Advertentie | |
|
24-01-2007, 16:08 | ||
Citaat:
5 En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. 6 Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij behoorden U toe en Gij hebt hen Mij gegeven en zij hebben uw woord bewaard. 7 Nu weten zij, dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt, 8 want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij hebben ze aangenomen en in waarheid erkend, dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt. Ook staat er dat de Heer van de Vader is uitgegaan. Hier staat dat de Heer zijn heerlijkheid heeft afgelegd en later zou Hij die weer terugkrijgen, nadat zijn werk volbracht zou zijn.
__________________
Straffen tegen drugs zouden niet schadelijker mogen zijn dan het gebruik van de drug zelf.
|
24-01-2007, 16:15 | ||
Citaat:
God´s zegen
__________________
Straffen tegen drugs zouden niet schadelijker mogen zijn dan het gebruik van de drug zelf.
|
24-01-2007, 16:19 | ||
Citaat:
__________________
Straffen tegen drugs zouden niet schadelijker mogen zijn dan het gebruik van de drug zelf.
|
24-01-2007, 16:21 | ||
Citaat:
__________________
Straffen tegen drugs zouden niet schadelijker mogen zijn dan het gebruik van de drug zelf.
|
24-01-2007, 17:11 | ||
Citaat:
In Christus
__________________
Straffen tegen drugs zouden niet schadelijker mogen zijn dan het gebruik van de drug zelf.
|
24-01-2007, 17:45 | ||
Citaat:
Maar ok aangezien je kennis van de bijbel duidelijk beperkt is, hier nogmaal was uitleggingen. Joh 1:1 heb ik op pag 2 al uitgelegd, en op pag 3 had iemand anders dat ook al aangehaald (heb ik ook al verwezen naar pag 2). Missch kun je ipv alleen je eigen tekst ook andermans tekst lezen? Ik denk niet dat ik Elohim moet uitleggen, aangezien Il Organista al duidelijk maakt dat het geen meervoudsvorm is, maar goed omdat ik t niet kan laten: JEZUS noemde God „de enige ware God” (Johannes 17:3). Nooit sprak hij over God als een uit meerdere personen bestaande godheid. Om die reden wordt nergens in de bijbel iemand anders dan Jehovah de Almachtige genoemd. Het woord „almachtig” zou anders zijn betekenis verliezen. Noch Jezus noch de heilige geest wordt ooit zo genoemd, want alleen Jehovah is oppermachtig. In Genesis 17:1 verklaart hij: „Ik ben God de Almachtige.” En in Exodus 18:11 staat: „Jehovah [is] groter ._._. dan alle andere goden.” In de Hebreeuwse Geschriften heeft het woord ’eloh′ah (god) twee meervoudsvormen, namelijk ’elo·him′ (goden) en ’elo·hē′ (goden van). Deze meervoudsvormen hebben gewoonlijk betrekking op Jehovah en worden in dat geval in het enkelvoud vertaald met „God”. Wijzen deze meervoudsvormen op een Drieëenheid? Nee. In A Dictionary of the Bible zegt William Smith: „Het fantasievolle denkbeeld dat [’elo·him′] betrekking had op de drieëenheid van personen in de Godheid, vindt thans onder bijbelgeleerden nauwelijks steun. Ňf het is wat grammatici de pluralis majestatis noemen, ňf het duidt de volheid van goddelijke sterkte aan, de som van de krachten die God tentoonspreidt.” The American Journal of Semitic Languages and Literatures zegt over het woord ’elo·him′: „Het wordt bijna onveranderlijk verbonden met een enkelvoudige werkwoordsvorm en heeft een enkelvoudige bijvoeglijke bepaling bij zich.” Ter illustratie: de titel ’elo·him′ komt op zichzelf staand in het scheppingsverslag 35_maal voor, en steeds staat het werkwoord dat beschrijft wat God zei en deed, in het enkelvoud (Genesis 1:1–2:4). Die publikatie concludeert derhalve: „[’Elo·him′] moet veeleer uitgelegd worden als een versterkend meervoud, dat op grootheid en majesteit duidt.” ’Elo·him′ betekent niet „personen”, maar „goden”. Degenen die beweren dat dit woord een Drieëenheid impliceert, maken zichzelf dan ook tot polytheďsten, aanbidders van meer dan één God. Waarom? Omdat het zou betekenen dat er drie goden in de Drieëenheid zijn. Maar bijna alle Drieëenheidsaanhangers verwerpen de zienswijze dat de Drieëenheid uit drie afzonderlijke goden bestaat. De bijbel gebruikt de woorden ’elo·him′ en ’elohē′ ook wanneer er op een aantal valse goden of afgoden wordt gedoeld (Exodus 12:12; 20:23). Maar andere keren kan de term betrekking hebben op slechts één enkele valse god, zoals toen de Filistijnen spraken over „hun god [’elo·hē′] Dagon” (Rechters 16:23,_24). Baäl wordt „een god [’elo·him′]” genoemd (1_Koningen 18:27). Bovendien wordt de term gebruikt voor mensen (Psalm 82:1,_6). Tot Mozes werd gezegd dat hij Aäron en Farao tot „God” [’elo·him′] moest dienen. — Exodus 4:16; 7:1. Het is duidelijk dat het gebruik van de titels ’elo·him′ en ’elo·hē′ voor valse goden, en zelfs voor mensen, niet impliceerde dat elk van hen een veelheid van goden was; evenmin betekent het feit dat ’elo·him′ of ’elo·hē′ op Jehovah wordt toegepast, dat hij meer dan één persoon is, vooral niet als wij het getuigenis van de rest van de bijbel over dit onderwerp in aanmerking nemen. Over dat Gods zoon de dingen geschapen heeft, dit heb ik al uitgelegd op pag 3, maar net zoals zo vaak heb je niet eens de moeite genomen om dat te lezen. ---------- Over Hand 1:8: wij getuigen juist over heel de aarde, ik denk dat je dat mist. Jezus neemt weldegelijk een belangrijke plaats in. Alleen zie zelf wat Jezus zei: Math 4: 8_Wederom nam de Duivel hem mee naar een ongewoon hoge berg, en hij toonde hem alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, 9_en hij zei tot hem: „Al deze dingen zal ik u geven indien gij neervalt en een daad van aanbidding jegens mij verricht.” 10_Toen zei Jezus tot hem: „Ga weg, Sa̱tan! Want er staat geschreven: ’Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten.’ Het goede nieuws dat Jezus bekendmaakte, ging over de verwezenlijking van Jehovah’s wil, de heiliging van Zijn naam en de rechtvaardiging van Zijn soevereiniteit — de belangrijkste kwesties waarmee de mensheid te maken heeft (Mattheüs 6:9,_10). Omdat Jezus zijn Vader liefhad, was hij gemotiveerd om tot het einde toe zijn rechtschapenheid te bewaren en een grondig getuigenis te geven over het Koninkrijk, dat die kwesties zal oplossen (Johannes 14:31). Omdat Jezus’ volgelingen in deze tijd dezelfde motivatie hebben, nemen ze ijverig deel aan de bediening. De apostel Johannes zei: „Dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden”, met inbegrip van het gebod om het goede nieuws te prediken en discipelen te maken. — 1_Johannes 5:3; Mattheüs 28:19,_20. 9 Jezus zei tegen zijn volgelingen: „Indien gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden onderhouden. Wie mijn geboden heeft en ze onderhoudt, die is het die mij liefheeft” (Johannes 14:15,_21). Liefde voor Jezus moet ons dus motiveren om getuigenis af te leggen van de waarheid en ook de andere dingen in acht te nemen die Jezus heeft geboden. Tijdens een van zijn verschijningen na zijn opstanding gaf Jezus Petrus de aansporing: „Voed mijn lammeren. ._._. Weid mijn schaapjes. ._._. Voed mijn schaapjes.” Wat moest Petrus daartoe bewegen? Dat gaf Jezus te kennen toen hij Petrus herhaaldelijk vroeg: „Hebt gij mij ._._. lief? ._._. Hebt gij mij lief? ._._. Hebt gij genegenheid voor mij?” Ja, Petrus’ liefde voor Jezus, zijn genegenheid voor hem, zou hem motiveren om een grondig getuigenis te geven, Jezus’ „schaapjes” te zoeken en daarna in geestelijke zin een herder voor hen te zijn. — Johannes 21:15-17. 10 In deze tijd kennen we Jezus niet persoonlijk, zoals Petrus. Toch begrijpen we heel goed de draagwijdte van wat Jezus voor ons heeft gedaan. Ons hart wordt bewogen door de grote liefde die hem ertoe bracht „voor iedereen de dood [te] smaken” (Hebreeën 2:9; Johannes 15:13). We voelen ons net als Paulus toen hij schreef: „De liefde die de Christus heeft, dringt ons ._._. Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem” (2_Korinthiërs 5:14,_15). We laten zien dat we Jezus’ liefde voor ons serieus nemen en dat we hem op onze beurt liefhebben door ons serieus te kwijten van de opdracht een grondig getuigenis te geven (1_Johannes 2:3-5). We willen echt nooit onverschillig tegenover de prediking staan, alsof we Jezus’ slachtoffer als iets van gewone waarde beschouwen. — Hebreeën 10:29. ------- Kol 1:16,17 en Hebr 1:2 heb ik al eerder in deze topic uitgelegd. |
24-01-2007, 17:45 | ||
Citaat:
__________________
Wat is bescheidenheid anders dan gehuichelde nederigheid waarmee men excuus vraagt voor kwaliteiten en verdiensten bij lieden die deze missen?
