Citaat:
Een man en een vrouw krijgen 4 kinderen, alle 4 de kinderen hebben verschillende bloedgroepen, leid af welke bloedgroepen de ouders hebben.
|
Je hebt 4 bloedgroepen: A, B, AB, en O.
O is ressersief, A en B zijn dominant.
Ouder 1 = AO
Ouder 2 = BO
Kruisingstabel:
Ouder 1 geeft A of O.
Ouder 2 geeft B of O.
A + O = AO = Bloedgroep A, A = dominant over O.
O + O = OO = Bloedgroep O.
B + O = BO = Bloedgroep B, B = dominant over O.
A + B = AB = Bloedgroep AB, Zowel A als B zijn dominant, en hier komen ze beide tot expressie.
Citaat:
Een vrouw met bloedgroep A brengt een kind ter wereld met bloedgroep B,leid af welke bloedgroepen de vader mogelijk kan hebben.
|
Moeder = Bloedgroep A.
Kind = Bloedgroep B, = BB of BO.
Wat kan de moeder nog meer hebben als 2e gen: A, B of O.
AA = Kind moet een A erven, dan kan het kind niet Bloedgoep B hebben. Maar zou het AB hebben.
AB kan ook niet, de moeder heeft bloedgroep A.
Moeder = AO.
Vader, heeft een B nodig, anders kan het kind geen B hebben. Want dit kan niet van de moeder af komen.
Mogelijkheden bloedgroep vader = BB of BO of AB.
Citaat:
Bij radijsjes worden zowel vorm als kleur van de knolletjes erfelijk bepaald. De vorm kan lang,rond, of ovaal zijn. De kleur rood, paars, of wit. Als een plant met lange rode knolletjes word gekruist met een plant met ronde witte knolletjes ontstaan nakomelingen met uitsluitend ovale paarse knolletjes. Leid af welke planten een kweker met elkaar moet kruisen om een zaad te verkrijgen waaruit uitsluitend planten met ronde paarse knolletjes ontstaat.
|
Vormen = lang, rond ovaal.
Kleuren = roos, paars, wit.
Plant1 = lange ronde knolletjes.
Plant2 = ronde witte knolletjes.
Plant1 x Plant2
F1 = ovale paarse knolletjes.
Ik denk dat als je planten wil hebben met ronde paarse knolletjes, dan je dan moet kruisen met elkaar:
PlantA = ronde rode knolletjes.
PlantB = ronde witte knolletjes.
PlantA x plantB
F1 = ronde paarse knolletjes.
Want rond + lang = ovaal.
Doe je daarna ovaal x rond dan krijg je 50% rond, 50% ovaal.
Dus je moet 2 ronde kruisen voor ronde knolletjes.
Paarse knolletjes krijg je alleen met 1 gen van de rode, en 1 gen van de witte.
Citaat:
Bij tomaten is het gen E voor enkelvoudige bloeiwijze dominant over het gen e voor samengestelde bloeiwijze. Het gen R voor ingesneden bladrand is dominant over het gen r met gave bladrand.
Een plant met enkelvoudige bloeiwijze en ingesneden bladeren wordt gekruist met een plant met samengestelde bloeiwijze en gave bladeren. Van de nakomelingen heeft 50% een enkelvoudige bloeiwijze en ingesneden bladeren, en 50% een samengestelde bloeiwijze en gave bladeren.
Leid af wat voor nakomelingenschap je kunt verwachten wanneer bij de ouderplant met enkelvoudige bloeiwijze en ingesneden bladeren zelfbestuiving plaats vindt.
|
E = enkelvoudige bloeiwijze.
e = samengestelde bloeiwijze.
R = ingesneden bladrand.
r = gave bladrand.
* = onbekend gen
Plant1 = enkelvoudige bloeiwijze (E*) + ingesneden bladeren (R*).
Plant2 = samengestelde bloeiwijze (ee) + gave bladeren (rr).
F1 =
50% enkelvoudige bloeiwijze + ingesneden bladeren.
50% samengestelde bloeiwijze + gave bladeren.
Dus:
Plant1 = Ee + Rr.
Plant2 = ee + rr.
F1 =
50% = Ee + Rr.
50% = ee + rr.
Als we nu terugkomen op de vraag heb je dus:
Plant1 x Plant1.
Als je dit in een kruisingstabel zet heb je het antwoord.