor het eerst in tijden neem ik op zonder eerst te kijken wie het is die me storen wil op een idyllisch moment, het is Frida en Frida huilt. Zij wordt al tijdenlang verscheurd door meerdere vuren waar ze tussen is geplaatst zonder dat ze daar om gevraagd heeft. Haar liefde voor mij wordt constant afgebrand door mijn ex-vriendin en mijn vriend, de ruzies tussen mij en mijn vriend doen haar ook geen goed aangezien we een driehoeksvriendschap hebben. Maar na het telefoongesprek wordt “hebben” “hadden” want David heeft haar geschoffeerd, vertelt dat hij haar niet meer nodig had nu hij een meisje uit Gorinchem als “vriendin” bestempelt en daar zijn verhaal bij kwijt kan. En wanneer Frida me dat vertelt, breekt er iets in mij. Hoeveel lijden had deze vrouw bespaard kunnen blijven als ze mij gewoon niet had leren kennen? Altijd maar twijfels, gesprekken die zich sieren laten door beeldspraak, symboliek en vragen. Want op een gegeven moment probeer je toch elkanders gevoelens wat te ontzien en het taalgebruik overschreed op een gegeven moment de universitaire woordenboeken. Als ik onze gesprekken naging, wist ik vaak zelf niet meer wat ik bedoelde, maar ik heb nooit tegen haar gelogen. Of ik eens langs wilde komen… Nieuwerkerk aan de IJssel, ligt dat niet bij Rotterdam? “Nou, daar ligt het wel.” Zeven uur reizen, voor jou doe ik het met plezier. “Ik zou het met de trein doen, dat gaat sneller.”
__________________
Naamloos kun je niet schuilen// Het pseudoniem is gelogen vandaag.
|