|
24-01-2007, 21:23 | |||
Citaat:
Daarop heb ik nu nog steeds geen antwoord ontvangen. Je verwees al eerder naar pagina twee, maar krijg staan dezelfde soort verhalen als wat je nu opnieuw als antwoord hebt geschreven. Ik ben een geduldig persoon, maar als er constant langs mijn vraag heen wordt geantwoord, dan vraag ik die vraag opnieuw. Dat heeft weinig met respect te maken. Als je dan om respect vraagt en ik vervolgens minimaal twee maal de vraag lees in andere posts van jou of wij niet allemaal blind zijn, dan wil ik je vragen of respect van slechts een kant moet komen of van beide. Aangezien nog een keer mijn eerste vraag stellen waarschijnlijk weinig zin heeft, vervolg ik maar op hetgeen dat nog enigszins op een antwoord zou kunnen lijken. Citaat:
Het moge duidelijk zijn dat "in erkenning van" totaal de plank misslaat wat betreft de doopformule. Er wordt dan ook niet gedoopt "in de erkenning van", maar "in de Naam van". De woordkeuze "in de erkenning van" is een grote afzwakking van wat er wordt gezegd met "in de Naam van". Als je op bijv. www.biblija.net gaat zoeken op "In den naam" bij de Statenvertaling (vanwege het iets meer letterlijke karakter van de vertaling) dan vindt men 70 vindplaatsen in 67 verzen. Nu gaat het iets te ver ze allemaal op te noemen, toch is het van belang om voor een juiste bepaling enkele te noemen, waarin de betekenis het meest duidelijk door naar buiten komt. Als eerste valt het natuurlijk op dat in het Oude Testament het woordgebruik "in de Naam des HEEREN" veelvuldig voorkomt, maar dat even ter zijde, want wat "in de Naam van" betekent, blijkt daar niet uit omdat het steeds om de verkondiging in de Naam van God gaat. In kronieken 21:8 lezen we: "Zij dan schreef brieven in den naam van Achab, en verzegelde ze met zijn signet; en zond de brieven tot de oudsten en tot de edelen, die in zijn stad waren, wonende met Naboth." "In den naam van" betekend hier duidelijk "op naam van" of "op/met gezag van" Ester 3:12 "... er werd geschreven in den naam van den koning Ahasvéros, en het werd met des konings ring verzegeld." Ester 8:10 "En men schreef in den naam van den koning Ahasvéros, en men verzegelde het met des konings ring; en men zond de brieven door de hand der lopers te paard, rijdende op snelle kemelen, op muildieren, van merriën geteeld;" Opnieuw zien we dat "in de naam van" de betekenis draagt van "op naam van" of "op/met gezag van". Zo dient dan ook begrepen te zijn dat wanneer een profeet "in de Naam des HEEREN" optreedt deze niet in de "erkenning" van de Allerhoogste optreedt, maar op Zijn gezag, op Zijn naam. Hem wordt gegeven om op gezag van God te spreken. Iemand die zich dit gezag toeëigend zonder dit gezag van God gekregen te hebben, is een valse profeet. (Of iemand een ware profeet is of niet, blijkt bijvoorbeeld uit het feit of een profetie uit komt of niet (Deut 18:22). De "getrouwe en beleidvolle slaaf" van de Jehovah's getuigen is daarom een valse profeet (1874/1878, 1911, 1914, 1925, 1942, 1954, 1975). Als spreekbuis van God, is deze in Zijn Naam opgetreden en is des doods schuldig (Deut 18:20)) Zo geldt ook voor de doop in naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest dat deze niet geschiedt in de erkenning van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, maar op of met Hun gezag. Niet de dopeling komt in de doop tot God, maar God komt in de doop tot de dopeling. Hij heeft zijn handtekening onder mijn doop willen plaatsen. Ik ben niet gedoopt omdat ik God zou erkennen, maar omdat God mij in Zijn verbond wou opnemen. Nu is er in de bijbel ook de woordkeuze waarin gesproken wordt van "geloven in de naam van de Zoon" e.d. Bij deze zinnen gaat het niet om geloven door Jezus te erkennen of iets dergelijks. Evenmin is er sprake van geloven op gezag of naam van Christus. Hier komt het verschil naar voren tussen 'geloven dat' en 'geloven in'. Bij geloven in, zit het element van "je vertrouwen stellen in". Het woordje "in" behoort dus bij het woordje geloven. Daarom is geloven in de naam van de Zoon, geloven in Jezus Christus en geloven in de ware betekenis van zijn naam, nl dat hij de JHWH is die redt.
__________________
één Nederlander: een theoloog; twee Nederlanders: een kerk; drie Nederlanders: een kerkscheuring
Laatst gewijzigd op 24-01-2007 om 21:46. |
24-01-2007, 22:30 | ||
Citaat:
De “Jehovah's getuigen” beweren dat zij de enige getuigen van God zijn en verklaren dat alle andere kerken en gemeenschappen een valse religie propageren. Het is niet deze bewering die mij ertoe gebracht heeft dit mailtje op het forum te plaatsen, maar het feit dat zij met schoonklinkende argumenten de Schriften verdraaien en vooral omdat zij het evangelie van God in de kern aantasten. Daarvoor wil ik, aan de hand van diverse bijbelteksten, zij het in beknopte vorm proberen uw ogen te openen. Wie zich aandient als getuige van Jehovah (God) zal dan toch een getuigenis moeten geven dat overeenstemt met wat God heeft gezegd. “Indien wij het getuigenis van mensen aannemen, het getuigenis van God is meerder, want dit is het getuigenis van God, dat Hij van zijn Zoon getuigd heeft. Wie in de Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich; wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft in het getuigenis dat God getuigd heeft van zijn Zoon.” (1 Johannes 5:9,10). En God zegt van zijn Zoon: “Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven” (1 Johannes 5:20). Maar als men niet vast staat in het geloof en niet erg thuis is in de bijbel, is het erg gevaarlijk met hen te spreken en hun lektuur te bestuderen. Wat ze zeggen en schrijven lijkt namelijk wel bijbels, maar het is beslist in strijd met wat de bijbel leert. |
24-01-2007, 22:57 | ||
Citaat:
|
24-01-2007, 23:05 | ||
Citaat:
God zelf heeft getuigenis afgelegd betreffende zijn Zoon. (Lees 1_Johannes 5:9-12.) ’Indien wij het getuigenis dat [onvolmaakte] mensen geven [als de waarheid] aanvaarden [zoals wij gewoonlijk in onze gesprekken of voor de rechtbank doen], is het getuigenis dat God geeft, groter’ (Johannes 8:17,_18). Aangezien ’God niet liegen kan’, kunnen wij onvoorwaardelijk vertrouwen stellen in ’het getuigenis dat hij betreffende zijn Zoon heeft gegeven’. En Jehovah heeft gezegd dat Jezus Christus zijn Zoon is (Titus 1:2; Matthéüs 3:17; 17:5). Bovendien was God de persoon achter de „drie die getuigenis afleggen”, namelijk Zijn heilige geest, het water van Jezus’ doop en Christus’ vergoten bloed. „De persoon die zijn geloof stelt in de Zoon van God, heeft het gegeven getuigenis in zijn eigen geval”, dat wil zeggen, „in zichzelf”, omdat al het bewijsmateriaal hem ervan overtuigt dat Jezus Gods Zoon is. Maar „de persoon die geen geloof heeft in God” als betrouwbare getuige betreffende Zijn Zoon, doet het voorkomen alsof Jehovah een leugenaar is. Natuurlijk komt het totale getuigenis dat gegeven wordt hierop neer „dat God ons eeuwig leven heeft gegeven, en dit leven is in zijn Zoon”. Alleen door middel van geloof in Jezus als Gods Zoon is redding tot eeuwig leven mogelijk (Johannes 11:25,_26; 14:6; 17:1-3). Dus „wie de Zoon heeft” door in hem te geloven, bezit de onverdiende gave van eeuwig leven (Johannes 20:31). Maar wie geen geloof stelt in Jezus als Gods Zoon zal „dit leven” niet smaken. Waar haal jij de wijsheid uit dat wij niet vaststaan in het geloof en niet thuis zijn in de bijbel? Geef dan wat dingen van onze leer aan waaruit jij haalt dat wij niet thuis zijn uit de bijbel? Alle teksten die ik heb aangehaald over de drieeenheid heb je niet eens weerlegt en uitgelegd wat ze volgens jou bedoelen. Ik heb dat constant wel gedaan, maar je schenkt er volstrekt geen aandacht aan. |
24-01-2007, 23:09 | ||
Citaat:
2. Natuurlijk zou een getuigen van God een getuigenis moeten geven dat overeenkomt met Gods getuigenis. De Bijbel is echter geenszins volledig consistent, zodat op grond van hetzelfde boek nog weleens verschillende visies ontstaan. 3. Het is sowieso van belang om visies te toetsen: dat geldt niet alleen voor wat Jehovagetuigen leren, maar ook voor -bijvoorbeeld- wat jij ons hier verkondigt. 4. De leer van de Jehovagetuigen is niet volledig onbijbels, zoals onder andere uit dit topic blijkt. Dat er bepaalde zaken in aan te wijzen die in bepaalde ogen niet bijbels zijn, wil niet zeggen dat de hele leer onzin is.
__________________
Wat is bescheidenheid anders dan gehuichelde nederigheid waarmee men excuus vraagt voor kwaliteiten en verdiensten bij lieden die deze missen?
