Iets eerder dan in de topic vermeld stond (2 weken ertussen is idd wel erg lang
) zijn hier de gedichten van de tweede wedstrijd.
Bij deze wedstrijd gold de volgende 'afbakening': Alle gedichten die dit keer werden ingezonden moesten Nederlandstalig zijn en draaien rond het thema 'Oorlog en vrede'. Op deze manier staan de gedichten wat meer met elkaar in verbinding en is een eerlijke beoordeling mogelijk.
Door middel van de poll is het weer mogelijk om je stem uit te brengen op een gedicht. Stemmen zal mogelijk zijn tot 24 april. Hierna zal de poll worden gesloten.
We gaan er vanuit dat jullie zo eerlijk zijn om jullie niet op jullie eigen gedicht te focussen, maar de andere gedichten ook een kans te geven.
Het is zover
het moment is bijna gekomen,
waar ik zo lang heb over liggen dromen,
de rust e tegerlijkertijd de onrust,
de zon maar ook de maan,
zijn al vaak ondergegaan,
maar toch blijft het zwart en wit,
ik zie mensen voor me,
met een blik vol haat en verdriet
ik krijg het plots erg warm,
ik wordt duizelig en val,
in een erg diep dal,
niemand zie ik meer,
ik wordt wakker ,
ik ben op stap naar de bakker
en plots zie ik een hels vuur,
het is herbegonnen,
we zijn dan toch niet gewonnen...
Oorlog
Tranen in mijn ogen
Mijn lippen smaken zand
Vol pijn en onbewogen
Lig ik aan de kant
Zo diep mogelijk weggedoken
In een hoekje van de straat
Een jongen, dood en gebroken
Door iedereen gehaat
Een onvermijdelijke druk
Waar het toch om draait?
Een wereld zonder geluk
De grond, met lijken bezaaid
Weer voor Oorlog
Ik fiets door de stad,
De donkere wolken gaan met snelle vaart over me heen.
Dit is echt weer dat bij oorlog hoort,
Hier is geen oorlog,
Maar elke druppel die er valt,
Zie ik als een bom die valt.
Als ik aan kom op mijn bestemming,
Ben ik drijf nat en ingestort,
Plat gebombadeert door de regen.
Naamloos
Ik sterf voor volk en vaderland,
ik denk er niet bij na.
Het is een vanzelfsprekendheid,
de wil van hogerhand.
Natuurlijk droom ik van een mooi bestaan;
mijn eigen boerderij.
Ik wil m'n kinderen niet kwijt,
maar als Allah roept dan zal ik gaan.
Vaarwel.
Oorlogsdochter
Ze ziet de oorlog in haar dromen
en bommen vallen in haar hoofd.
Hoewel ze toch is blijven leven
gaat ze elke dag weer dood.
Voor de graven plukt ze bloemen
omdat het van haar vader moet.
De rode rozen hebben dorens
en ruiken nu naar dodenbloed.
De warmte wil ze maar niet voelen,
de zon schijnt nooit meer echt voor haar.
En hoewel ze leeft in vrede,
ontvlucht ze steeds weer het gevaar.
Executie
geleund naar voren,
vanaf de knieën.
Té ver, naar voren.
De rug die recht zich
opdat het het lichaam
de val zou besparen.
Te laat, schaduw valt
In diepte voor hem uit.
De man die volgt,
langzaam, in gedachten
Armen dicht geslagen
om te kunnen huilen.
Twee eigen schouders
bieden schokkend troost.
Verandering
Eens leefden we samen
niet eens in liefde,
doch in de wetenschap
van elkanders soort te zijn
We waren verbonden
zonder te weten wie
of wat we werkelijk waren
Maar we waren samen
één en hetzelfde volk
Zelfs zo verschillend,
nog altijd hetzelfde zijn
Nu staar ik slechts
een vuurrood bloedbad
Zonder herkenning,
met pijn in mijn hart
Ouderloos
Daar stond ze dan
Kleding gescheurd
Haar verwilderd
Gezicht verkleurd
Ze keek me aan
Met ogen donkerblauw
En sprak heel zacht
Wat moet ik nou?
Nog geen acht jaar
En geen ouders meer