De abc-formule gebruik je inderdaad bij vergelijkingen met een x² -waarde, een kwadratische vergelijing dus, waarbij het antwoord 0 is.
Zoals: 4x² - 3x + 5 = 0
de a is het getal voor de x² (dus in dit geval 4)
de b is het getal voor de x (in dit geval -3)
de c is het getal zonder x-waarde (in dit geval 5)
Bij deze vergelijking ga je dan de abc formule toepassen die inhoudt: x = (-b ± √D) / 2a
De ± staat er omdat je bij een kwadratische vergelijking meestal 2 oplossingen hebt, dus eerst reken je de x uit met x = (-b + √D) / 2a
en daarna:
x = (-b - √D) / 2a
De D is de discriminant, die je uitrekent met: D= b² - 4ac
Als je dus een kwadratische vergelijking tegenkomt doe je de volgende stappen:
1. je bouwt de vergelijking zo om dat je een vergelijking krijgt als ax² + bx + c = 0
2. je berekent de D, de discriminant
3. je berekent de 2 waarden voor x mbv de abc-formule
Van de D kun je ook al veel afleiden, namelijk:
D > 0, betekent dat er 2 oplossingen uit de abc-formule komen
D = 0, betekent dat er maar 1 oplossing uit de abc-formule komt
D < 0, betekent dat er geen oplossingen zijn
Als je ook wil weten waarom deze bovenstaande regel geldt: de discriminant moet je zien als de top van een bergparabool; wanneer die top boven de x-as ligt, dus groter is dan 0, zijn er 2 snijpunten, dus 2 oplossingen.
Ligt die top precies op de x-as, dus gelijk aan 0, dan is er 1 snijpunt, dus 1 oplossing
Ligt de toponder de x-as, dus kleiner dan 0, dan zijn er geen snijpunten, dus ook geen oplossingen.
Volgens mij is het een beetje een lang en onduidelijk verhaal geworden, maar als je dit naast nog een paar samenvattingen legt moet je er vast wel uitkomen
Heel veel succes volgend jaar!