|
24-01-2007, 23:10 | ||
Citaat:
Het volgende over de opstanding van Jezus: Werd Jezus in een vleselijk lichaam opgewekt, en heeft hij nu in de hemel zo’n lichaam? 1_Petr. 3:18: „Christus is eens voor altijd gestorven betreffende zonden, een rechtvaardige voor onrechtvaardigen, om u tot God te leiden, hij, ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt in de geest [„door den Geest”, SV; „naar de Geest”, WV; „in den Geest”, Voorhoeve].” (Bij zijn opstanding uit de doden kreeg Jezus een geestelijk lichaam. In de Griekse tekst worden de woorden „vlees” en „geest” als tegengestelde begrippen gebruikt, en beide staan in de datief („derde naamval”); dus als een vertaler „door den Geest” zegt, moet hij om consequent te zijn ook „door het vlees” gebruiken, of als hij „in het vlees” gebruikt, moet hij ook „in de Geest” zeggen). Hand. 10:40,_41: „God heeft hem [Jezus Christus] op de derde dag opgewekt en heeft gegeven dat hij openbaar werd, niet aan het gehele volk, maar aan getuigen die door God tevoren waren aangewezen.” (Waarom zagen anderen hem niet eveneens? Omdat hij een geestelijk schepsel was, en wanneer hij zich, net als engelen in het verleden hadden gedaan, in een vleselijk lichaam materialiseerde om zich zichtbaar te maken, deed hij dat uitsluitend wanneer hij zich onder zijn discipelen bevond.) 1_Kor. 15:45: „Zo staat er ook geschreven: ’De eerste mens, Adam, werd een levende ziel.’ De laatste Adam [Jezus Christus, die net als Adam toen hij geschapen werd, volmaakt was] werd een levengevende geest.” Wat is de strekking van Lukas 24:36-39 met betrekking tot het lichaam waarin Jezus werd opgewekt? Luk. 24:36-39: „Terwijl zij [de discipelen] over deze dingen spraken, stond hijzelf in hun midden en zei tot hen: ’Vrede zij u.’ Omdat zij echter schrokken en vrees hun had aangegrepen, meenden zij een geest te aanschouwen. Daarom zei hij tot hen: ’Waarom zijt gij verontrust en waarom komt er twijfel op in uw hart? Ziet mijn handen en mijn voeten, dat ik het zelf ben; betast mij en ziet, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals gij aanschouwt dat ik heb.’” Mensen kunnen geen geesten zien, dus dachten de discipelen klaarblijkelijk dat zij een verschijning of een visioen zagen. (Vergelijk Markus 6:49,_50.) Jezus verzekerde hun dat hij geen verschijning was; zij konden zijn vleselijke lichaam zien, hem aanraken en zijn beenderen voelen; ook at hij in hun bijzijn. Op dezelfde wijze hadden in het verleden engelen zich gematerialiseerd ten einde door mensen gezien te kunnen worden; zij hadden gegeten en sommigen waren zelfs getrouwd en hadden kinderen verwekt (Gen. 6:4; 19:1-3). Jezus verscheen na zijn opstanding niet altijd in hetzelfde vleselijke lichaam (misschien om hen er krachtiger van te doordringen dat hij nu een geest was), en daardoor werd hij zelfs door zijn naaste metgezellen niet onmiddellijk herkend (Joh. 20:14,_15; 21:4-7). Doordat hij echter herhaaldelijk in gematerialiseerde lichamen aan hen verscheen en vervolgens dingen zei en deed waardoor zij hem zouden vereenzelvigen met de Jezus die zij kenden, versterkte hij hun geloof in het feit dat hij werkelijk uit de doden was opgewekt. Indien de discipelen Jezus werkelijk hadden gezien in het lichaam dat hij nu in de hemel heeft, zou Paulus de verheerlijkte Christus later niet hebben aangeduid als „de nauwkeurige afdruk van [Gods] wezen”, want God is een Geest en is nooit vlees geweest. — Hebr. 1:3; vergelijk 1_Timótheüs 6:16. |
24-01-2007, 23:26 | ||
Citaat:
Om met Jehovah te wandelen, moeten wij hem eerst leren kennen. De profeet Jesaja voorzei: „Het moet geschieden in het laatst der dagen dat de berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd zal worden boven de top der bergen, en hij zal stellig verheven worden boven de heuvels; en daarheen moeten alle natiën stromen. En vele volken zullen stellig heengaan en zeggen: ’Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah, naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen.’ Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van Jehovah uit Jeruzalem” (Jesaja 2:2,_3). Ja, wij kunnen erop vertrouwen dat Jehovah al degenen die zijn wegen trachten te bewandelen, zal onderrichten. Jehovah heeft zijn Woord, de bijbel, verschaft en hij helpt ons dat te begrijpen. Eén manier waarop hij dit doet, is door middel van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” (Mattheüs 24:45-47). Jehovah gebruikt ’de getrouwe slaaf’ om geestelijk onderricht te verschaffen door middel van op de bijbel gebaseerde publikaties, christelijke vergaderingen en de gratis huisbijbelstudieregeling. God helpt zijn volk zijn Woord ook te begrijpen door middel van zijn heilige geest. — 1_Korinthiërs 2:10-16. Hoewel wij niet voor bijbelse waarheid betalen, is ze kostbaar. Als wij Gods Woord bestuderen, komen wij dingen over God zelf te weten — zijn naam, zijn persoonlijkheid, zijn voornemen en de wijze waarop hij met mensen handelt. Ook komen wij de bevrijdende antwoorden op fundamentele levensvragen te weten, zoals: Waarom zijn wij hier? Waarom laat God lijden toe? Wat houdt de toekomst in? Waarom worden wij oud en sterven wij? Is er leven na de dood? Bovendien komen wij te weten wat Gods wil voor ons is, hoe wij dienen te wandelen om hem volledig te behagen. Wij komen te weten dat zijn vereisten redelijk zijn en uitermate nuttig als wij ernaar leven. Zonder Gods onderricht zouden wij zulke dingen nooit kunnen begrijpen. Bijbelse waarheid is krachtig en beweegt ons ertoe veranderingen in ons leven aan te brengen (Hebreeën 4:12). Voordat wij kennis van de Schrift in ons opnamen, konden wij alleen „overeenkomstig het samenstel van dingen van deze wereld” wandelen (Efeziërs 2:2). Maar nauwkeurige kennis van Gods Woord stelt ons in staat een andere koers te volgen, opdat wij kunnen „wandelen op een wijze die Jehovah waardig is, ten einde hem volledig te behagen” (Kolossenzen 1:10). Wat een vreugde is het om onze eerste stappen te doen in het wandelen met Jehovah, de luisterrijkste Persoon in heel het universum! — Lukas 11:28. |
25-01-2007, 09:55 | ||
Citaat:
__________________
Alles is irrelevant. Het is maar net hoeveel waarde je er zelf aan hecht.
|
25-01-2007, 13:46 | ||
Citaat:
Het fundament van al deze stromingen zijn hetzelfde, de 'Jehova's getuigen' geloven in een geschapen wezen ( engel ) die voor hun zonde aan een paal werd genageld en dat is niet wat de bijbel ons leert. 2 U schrijft, het zelfde boek, dit is nu juist ook zo'n punt, de verschillende stromingen die ik al noemde plus bijv de Grieks, Russisch orthodox kerk, Katholieke kerk ( Behalve de apogrievenboeken) hebben allemaal die zelfde bijbel, wel soms andere vertalingen maar deze komen op hetzelfde neer en dat is nu juist wat je van de nieuwe wereld vertaling niet kunt zeggen, deze is op zodanige wijze zogenaamd uit de grondtekst vertaald ( verkracht ) dat hij totaal afwijkt van het originele. Ik spreek hier niet over het feit dat ze van het woordje' Adonoi' JHWH hebben gemaakt, maar over de punten waar het vooral om gaat is het feit dat God een drieene God is, het eeuwige bestaan van de mens hun ziel, een letterlijke hel enz 3 Het punt wat u aanhaalt om mijn visie te toetsen, daar geef ik u volkomen gelijk in, het is nooit fout omzich te verdiepen wat andere mensen geloven en bewegen. 4 U zegt de leer van de Jehova's getuigen is niet volledig onbijbels, maar wel juist het fundament van het geloof en daar gaat het zich nu juist om ( zie nr 1 ) Je kunt het vergelijken met Moslims, Moslims geloven ook in Jezus Christus ( alleen maar als profeet ) kun je dan zeggen dat de jezus waar Moslims in geloven, dat dit de zelfde Jezus is van de bijbel? en zij dus ook behouden worden aangezien zij in de profeet Jezus geloven ( die trouwens volgens de koran niet voor hun zonden gekruisigd werd ) Nogmaals Jehova's getuigen geloven dat Jezus een engel ( schepsel ) is en voor hun zonden aan een paal werd genageld, dus de Jezus waarin Jehova's getuigen geloven is niet de Jezus van de bijbel. Trouwens in Johannes 1:3 staat; Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. We weten dat dit Woord Jezus Christus is. In dit vers staat dat door Jezus alles gemaakt is ( Hij is de schepper ) Hij heeft dus de zichtbare en de onzichtbare wereld gemaakt inclusief allen engelen. Dus het is uitgesloten dat Jezus zelf een engel is. |
25-01-2007, 17:49 | ||
Citaat:
