Ik was een beetje aan het speuren op mijn pc (waar duizenden van dit soort verhaaltjes op staan) en ik las deze en vond hem toch wel weer geinig. Weet niet of dit een goede keuze is aangezien het mijn debuut is bij 'Letteren' maar dat kan me nu ff geen f*ck interreseren, ben gewoon benieuwd:
De timing van ophangen, of: onwetendheid is gelukzaligheid.
Soms wou ik dat ik als outsider geboren was. Niet zoals de massa, maar een bewegend blokje, dat kruipend over de grond iedereen aankijkt, heel interessant. Ik zou als enige realiseren dat dit gekkenwerk is, niemand die doorheeft waar hij of zij mee bezig is. Ik denk dat ik er morgen mee zal beginnen, in de wetenschap dat ik al te laat ben.
‘Ik vind exhibitionisme een mooie metafoor ten opzichte van het leven, met aan de ene kant het hele pure, veroorzaakt doordat je zo’n vies oud mannetje naakt ziet (want als je iemand zonder kleding aanschouwt, dan is dat, volgens mij, het dichtste wat je bij een persoon kan komen) maar aan de andere kant dat onbegrijpelijke. Wat doet die man?!!? En daarom is het zo’n perfecte vergelijking met de wereld. Je begrijpt hem, op zijn extreemst, want je bent zelf een stukje ervan. Want jezelf, ja dat snap je…(wereld=leven). Maar aan de andere kant, de naakte piemel van de man, snap je er gewoon simpelweg geen hout van, want waarom leven we? Waarom maken we ons druk om de simpelste dingen. Waarom drukken wij hectisch op het knopje in de tram als we uit willen stappen, waarom bedenken we halverwege een telefoongesprek ons al hoe we gaan afsluiten, ophangen? Nou?’
Ik kijk de zaal in. Links achterin steekt een jongen zijn hand op. Ik gooi een microfoon naar zijn hoofd. Opvallend is dat de rijen voor hem zich omdraaien om te kijken waar de microfoon naartoe vliegt.. Zij wisten niet dat iemand achter hun hoofd zijn vinger op gestoken had. Ik wist het wel, samen met de mensen achter de jongen (we noemen hem Peter) zij en ik waren de wetenden van de zaal, maar het gaat uiteraard met dit voorbeeld om iets zeer onbenulligs.
Peter vangt de microfoon handig op. Hij strekt zijn knieën zodat hij op kan staan. Ik zie dat hij zich vanochtend niet heeft geschoren.
‘Meneer, als ik zo vrij mag zijn, waarom zouden wij hier überhaupt over nadenken. Laat ons gewoon leven, laat jezelf gewoon leven. Al dat eeuwenlange uitgeknepen gezeur over het hoe en wat. Waarom denken we er nog over na? Is er ooit een redelijke oplossing gekomen uit het gefilosofeer? Heeft Plato mij vrede bedacht? Springt er ooit een wijze filosoof op die wat letters brabbelt en vervolgens zullen wij allemaal zeggen: ‘o ja…?’ en verder vredig én beter leven? Nee. Dat denk ik niet. Ik zeg nu, laten we ermee kappen. Het enige wat het voortbrengt zijn mooie speculaties en gekken die zich ondersmeren met poep. Onwetendheid is gelukzaligheid zeg ik. Laat ons nadenken over relaties, liefde krijgen en nemen, ons tobben, ons huilen, ons laten leven en laat iedereen naar mij luisteren: stop met verklaren van het alles, begin bij het (kleine) nu.
Uch.
En nu zijn we vrij, deze filosofie les zou nooit meer moeten bestaan’
Hij gooit de microfoon terug en eerlijk gezegd sta ik met mijn bek vol tanden. Terwijl iedereen lacht, zijn tas opruimt en naar buiten loopt weet ik opeens een ding: de timing van het opnemen is toch belangrijk, dan wel niet het belangrijkste…
Uit: ‘Onzin voor gevorderden’ door V. Middelkoop
|