Net zoals nu weer, je haalt Johannes 1:3 aan, ik heb allang eerder uitgelegd hoe dat zit, dus waarom je hier nu weer mee komt, waarom probeer je dan niet eens jouw standpunt van de teksten die ik met betrekking tot dit heb aangehaald uit jouw oogpunt te verklaren? Je vergelijking van de denkwijze van Moslims en Jehovah's Getuigen over Jezus slaat volledig de plank mis. Wij gebruiken niet de Koran, maar juist de bijbel dus hoe je dit kan vergelijken gaat helemaal nergens over. Tevens haal je aan dat wij de bijbel zouden hebben 'verkracht'. Dit vind ik een ernstige beschuldiging. Ik heb al eerder zaken aangehaald over jouw bijbel, maar goed, jij haalt de hel aan als bewijs dat wij de bijbel verkeerd zouden vertaald. Waar haal je die wijsheid vandaan? Ik wil dat punt best met je aangaan hoor, laat maar zien waarom wij dat verkeerd zouden hebben vertaald. Ook het 1e punt wat je aangeeft slaat ook weer volledig de verkeerde weg in, je blijft aanhalen dat jouw leer de bijbelse leer is, echter je geeft alleen maar jouw zienswijze van de teksten. Die heb ik keer op keer weerlegd, maar geen enkele keer heb je ook maar gereageerd op hetgeen ik heb aangehaald. Wij geloven dat Jezus de Aartsengel Michaël is en de eerstgeborene van de schepping. Opb 1:10 En ik zag een andere sterke engel uit de hemel neerdalen, getooid met een wolk, en er was een regenboog boven zijn hoofd, en zijn aangezicht was als de zon, en zijn voeten waren als vuurzuilen, 2 en in zijn hand had hij een kleine geopende boekrol. En hij zette zijn rechtervoet op de zee, maar zijn linker op de aarde, 3 en hij riep met een luide stem, zoals wanneer een leeuw brult. En toen hij riep, lieten de zeven donderslagen hun eigen stemmen horen. Al de kenmerken die in verband met deze „sterke engel” worden vermeld, duiden erop dat hij een afbeelding is van de verheerlijkte Heer Jezus Christus, die vóór zijn menselijke geboorte de aartsengel Michaël was (Daniël 10:21; 12:1; Judas 9; Openbaring 12:7). Hij wordt hier beschreven als „getooid met een wolk”, gehuld in een wolk. Wolken zijn een kenmerk in verband met de verheerlijkte Jezus Christus, zoals in Openbaring 1:7, waar Johannes het volgende over hem schrijft: „Ziet! Hij komt met de wolken, en elk oog zal hem zien, en degenen die hem doorstoken hebben; en alle stammen van de aarde zullen zich wegens hem in droefheid slaan. Ja, amen.” (Vergelijk Daniël 7:13; Matthéüs 24:30, 31; 1 Thessalonicenzen 4:17.) Wie is de aartsengel Michaël? HET geestelijke schepsel dat Michaël wordt genoemd, komt in de bijbel niet vaak ter sprake. Maar als hij wordt genoemd, is hij ergens actief bij betrokken. In het boek Daniël strijdt Michaël tegen goddeloze engelen, in de brief van Judas redetwist hij met Satan, en in de Openbaring voert hij oorlog tegen de Duivel en zijn demonen. Hij verdedigt Jehovah’s heerschappij en strijdt tegen Gods vijanden, waardoor hij de betekenis van zijn naam (Wie is gelijk God?) eer aandoet. Maar wie is Michaël? Soms zijn personen onder meer dan één naam bekend. De patriarch Jakob bijvoorbeeld is ook bekend als Israël, en de apostel Petrus als Simon (Genesis 49:1,_2; Mattheüs 10:2). Zo blijkt uit de bijbel dat Michaël een andere naam is voor Jezus Christus, in de tijd voor en na zijn leven op aarde. Ik zal nu de bijbelse redenen voor die conclusie bespreken. Aartsengel. Gods Woord noemt Michaël „de aartsengel” (Judas_9). Dit woord betekent „hoofdengel”. Merk op dat Michaël de aartsengel wordt genoemd. Dat duidt erop dat er maar één zo’n engel is. Het woord aartsengel komt in de bijbel ook alleen maar in het enkelvoud voor, nooit in het meervoud. Bovendien wordt Jezus in verband gebracht met de positie van aartsengel. In 1_Thessalonicenzen 4:16 wordt over de opgestane Heer Jezus Christus gezegd: „De Heer zelf zal uit de hemel neerdalen met een bevelende roep, met de stem van een aartsengel.” De stem van Jezus wordt dus beschreven als die van een aartsengel. Deze tekst duidt er dan ook op dat Jezus zelf de aartsengel Michaël is. Legeraanvoerder. De bijbel zegt dat „Michaël en zijn engelen streden tegen de draak ._._. en zijn engelen” (Openbaring 12:7). Michaël is dus de Aanvoerder van een leger getrouwe engelen. In de Openbaring wordt ook Jezus beschreven als de Aanvoerder van een leger getrouwe engelen (Openbaring 19:14-16). En de apostel Paulus heeft het specifiek over „de Heer Jezus ._._. met zijn krachtige engelen” (2_Thessalonicenzen 1:7). De bijbel heeft het dus zowel over Michaël en „zijn engelen” als over Jezus en „zijn engelen” (Mattheüs 13:41; 16:27; 24:31;_1_Petrus 3:22). Aangezien nergens uit Gods Woord blijkt dat er in de hemel twee legers van getrouwe engelen zijn — een onder aanvoering van Michaël en een ander onder aanvoering van Jezus — is de logische conclusie dat Michaël niemand minder is dan Jezus Christus in zijn hemelse positie. Hier nog wat over dat Jezus de eerstgeborene van de schepping is (al eerder in dit topic beschreven) Aangezien Jehovah eeuwig is en geen begin heeft gehad (Ps 90:2; Opb 15:3), moet de mededeling dat het Woord vanaf „het begin” bij God was, betrekking hebben op het begin van Jehovah’s scheppingswerken. Dit wordt bevestigd door andere teksten die Jezus identificeren als „de eerstgeborene van heel de schepping”, „het begin van de schepping door God” (Kol 1:15; Opb 1:1; 3:14). Aldus identificeert de Schrift het Woord (Jezus in zijn voormenselijk bestaan) als Gods eerste schepping, zijn eerstgeboren Zoon. Geen mede-Schepper. Dat de Zoon een aandeel heeft gehad aan de scheppingswerken, betekent echter niet dat hij daardoor een mede-Schepper met zijn Vader werd. De kracht om te scheppen kwam van God door middel van zijn heilige geest of werkzame kracht (Ge 1:2; Ps 33:6). En aangezien Jehovah de Bron van alle leven is, dankt de gehele bezielde schepping —_zowel de zichtbare als de onzichtbare_— haar leven aan hem (Ps 36:9). De Zoon was dus geen mede-Schepper, maar veeleer een middel of instrument waarvan Jehovah, de Schepper, zich voor zijn werk bediende. Jezus Christus erkende Jehovah als Degene die mensen schiep en hen als man en als vrouw maakte (Mt 19:4; Mr 10:6). Bijgevolg wordt Jehovah terecht en als enige „de Schepper” genoemd. — Jes 40:28. Jehovah’s eerste schepping was zijn „eniggeboren Zoon” (Jo 3:16), „het begin van de schepping door God” (Opb 3:14). Door bemiddeling van hem, „de eerstgeborene van heel de schepping”, schiep Jehovah alle andere dingen, de dingen in de hemelen en de dingen op aarde, „de zichtbare en de onzichtbare” (Kol 1:15-17). Betreffende deze Zoon, het Woord, getuigt Johannes onder inspiratie: „Alle dingen zijn door bemiddeling van hem ontstaan, en zonder hem is zelfs niet één ding ontstaan.” De apostel identificeert het Woord als Jezus Christus, die vlees geworden was (Jo 1:1-4, 10, 14,_17). Als de gepersonifieerde wijsheid zegt deze over zichzelf: „Jehovah zelf heeft mij voortgebracht als het begin van zijn weg”, en in verband met zijn samenwerking met God, de Schepper, duidt hij zichzelf aan als Jehovah’s „meesterwerker” (Sp 8:12, 22-31). Met het oog op de nauwe samenwerking tussen Jehovah en zijn eniggeboren Zoon bij de scheppingsactiviteit en omdat de Zoon „het beeld van de onzichtbare God” is (Kol 1:15; 2Kor 4:4), was het kennelijk Jehovah’s eniggeboren Zoon en meesterwerker tot wie hij de woorden sprak: „Laten wij de mens maken naar ons beeld.” — Ge 1:26. Nadat Jehovah zijn eniggeboren Zoon had geschapen, bracht hij door bemiddeling van hem de engelen tot bestaan. Dit geschiedde vóór de grondlegging der aarde, zoals Jehovah onthulde toen hij Job de vraag stelde: „Waar bevondt gij u, toen ik de aarde grondvestte ._._. toen de morgensterren te zamen een vreugdegeroep aanhieven, en alle zonen Gods voorts juichend hun instemming betuigden?” (Job 38:4-7) Pas na de schepping van deze hemelse, geestelijke schepselen werden de stoffelijke hemel en de aarde en alle elementen gemaakt of tot bestaan gebracht. En aangezien Jehovah degene is die in eerste instantie verantwoordelijk is voor al dit scheppingswerk, wordt het aan hem toegeschreven. — Ne 9:6; Ps 136:1, 5-9. Laatst gewijzigd op 25-01-2007 om 17:59. |
25-01-2007, 17:52 | ||
Citaat:
2. De enige echte bijbel is de Hebreeuws/Griekse en zelfs dat is niet helemaal waar. Al met al: iedere vertaling is tevens een interpretatie die soms tot bepaalde dogma's leidt die niet per se ook bijbels zijn (bijvoorbeeld de leer van creatio ex nihilo, die m.i. in tegenstelling is met de meest waarschijnlijke vertaling van Genesis 1:1, zie het topic 'leeftijd van de aarde volgens de bijbel'). 3. Amen 4. Inderdaad hangt dit nogal samen met punt 1: ik ben het wel met je eens dat de leer van de Jehovagetuigen op sommige punten afwijkt van wat de bijbel leert, maar dat kan ook gelden voor 'kerkelijke' dogma's, zie in dat verband ook punt 3.
__________________
Wat is bescheidenheid anders dan gehuichelde nederigheid waarmee men excuus vraagt voor kwaliteiten en verdiensten bij lieden die deze missen?
|
25-01-2007, 20:06 | ||
Citaat:
Dan 10:4 Op de vierentwintigste dag nu van de eerste maand, terwijl ik mij aan de oever van de grote rivier, dat is de Tigris, bevond, 5 sloeg ik mijn ogen op en zie, daar zag ik een man in linnen klederen gekleed en de lendenen omgord met goud van Ufaz; 6 zijn lichaam was als turkoois, zijn gelaat schitterde gelijk de bliksem, zijn ogen waren als vurige fakkels, zijn armen en voeten glanzend van gepolijst koper, en het geluid van zijn woorden als het gedruis van een menigte. 7 Alleen ik, Daniël, zag dat gezicht, maar de mannen die bij mij waren, zagen het niet; doch een grote schrik overviel hen, zodat zij vluchtten en zich verborgen; 8 zo bleef ik alleen over. Toen ik dat grote gezicht zag, bleef er in mij geen kracht meer; alle kleur week van mijn gelaat, en ik had geen kracht meer over. 9 Toen hoorde ik het geluid zijner woorden, en toen ik het geluid zijner woorden hoorde, viel ik bezwijmd op mijn aangezicht, met mijn aangezicht ter aarde. 10 En zie, een hand raakte mij aan en deed mij op knieën en handen sidderend oprijzen. 11 En hij zeide tot mij: Daniël, gij zeer beminde man, let op de woorden die ik tot u spreek, en ga rechtop staan, want nu ben ik tot u gezonden. Toen hij dit tot mij sprak, stond ik bevende op. 12 En hij zeide tot mij: Vrees niet, Daniël, want van de eerste dag af, dat gij uw hart erop gezet hadt om inzicht te verkrijgen en om u voor uw God te verootmoedigen, zijn uw woorden gehoord, en ik ben gekomen op uw woorden. 13 Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover mij; doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te hulp, zodat ik daar, bij de koningen der Perzen, de overhand behield; 14 en ik ben gekomen om u te verstaan te geven wat uw volk in het laatst der dagen overkomen zal; want wederom is het een gezicht aangaande de toekomst. De man waar over gesproken wordt, Dan 10:4-6 is Jezus Christus in vers 13 lees je dat Jezus geholpen wordt door Michael. Hetgeen je bedoeld met nog een andere sterke engel laat juist zien dat de vorige 5 engelen ook sterke engelen waren ( let op het woord andere ) In de NWV staat in 1 Thessalonicenzen 4:16 De Heer zelf zal uit de hemel neerdalen met een bevelende roep, met de stem van een aartsengel.” Dit is nu juist zo'n punt wat ik bedoel met de bijbel verkrachten, hier wordt juist weer de kern van het Christelijk geloof aangetast door dit vers bewust vals te vertalen om zo de leer van het Wachtoren genootschap in stand te houden. officieel staat hier: NBG vertaling: want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; Dit spreekt voor zich. openbaring 19:14-16, deze heerscharen zijn alle gelovige die voor de grote verdrukking ( Laatste jaarweek ) zijn opgenomen 1 thes 4:16 want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; 17 daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen. Deze heerscharen in spetteloos fijn linnen vind je ook terug in openbaring 19:8 de bruid ( gemeente ) Er is natuurlijk maar een (1) getrouw leger engelen, Jezus staat natuurlijk boven Michael, Michael is getrouw aan Jezus en op hun beurt de engelen weer getrouw aan Michael. Denk hier maar bijv aan een soldaat die getrouw is aan zijn sergant, de sergant op zijn beurt aan de luitenant enz |
25-01-2007, 23:34 | ||
Citaat:
Ten eerste, het voorbeeld wat je aanhaalt van de wt, je geeft niet aan wat er dan volgens jouw bedoelt wordt met opb 3:14, en aangezien er hier zelfs wordt vermeldt dat expres 'andere' wordt toegevoegd, snap ik niet wat hier verkeerd aan is. Als het volgens jou verkeerd is, dan zul je opb 3:14 moeten weerleggen. Trouwens nu we het toch hebben over toevoegingen aan de bijbel, ik heb paar pagina;s terug al aangekaart dat jouw bijbel expres een compleet stuk heeft toegevoegd aan 1 joh 5:6,7 om de drieeenheid kracht bij te zetten terwijl dit stuk totaal niet voorkomt in de Griekse Grondtekst. (het gedeelte waarin getuigenis zou worden afgelegd over de vader, de zoon en de heilige geest) Ik vind het knap dat jij aangeeft gebruik te maken van de Griekse Grondtekst, maar dan volledig onjuist berichten hier op het forum neerzet. Een paar voorbeelden: Lukas 23:43" Bepaalde ongewone uitdrukkingen die naar wordt beweerd, door Jehovah’s Getuigen zouden zijn bedacht, worden door andere bijbelvertalingen of naslagwerken gestaafd. In Lukas 23:43 geeft de Nieuwe-Wereldvertaling Jezus’ woorden tot de misdadiger die gelijk met hem werd terechtgesteld, als volgt weer: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn.” Het oorspronkelijke Grieks kende geen leestekens zoals komma’s, maar gewoonlijk wordt er door vertalers een vorm van interpunctie tussengevoegd om het lezen te vergemakkelijken. De meesten laten Lukas 23:43 echter zo luiden dat het lijkt alsof Jezus en de misdadiger nog diezelfde dag naar het Paradijs gingen. The New English Bible luidt: „Ik zeg u dit: heden zult gij met mij in het Paradijs zijn.” Niet allen brengen evenwel deze gedachte over. Professor Wilhelm Michaelis geeft het vers als volgt weer: „Voorwaar, ik geef u heden reeds de verzekering: gij zult (eens) in het paradijs met mij te zamen zijn.” Deze vertaling is veel logischer dan die van The New English Bible. De stervende misdadiger kon niet diezelfde dag nog met Jezus naar het Paradijs zijn gegaan. Jezus werd pas op de derde dag na zijn dood opgewekt. In de tussentijd bevond hij zich in Hades, het gemeenschappelijke graf van de mensheid. — Handelingen 2:27,_31; 10:39,_40. Exodus 3:14 Volgens de weergave van Exodus 3:13,_14 in de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap vroeg Mozes: „Wanneer ik tot de Israëlieten kom en hun zeg: De God uwer vaderen heeft mij tot u gezonden, en zij mij vragen: hoe is zijn naam — wat moet ik hun dan antwoorden? Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden.” Over deze tekst zegt The Pentateuch and Haftorahs (Hebreeuwse tekst met Engelse vertaling en toelichting, onder redactie van dr._J. H._Hertz) dat in de uitdrukking „Ik ben, die Ik ben ._._. de nadruk ligt op de actieve manifestatie van het goddelijke bestaan”. Het was dus passend deze uitdrukking te gebruiken als titel of naam voor God, aangezien God op het punt stond zijn bestaan op een in het oog springende wijze ten behoeve van zijn volk te manifesteren door hen uit Egyptische knechtschap te bevrijden. Hertz zegt dat „de meeste modernen Rasji [een vermaarde middeleeuwse Franse bijbel- en talmoedcommentator] volgen door [de uitdrukking] te vertalen als ’Ik zal zijn wat Ik zal zijn’”. Dit stemt overeen met de weergave in de Nieuwe-Wereldvertaling, die luidt: „IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN WAT IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN.” In Johannes 8:58, weer volgens de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap, gebruikt Jezus de uitdrukking „Ik ben” in verband met zichzelf, als hij zegt: „Eer Abraham was, ben Ik.” Maar hier wordt de uitdrukking heel anders gebruikt dan in Exodus 3:14. Jezus gebruikte de uitdrukking niet als een naam of titel maar eenvoudig als middel om zijn voormenselijke bestaan toe te lichten. Derhalve luidt, volgens de Nieuwe-Wereldvertaling, de juistere weergave van Johannes 8:58: „Vóór Abraham tot bestaan kwam, was ik er al.” Jesaja 6:9, voor de zoveelste keer moet ik in herhaling treden. In Jesaja 43:10 zegt Jehovah: „Vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn.” Wil dit zeggen dat Jezus Christus, omdat hij in Jesaja 9:5_[6] profetisch „Sterke God” wordt genoemd, Jehovah moet zijn? Alweer antwoordt de context: Neen! Geen van de afgoderij bedrijvende heidense natiën heeft vóór Jehovah een god geformeerd, omdat er vóór Jehovah geen God bestond. En al evenmin zouden zij op een tijdstip in de toekomst een werkelijke, levende god formeren die tot profeteren in staat zou zijn (Jes. 46:9,_10). Maar dat wil niet zeggen dat Jehovah nooit iemand tot bestaan heeft gebracht die met recht een god genoemd kan worden (Ps. 82:1,_6; Joh. 1:1, NW). In Jesaja 10:21 wordt Jehovah ’sterke God’ genoemd, net als Jezus in Jesaja 9:5_[6]; maar alleen Jehovah wordt „God, de Almachtige,” genoemd. — Gen. 17:1. Indien een bepaalde titel of beschrijving op meer dan één plaats in de bijbel wordt aangetroffen, dient men nooit overhaast de conclusie te trekken dat die altijd op dezelfde persoon betrekking moet hebben. Een dergelijke redenering zou tot de conclusie leiden dat Nebukadnezar Jezus Christus was, omdat beiden „koning der koningen” werden genoemd (Dan. 2:37; Openb. 17:14); en dat Jezus’ discipelen in werkelijkheid Jezus Christus waren, omdat zij net als Jezus „het licht der wereld” werden genoemd (Matth. 5:14; Joh. 8:12). Wij dienen altijd de context in aanmerking te nemen, alsook de andere plaatsen in de bijbel waar dezelfde uitdrukking voorkomt. |
25-01-2007, 23:58 | ||
Citaat:
Ik heb gelet op het woord andere, maar wat wil je daarmee aankaarten? Er 1 maar 1 aartsengel. Wie is deze „sterke engel”? Klaarblijkelijk de verheerlijkte Jezus Christus in een andere rol. Hij is getooid met een op onzichtbaarheid duidende wolk, wat ons doet denken aan Johannes’ eerdere woorden over Jezus: „Ziet! Hij komt met de wolken, en elk oog zal hem zien, ook degenen die hem doorstoken hebben” (Openbaring 1:7; vergelijk Matthéüs 17:2-5). De regenboog boven zijn hoofd herinnert ons aan Johannes’ eerdere visioen van Jehovah’s troon, met rondom „een regenboog, van aanzien aan een smaragd gelijk” (Openbaring 4:3; vergelijk Ezechiël 1:28). Die regenboog duidde op de sereniteit en de vrede rondom Gods troon. Insgelijks zou deze regenboog boven het hoofd van de engel hem identificeren als een speciale vredebode, Jehovah’s voorzegde „Vredevorst”. — Jesaja 9:6,_7. Het aangezicht van de sterke engel was „als de zon”. Eerder had Johannes in zijn visioen van Jezus in de goddelijke tempel opgemerkt dat Jezus’ gelaat was „als de zon, wanneer ze in haar kracht schijnt” (Openbaring 1:16). Jezus schijnt of straalt als „de zon der rechtvaardigheid” met genezing in zijn vleugelen tot zegen van degenen die Jehovah’s naam vrezen (Maleachi 4:2). Niet alleen het aangezicht maar ook de voeten van deze engel zijn glorierijk, „als vuurzuilen”. Zijn onwrikbare houding is als die van Degene aan wie Jehovah „alle autoriteit in de hemel en op aarde” gegeven heeft. — Matthéüs 28:18; Openbaring 1:14,_15. Over 1 thes 4:16. Je gaat continu uit van NBG als de juiste vertaling, waarom is jouw bijbel juist vertaald dan? |
26-01-2007, 12:58 | ||
Citaat:
Het is dus uitgesloten dat deze man Michael is. Dan 10:5 sloeg ik mijn ogen op en zie, daar zag ik een man in linnen klederen gekleed en de lendenen omgord met goud van Ufaz; 6 zijn lichaam was als turkoois, zijn gelaat schitterde gelijk de bliksem, zijn ogen waren als vurige fakkels, zijn armen en voeten glanzend van gepolijst koper, en het geluid van zijn woorden als het gedruis van een menigte. Dan 10:13 Maar de vorst van het koninkrijk der Perzen stond eenentwintig dagen tegenover mij; doch zie, Michaël, een der voornaamste vorsten, kwam mij te hulp, zodat ik daar, bij de koningen der Perzen, de overhand behield; De Man in linnen klederen is niet Michael aangezien Michael deze man in vers 13 te hulp kwam. in Openbaring 1:12-18 lees je: En ik keerde mij om, ten einde de stem te zien, die met mij sprak. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren, 13 en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon, bekleed met een tot de voeten reikend gewaad, en aan de borsten omgord met een gouden gordel; 14 en zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een vuurvlam; 15 en zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was als een geluid van vele wateren. 16 En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand en uit zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard; en zijn aanzien was gelijk de zon schijnt in haar kracht. 17 En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste, 18 en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk. Hier wordt duidelijk over Jezus Christus gesproken, die de zelfde kenmerken heeft als de man in Dan 10:5-6 In Openbaring 10:1 lees je over de sterke engel, die volgens jouw Jezus ( Michael ) is, maar als je Openbaring 10:5-6 leest: En de engel, die ik zag staan op de zee en op de aarde, hief zijn rechterhand op naar de hemel, 6 en zwoer bij Hem, die leeft tot in alle eeuwigheden, die de hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is en de aarde en hetgeen daarop is en de zee en hetgeen daarin is: er zal geen uitstel meer zijn, Vergelijk Openbaring 10:6 eens met Openbaring 1:18 Hier zie je dat de sterke engel tegen die gene spreekt die leefde, is dood geweest, ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Deze sterke engel spreekt dus tot Jezus Christus, hij kan dus absoluut niet Jezus zijn. Vers 6 van Openbaring 10 laat ook weer duidelijk zien dat Jezus de schepper is. Ik ga er niet vanuit dat de NBG vertaling de enigste juiste vertaling is, integendeel de staten vertaling, Telos, willebrord enz zijn ook betrouwbare vertalingen. |
26-01-2007, 15:17 | ||
Citaat:
Je weet wel waar je over praat trouwens? Want wat je aanhaalt over dat de engel in Daniel 10: 5,6 Jezus is gaat natuurlijk nergens over. Dat zou betekenen dat Michael sterker is dan Jezus? Dat Michael God zou moeten komen redden zodat hij de overhand zou behouden? Dit komt geloofwaardig over wou je zeggen? Ik heb aangegeven dat Jezus Michael is. Ik heb niet aangegeven dat de engel in Daniel 10:5 Jezus is, maar ik ben intussen wel gewend dat je niet goed leest. De engel in daniel 10:5 heeft wel een hoge rang, dat klopt, maar die engel was niet Jezus zelf. In het oude Israël waren de gordel, de efod en het borststuk van de hogepriester evenals de gewaden van de andere priesters van getwijnd fijn linnen en versierd met goud (Exodus 28:4-8; 39:27-29). De kleding van de boodschapper wijst er dus op dat hij een heilig en hoog ambt bekleedde. Daniël was ook onder de indruk van het uiterlijk van de boodschapper — de stralende gloed van zijn op gepolijst kostbaar gesteente gelijkende lichaam, de verblindende glans van zijn gelaat, de doordringende kracht van zijn vurige ogen en de schittering van zijn krachtige armen en voeten. Zelfs zijn gebiedende stem was vreeswekkend. Het geeft allemaal duidelijk te kennen dat dit een bovenmenselijk wezen was. Deze „man, in linnen gekleed,” was niemand minder dan een engel van hoge rang, een die diende in de heilige tegenwoordigheid van Jehovah, vanwaar hij met een boodschap was uitgegaan. Michaël wordt ’de vorst van Daniëls volk’ genoemd, „de grote vorst die staat ten behoeve van de zonen van [Daniëls] volk” (Da 10:13, 20, 21; 12:1). Hierdoor wordt te kennen gegeven dat Michaël de engel was die de Israëlieten door de wildernis leidde (Ex 23:20, 21, 23; 32:34; 33:2). Deze gevolgtrekking wordt ondersteund door het feit dat „de aartsengel Michaël ._._. een geschil had met de Duivel en redetwistte over Mozes’ lichaam”. — Ju_9. De aanwijzingen in de Schrift geven te kennen dat de naam Michaël betrekking had op Gods Zoon voordat hij de hemel verliet om Jezus Christus te worden, en ook na zijn terugkeer. Michaël is de enige van wie wordt gezegd dat hij „de aartsengel” is, wat „hoofdengel” of „overste der engelen” betekent. De uitdrukking komt in de bijbel alleen in het enkelvoud voor. Dit schijnt erop te duiden dat er maar één is die door God is aangesteld tot hoofd of voornaamste van de hemelse legerscharen. In 1_Thessalonicenzen 4:16 wordt de stem van de uit de dood opgewekte Heer Jezus Christus als die van een aartsengel beschreven, waardoor gesuggereerd wordt dat hij in feite zelf de aartsengel is. Deze tekst schildert hem af als neerdalend uit de hemel met „een bevelende roep”. Het is derhalve alleen maar logisch dat de stem die deze bevelende roep laat weerklinken, wordt aangeduid met een woord dat geen afbreuk zou doen aan de grote autoriteit die Christus Jezus thans als Koning der koningen en Heer der heren bezit (Mt 28:18; Opb 17:14). Wanneer de aanduiding „aartsengel” geen betrekking zou hebben op Jezus Christus maar op andere engelen, zou de vermelding van „de stem van een aartsengel” niet passend zijn. In dat geval zou daarmee een stem zijn bedoeld die minder autoriteit bezat dan die van de Zoon van God. Er zijn ook andere schriftplaatsen die bevestigen dat Michaël inderdaad de Zoon van God is. Nadat Daniël voor het eerst gewag had gemaakt van Michaël (Da 10:13), tekende hij een profetie op die wat de vervulling ervan betreft helemaal tot in „de tijd van het einde” reikt (Da 11:40) en verklaarde vervolgens: „En gedurende die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst die staat ten behoeve van de zonen van [Daniëls] volk” (Da 12:1). Michaëls „opstaan” zou verband houden met „een tijd van benauwdheid ._._. zoals er niet is teweeggebracht sedert er een natie is ontstaan tot op die tijd” (Da 12:1). In Daniëls profetie heeft „opstaan” vaak betrekking op het optreden van een koning, hetzij door zijn koninklijke macht op te nemen of door in zijn hoedanigheid van koning doeltreffend te handelen (Da 11:2-4, 7, 16b, 20,_21). Dit is een ondersteuning voor de gevolgtrekking dat Michaël Jezus Christus is, aangezien Jezus Jehovah’s aangestelde Koning is, die de opdracht heeft gekregen alle natiën te Har–Magedon te vernietigen. — Opb 11:15; 16:14-16. Het boek Openbaring (12:7, 10,_12) noemt Michaël specifiek in samenhang met de oprichting van Gods koninkrijk en verbindt deze gebeurtenis met moeilijkheden voor de aarde: „En er brak oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn engelen streden tegen de draak, en de draak en zijn engelen streden. En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: ’Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus, want de beschuldiger van onze broeders ._._. is neergeslingerd! Weest hierom vrolijk, gij hemelen en gij die daarin verblijft! Wee de aarde en de zee.’” Jezus Christus wordt later afgebeeld als degene die de hemelse legers aanvoert in de oorlog tegen de natiën der aarde (Opb 19:11-16). Dit zou voor die natiën een periode van benauwdheid betekenen, die logischerwijs binnen de „tijd van benauwdheid” zou vallen die verband houdt met het opstaan van Michaël (Da 12:1). Aangezien de Zoon van God oorlog moet voeren tegen de natiën, is het alleen maar redelijk om aan te nemen dat hij degene was die voordien met zijn engelen tegen de bovenmenselijke draak, Satan de Duivel, en diens engelen heeft gestreden. Gedurende zijn voormenselijke bestaan werd Jezus „het Woord” genoemd (Jo 1:1). Bovendien droeg hij de eigennaam Michaël. Uit het feit dat hij ook na zijn opstanding de naam Jezus heeft behouden (Han 9:5), blijkt dat „het Woord” identiek is met de Zoon van God op aarde. Dat hij zijn hemelse naam Michaël en zijn titel (of naam) „Het Woord van God” (Opb 19:13) weer aannam, brengt hem met zijn voormenselijke bestaan in verband. Zelfs de naam Michaël, die „Wie is gelijk God?” betekent, laat uitkomen dat niemand aan Jehovah God gelijk is of hem kan evenaren en dat zijn aartsengel Michaël zijn grote Voorvechter of Rechtvaardiger is. ----------------- Over Openbaring 10:6 en Openbaring 10:18. Ik heb al eerder aangehaald dat God Jezus heeft geschapen en Jezus de aarde in opdracht van God heeft geschapen. De verheerlijkte Jezus in Openbarin 10:6 zweert niet bij zichzelf maar bij de hoogste Autoriteit over alles, Jehovah, de onsterfelijke Schepper van de hemel en de aarde (Jesaja 45:12,_18) Jezus was in zijn voormenselijk bestaan „de eerstgeborene van heel de schepping” (Kolossenzen 1:15, WV). Hij was „het begin van Gods schepping” (Openbaring 3:14, Groot Nieuws Bijbel met deuterokanonieke boeken [GNB]). De uitdrukking „begin” [Grieks: ar′che] kan niet terecht zo worden uitgelegd dat Jezus de ’beginner’ van Gods schepping was. Johannes gebruikt in de door hem geschreven bijbelgedeelten meer dan twintig maal verschillende vormen van het Griekse woord ar′che, en deze hebben altijd dezelfde betekenis, namelijk „begin”. Ja, Jezus werd door God geschapen als het begin van Gods onzichtbare scheppingswerken. Merk op hoe nauw deze vermeldingen over de oorsprong van Jezus overeenkomen met uitdrukkingen die in het bijbelboek Spreuken door de figuurlijke „wijsheid” worden gebezigd: „Jahweh schiep mij als zijn eerste gewrocht, als het eerste werk, dat Hij ooit heeft gemaakt. Eer de bergen waren neergelaten, eer de heuvels ontstonden, werd ik geboren, eer Hij de aarde had gemaakt en de velden, en alle grondstoffen der wereld” (Spreuken 8:12, 22, 25,_26, Petrus-Canisiusvertaling [PC]). Hoewel degene die door God werd geschapen, wordt gepersonifieerd als de „wijsheid”, zijn de meeste bijbelgeleerden het erover eens dat dit in werkelijkheid beeldspraak is waarmee gedoeld wordt op Jezus als geestelijk schepsel vóór zijn menselijke bestaan. Jezus, als de „wijsheid” in zijn voormenselijke bestaan, vervolgt met te zeggen dat hij „een meesterwerkman” „aan zijn [Gods] zijde” was (Spreuken 8:30, Jerusalem Bible [JB]). In overeenstemming met deze rol van meesterwerkman zegt Kolossenzen 1:16 over Jezus: „God heeft door hem alles geschapen in de hemel en op aarde.” — GNB. Het was dus door bemiddeling van deze meesterwerker, zijn jongere partner als het ware, dat de Almachtige God alle andere dingen schiep. De bijbel vat de kwestie als volgt samen: „Voor ons [is er] maar één God, de Vader, uit wie het al voortkomt ._._. en één Heer, Jezus Christus, door wie het al bestaat.” (Wij cursiveren.) — 1_Korinthiërs 8:6, WV. God sprak ongetwijfeld tot deze meesterwerkman toen hij zei: „Laten wij de mens maken naar ons beeld” (Genesis 1:26). Sommigen hebben beweerd dat de woorden „wij” en „ons” in deze uitspraak op een Drieëenheid duiden. Maar als u zou zeggen: ’Laten wij iets voor onszelf maken’, zou normaal gesproken niemand dat opvatten als een aanduiding dat in u verscheidene personen tot één zijn samengevoegd. U bedoelt gewoon dat twee of meer afzonderlijke personen samen aan iets zullen werken. Toen God de woorden „wij” en „ons” gebruikte, sprak hij dus ook gewoon tot een andere persoon, zijn eerste geestelijke schepping, de meesterwerkman, de voormenselijke Jezus. |
26-01-2007, 20:26 | ||
Citaat:
Je gaat meteen over naar de onsterfelijkheid van de ziel en de Hel. Wat probeer je hier nu allemaal mee, je bereikt echt werkelijk niets. Maar goed, dan gaan we het over de Hel hebben, want je kunt duidelijk dus niet hetgeen waar we het tot nu toe over hebben gehad weerleggen, dus stap je maar over op een ander onderwerp. Ik vind het echt erg dat er gelooft wordt in een Hel waar mensen eeuwig gepijnigd zouden worden. Eerst maar wat over vertaling. Definitie: Het woord „hel” komt in veel bijbelvertalingen voor. In andere vertalingen staat in dezelfde verzen „het graf”, „het dodenrijk”, enzovoort. Weer andere bijbels transcriberen eenvoudig de woorden in de oorspronkelijke taal die soms met „hel” vertaald zijn, wat wil zeggen dat ze worden overgebracht in de letters van ons alfabet, maar onvertaald blijven. Wat zijn die woorden? Het Hebreeuwse sje’ōl′ en het Griekse equivalent hai′des, die geen betrekking hebben op een afzonderlijke grafstede, maar op het gemeenschappelijke graf van de gestorven mensheid; ook het Griekse ge·en′na, dat als een symbool van eeuwige vernietiging wordt gebruikt. Zowel in de christenheid als in veel niet-christelijke religies wordt echter geleerd dat de hel een verblijfplaats is van demonen waar de goddelozen na hun dood worden gestraft (en sommigen geloven dat dit met pijnigingen gepaard gaat). Waarom bestaat er verwarring omtrent dat wat de bijbel over de hel zegt? „Er is veel verwarring en misverstand ontstaan doordat de vroege vertalers van de bijbel het Hebreeuwse woord Sjeool en de Griekse woorden Hades en Gehenna onveranderlijk met het woord hel hebben weergegeven. De eenvoudige translitteratie van deze woorden door de vertalers van de herziene uitgaven van de bijbel is niet voldoende geweest om deze verwarring en verkeerde opvatting merkbaar op te helderen.” — The Encyclopedia Americana (1942), Deel XIV, blz._81. Vertalers hebben toegelaten dat hun werk werd getint door hun persoonlijke overtuiging in plaats van consequent te zijn in hun vertaling van de woorden uit de oorspronkelijke talen. Bijvoorbeeld: (1)_De Luther-vertaling heeft sje’ōl′ met „afgrond”, „diepte”, „dood”, „doodenrijk”, „graf”, „hel” en „onderwereld” weergegeven; hai′des wordt daarin met zowel „hel” als „doodenrijk” vertolkt; ge·en′na wordt ook met „hel” vertaald, soms met vuur gecombineerd tot „helsche vuur”. (2)_De Willibrordvertaling transcribeert hai′des éénmaal als „Hades” en vertaalt het verder met „hel”, „onderwereld” of „dodenrijk”. Ze vertaalt echter niet alleen hai′des maar ook ge·en′na met „hel”. Op deze wijze is de precieze betekenis van de woorden in de oorspronkelijke talen verdoezeld. Geeft de bijbel te kennen dat de doden pijn lijden? Pred. 9:5,_10: „De levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust ._._. Alles wat uw hand te doen vindt, doe dat met uw krácht, want er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool,* de plaats waarheen gij gaat.” (Als zij zich van niets bewust zijn, voelen zij vanzelfsprekend geen pijn.) (*„De scheol”, voetn. Belgische PB; „het graf”, SV, Lu; „de helle”, Leu; „het dodenrijk”, GNB.) Ps. 146:4: „Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten.”* (*„Gedachten”, 145:3 in Leu; „voornemens”, LV; „plannen”, GNB, NBG.) Geeft de bijbel te kennen dat de ziel na de dood van het lichaam voortleeft? Ezech. 18:4: „De ziel* die zondigt, díe zal sterven.” (*„Ziel”, SV, NBG, Lu; „een mens”, GNB; „degene”, WV.) „Het begrip ’ziel’ in de zin van een louter geestelijke, onstoffelijke werkelijkheid, afgescheiden van het ’lichaam’, ._._. komt niet in de bijbel voor.” — La Parole de Dieu (Parijs, 1960), Georges Auzou, hoogleraar in de Heilige Schrift aan het seminarie van Rouen (Frankrijk), blz. 128. „Hoewel het Hebreeuwse woord nefesj [in de Hebreeuwse Geschriften] herhaaldelijk met ’ziel’ wordt vertaald, zou het onjuist zijn om er een Griekse betekenis in te leggen. Nefesj ._._. wordt nooit opgevat als iets dat afgescheiden van het lichaam functioneert. In het Nieuwe Testament wordt het Griekse woord psuche vaak met ’ziel’ vertaald, maar ook hieraan dient niet dadelijk de betekenis gehecht te worden die het woord voor de Griekse filosofen had. Het betekent gewoonlijk ’leven’, of ’levenskracht’, of soms ’de persoon zelf’.” — The Encyclopedia Americana (1977), Deel_25, blz. 236. Wat voor mensen gaan naar de bijbelse hel? Zegt de bijbel dat de goddelozen naar de hel gaan? Ps. 9:18, SV: „De goddelozen zullen terugkeren, naar de hel* toe, alle godvergetende heidenen.” (*„De dood”, WV; „het dodenrijk”, NBG; „Sjeool”, 9:17 in NW.) Zegt de bijbel ook dat rechtschapen mensen naar de hel gaan? Job 14:13, Leu: „[Job bad:] Wie geve my dit, dat gy my in de helle* beschermt, en my verbergt, tot dat uwen razenden toorn voorbygegaen zy, en dat gy my tyd stelt in denwelken gy myns gedenkt?” (God zelf zei dat Job „een onberispelijk en oprecht man [was], godvrezend en wijkend van het kwaad”. — Job 1:8.) (*„Het graf”, SV; „het dodenrijk”, NBG; „Sjeool”, WV, NW.) Hand. 2:25-27, SV: „David zegt van Hem [Jezus]: ._._. Want Gij zult mijn ziel in de hel* niet verlaten, noch zult uw Heilige overgeven, om verderving te zien.” (Het feit dat God Jezus in de hel niet heeft „verlaten”, impliceert dat Jezus op zijn minst enige tijd in de hel of Hades is geweest, niet waar?) (*„De helle”, Leu; „het dodenrijk”, NBG, WV; „Hades”, NW.) Komt er ooit iemand uit de bijbelse hel? Openb. 20:13,_14, SV: „De zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel* gaven de doden, die in hen waren; en zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken. En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs.” (De doden zullen dus uit de hel worden bevrijd. Merk tevens op dat de hel niet hetzelfde is als het meer van vuur, maar in het meer van vuur zal worden geworpen.) (*„Het dodenrijk”, GNB, NBG; „Hades”, NW.) Staat de goddelozen eeuwige straf te wachten? Matth. 25:46, NBG: „Dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf [„afkapping”, Kingdom Interlinear; Grieks: ko′lasin], maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven.” (The Emphatic Diaglott heeft „afsnijding” in plaats van „straf”. Een voetnoot luidt: „Kolasin ._._. is afgeleid van kolazoo, wat betekent 1. Afsnijden; zoals het afkappen van boomtakken, snoeien. 2. In toom houden, beteugelen. ._._. 3. Kastijden, straffen. Iemand van het leven of de samenleving afsnijden, of zelfs in toom houden, wordt als straf beschouwd; — vandaar dat dit derde overdrachtelijke gebruik van het woord is ontstaan. De eerste betekenis is aangehouden omdat die beter past bij het tweede deel van de zin en aldus de kracht en schoonheid van de tegenstelling bewaard blijft. De rechtvaardigen gaan naar het leven, de goddelozen naar de afsnijding van het leven, of de dood. Zie 2_Thess. 1.9.”) 2_Thess. 1:9, LW: „Hun straf zal de eeuwige vernietiging* zijn. Ze zullen voorgoed van de Heer en zijn ontzaglijke macht gescheiden worden.” (*„De eeuwige ondergang”, GNB; „eeuwig verderf”, SV, NBG, WV.) Jud. 7, NBG: „Zoals Sodom en Gomórra en de steden in hun nabijheid, die op gelijke wijze als genen haar hoererij hebben gebotvierd en ander vlees achternagelopen zijn, daar liggen als voorbeeld, onder een straf van eeuwig vuur.” (Het vuur dat Sodom en Gomorra verwoestte, is al duizenden jaren geleden uitgedoofd. Maar dat vuur had een blijvende uitwerking; de steden zijn niet herbouwd. Gods oordeel was echter niet slechts tegen die steden maar ook tegen hun goddeloze inwoners gericht. Wat hun overkwam, is een waarschuwend voorbeeld. In Lukas 17:29 zegt Jezus dat zij ’verdelgd’ (NBG) of ’vernietigd’ (NW) werden; Judas_7 laat zien dat de vernietiging eeuwig was.) Hier nog wat over Math 10:28 In Matthéüs 10:28 waarschuwde Jezus zijn toehoorders ’hem te vrezen die én ziel én lichaam kan vernietigen in Gehenna’. Wat betekent dit? Merk op dat Jezus hier niet spreekt van pijniging in de vuren van Gehenna, maar veeleer zegt ’hem te vrezen die kan vernietigen in Gehenna’. Door afzonderlijk melding te maken van de „ziel”, beklemtoont Jezus hier dat God al iemands vooruitzichten op leven kan vernietigen; bijgevolg bestaat er voor hem geen hoop op een opstanding. Met de vermeldingen van de „vurige Gehenna” wordt dus hetzelfde bedoeld als met ’het meer van vuur’ in Openbaring 21:8, namelijk vernietiging, „de tweede dood”. Over wat je aanhaalt van Openbaring 20:15, je moet hiervoor ook het vers daarvoor bekijken, Openbaring 20:14. Dat het meer van vuur symbolisch is, blijkt verder uit de context van verwijzingen ernaar in het boek Openbaring. Over de dood wordt gezegd dat hij in dit meer van vuur wordt geslingerd (Opb 19:20; 20:14). De dood kan uiteraard niet in letterlijke zin verbrand worden. Bovendien wordt de Duivel, een onzichtbaar geestelijk schepsel, in dit meer geworpen. Aangezien hij een geest is, kan hij geen schade oplopen door letterlijk vuur. — Opb 20:10; vgl. Ex 3:2 en Re 13:20. Daar het meer van vuur „de tweede dood” afbeeldt en in Openbaring 20:14 wordt gezegd dat „de dood en Hades” erin geslingerd zullen worden, ligt het voor de hand dat het meer geen afbeelding kan zijn van de dood die de mens van Adam heeft geërfd (Ro 5:12) en evenmin betrekking heeft op Hades (Sjeool). Het moet daarom een ander soort dood symboliseren, een dood waaruit geen terugkeer mogelijk is, want nergens in het verslag wordt vermeld dat het „meer” degenen opgeeft die zich erin bevinden, zoals dat bij de Adamitische dood en Hades (Sjeool) het geval is (Opb 20:13). Bijgevolg worden degenen die niet in „het boek des levens” geschreven worden bevonden — onberouwvolle tegenstanders van Gods soevereiniteit — in het meer van vuur geslingerd, wat eeuwige vernietiging of de tweede dood betekent. — Opb 20:15. Hoewel de voorgaande teksten duidelijk doen uitkomen dat het meer van vuur symbolisch is, worden ze door sommige personen gebruikt om het geloof in een letterlijke plaats van vuur en pijniging te ondersteunen. Openbaring 20:10 wordt aangevoerd, omdat daar wordt gezegd dat de Duivel, het wilde beest en de valse profeet ’dag en nacht tot in alle eeuwigheid’ in het meer van vuur gepijnigd worden. Dit kan echter geen betrekking hebben op letterlijke pijniging bij bewustzijn. Wie in het meer van vuur wordt geworpen, sterft „de tweede dood” (Opb 20:14). De doden hebben geen bewustzijn en kunnen derhalve geen pijn lijden. — Pr 9:5. In de Schrift wordt vurige pijniging in verband gebracht met vernietiging en dood. In de Griekse Septuaginta-vertaling van de Hebreeuwse Geschriften bijvoorbeeld wordt het woord voor pijniging (ba′sa·nos) verschillende keren gebruikt met betrekking tot de dood als straf (Ez 3:20; 32:24,_30). Op overeenkomstige wijze zegt het boek Openbaring over Babylon de Grote: „De koningen der aarde ._._. zullen over haar wenen en zich in droefheid om haar slaan, wanneer zij naar de rook kijken die van haar verbranding afkomt, terwijl zij uit vrees voor haar pijniging [Gr.: ba·sa·ni′smou] op een afstand staan” (Opb 18:9,_10). Over de betekenis van de pijniging zegt een engel later: „Zo zal Babylon, de grote stad, met een snelle worp worden neergeslingerd, en ze zal nooit meer gevonden worden” (Opb 18:21). De hier genoemde vurige pijniging staat dus gelijk met vernietiging, en in het geval van Babylon de Grote betekent het eeuwige vernietiging. — Vgl. Opb 17:16; 18:8, 15-17,_19. Bijgevolg ondergaan degenen die ’eeuwig gepijnigd worden’ (van het Gr. ba·sa·ni′zo) in het meer van vuur, de „tweede dood”, waaruit geen opstanding is. Het verwante Griekse woord ba·sa·ni′stes wordt in Mattheüs 18:34 met ’gevangenbewaarder’ vertaald (NW; vgl. vs._30). Degenen die in het meer van vuur worden geslingerd, worden derhalve voor eeuwig opgesloten of ’gevangengezet’ in de dood. Lukas 12:5 is een goed voorbeeld van wat er gebeurt als je alles met Hel vertaalt in jouw bijbel. Waar bij jou hel staat, daar hoort Gehenna te staan. „Gehenna was de vergriekste vorm van de naam van het dal van Hinnom bij Jeruzalem, waarin vuren werden onderhouden om het afval van de stad te verbranden. Dit is een krachtig beeld van definitieve vernietiging.” Hoewel de uitdrukking „Gehenna” in de christelijke Griekse Geschriften wordt aangetroffen, is ze afgeleid van de twee Hebreeuwse woorden Gai en Hinnom, die dal van Hinnom betekenen. Dit dal lag ten zuiden en zuidwesten van Jeruzalem. In de dagen van de trouweloze Judese koningen Achaz en Manasse diende het dal van Hinnom als een plaats waar afgodische religieuze riten werden beoefend, waartoe ook de afschuwelijke kinderoffers behoorden (2_Kronieken 28:1, 3; 33:1, 6; Jeremia 7:31; 19:2, 6). Later maakte de goede koning Josía een eind aan de afgodische aanbidding die daar werd beoefend en hij maakte het dal ongeschikt om voor aanbidding gebruikt te worden. — 2_Koningen 23:10. Volgens de overlevering werd het dal van Hinnom daarna een plaats waar afval werd gestort. En dit wordt door de bijbel bevestigd. In Jeremia 31:40 bijvoorbeeld wordt het dal van Hinnom klaarblijkelijk de „laagvlakte van de lijken en van de vettige as” genoemd. Daar bevond zich ook de „Aspoort”, een poort die toegang schijnt te hebben gegeven tot het oostelijke uiteinde van het dal van Hinnom, daar waar dit dal zich met het Kidrondal verenigde. — Nehemía 3:13, 14. Dat Gehenna in verband gebracht moet worden met de verwoestende aspecten van de vuilnisbelt van een stad, is volledig in overeenstemming met de woorden van Jezus Christus. Met betrekking tot Gehenna zei hij: „._. . waar hun made niet sterft en het vuur niet wordt uitgedoofd” (Markus 9:48). Zijn woorden hebben klaarblijkelijk betrekking op het feit dat er op de vuilverbrandingsplaats van de stad voortdurend vuren werden onderhouden, die misschien door de toevoeging van zwavel nog heviger brandden. Waar het vuur niet kwam, zou het een broeinest zijn van wormen of maden, die zouden opeten wat niet door het vuur werd verteerd. Er zij ook opgemerkt dat Jezus, door aldus over Gehenna te spreken, geen begrip introduceerde dat volkomen vreemd was aan de Hebreeuwse Geschriften. In die vroegere Geschriften komen nagenoeg dezelfde bewoordingen voor in teksten die over het lot van de goddelozen handelen. In Jesaja 66:24 wordt voorzegd dat personen die Gods gunst genieten, stellig zullen „uitgaan en [zullen] zien op de lijken der mannen die tegenover [God] overtredingen begingen; want de wormen zelf die op hen zijn zullen niet sterven en hun vuur zelf zal niet uitgeblust worden, en zij moeten iets weerzinwekkends voor alle vlees worden”. Het is duidelijk dat dit geen beeld van bewuste pijniging maar van een verschrikkelijke vernietiging is. Wat overblijft, zijn geen zielen die bewustzijn bezitten noch „van het lichaam bevrijde geesten”, maar dode „lijken”. De schriftplaats toont aan dat het niet de ménsen zijn die leven, maar de maden of wormen die op hen zijn. Over een „onsterfelijke ziel” wordt hier niet gesproken. In de profetie van Jeremia wordt het dal van Hinnom insgelijks in verband gebracht met een vernietiging van ontrouwe mensen. „’Zie! er komen dagen’, is de uitspraak van Jehovah, ’dat deze plaats niet meer Tofeth en het dal van de zoon van Hinnom genoemd zal worden, maar het dal van het doden. En ik wil de raad van Juda en van Jeruzalem in deze plaats teniet doen, en ik wil hen doen vallen door het zwaard voor hun vijanden en door de hand van hen die hun ziel zoeken. En ik wil hun dode lichamen als voedsel geven aan de vliegende schepselen van de hemel en aan de dieren der aarde.’” — Jeremia 19:6, 7. Merk op dat Jeremia’s verwijzing naar het dal van Hinnom geen zinspeling bevat op pijniging bij bewustzijn na de dood. Het beeld dat wordt geschilderd duidt op totale vernietiging, waarbij de „dode lichamen” door aasvogels en roofdieren worden opgegeten. Wat wordt met de in Openbaring genoemde ’eeuwige pijniging’ bedoeld? Openb. 14:9-11; 20:10, NBG: „Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, die zal ook drinken van den wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in den beker van zijn toorn; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. En de rook van hun pijniging [Grieks: ba·sa·ni′smou] stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt.” „En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden.” Wat is de in deze teksten genoemde „pijniging”? Het is opmerkelijk dat in Openbaring 11:10 (NBG) gesproken wordt over ’profeten die hen die op de aarde wonen, pijnigen’. Deze pijniging is het gevolg van de vernederende ontmaskering door de boodschappen die deze profeten bekendmaken. In Openbaring 14:9-11 (NBG) wordt gezegd dat aanbidders van het symbolische „beest en zijn beeld”, ’met vuur en zwavel worden gepijnigd’. Dit kan geen betrekking hebben op pijniging bij bewustzijn na de dood, want „de doden weten niets” (Pred. 9:5, NBG). Hoe komt het dan dat zij zo’n pijniging ondergaan terwijl zij nog in leven zijn? Doordat Gods dienstknechten bekendmaken dat aanbidders van het „beest en zijn beeld” de tweede dood zullen sterven, die wordt afgebeeld door „de poel van vuur en zwavel”. De rook waarmee hun vurige vernietiging gepaard gaat, blijft eeuwig opstijgen omdat de vernietiging eeuwig zal zijn en nooit in de vergetelheid zal raken. Wat betekent het als Openbaring 20:10 zegt dat de Duivel ’in alle eeuwigheden in de poel van vuur en zwavel gepijnigd zal worden’? Openbaring 21:8 (NBG) zegt duidelijk dat ’de poel van vuur en zwavel’ „de tweede dood” is. Dat de Duivel daar voor eeuwig „gepijnigd” wordt, betekent dus dat hij niet zal worden losgelaten; hij zal voor eeuwig gebonden blijven, in de eeuwige dood in feite. Dit gebruik van het woord „pijniging” (van het Griekse ba′sa·nos) doet denken aan het gebruik ervan in Matthéüs 18:34, waar hetzelfde Griekse grondwoord op een ’gevangenbewaarder’ of ’cipier’ wordt toegepast. — ED, NW; Pa, voetn. Wat is volgens de bijbel de straf op de zonde? Rom. 6:23: „Het loon dat de zonde betaalt, is de dood.” Wordt iemand na zijn dood nog steeds voor zijn zonden gestraft? Rom. 6:7: „Wie gestorven is, is van zijn zonde vrijgesproken.” Is eeuwige pijniging van de goddelozen verenigbaar met Gods persoonlijkheid? Jer. 7:31: „Zij [afvallige Judeeërs] hebben de hoge plaatsen van Tofeth gebouwd, dat in het dal van de zoon van Hinnom ligt, om hun zonen en hun dochters in het vuur te verbranden, iets wat ik niet geboden had en wat in mijn hart niet was opgekomen.” (Als dit nooit in Gods hart was opgekomen, zou hij er beslist niet op grotere schaal iets dergelijks op na houden en gebruiken.) Illustratie: Wat zou u denken van een ouder die de hand van zijn kind boven een vuur hield om het kind voor iets verkeerds te straffen? „God is liefde” (1 Joh. 4:8). Zou hij doen wat geen enkele rechtgeaarde ouder zou doen? Als het niet eens in Gods hart was opgekomen, hoe zou hij het dan op grote schaal kunnen doen? Waar komt de leerstelling van het hellevuur vandaan? In oude Babylonische en Assyrische geloofsopvattingen „wordt de onderwereld ._._. afgeschilderd als een plaats vol gruwelen die door zeer sterke en wrede goden en demonen wordt beheerst” (The Religion of Babylonia and Assyria, Boston, 1898, Morris Jastrow, Jr., blz. 581). Vroege sporen van het vurige karakter van de hel van de christenheid worden in de religie van het oude Egypte aangetroffen (The Book of the Dead, New Hyde Park, N.Y., 1960, met een voorwoord van E._A. Wallis Budge, blz. 144, 149, 151, 153, 161). In het boeddhisme, dat uit de zesde eeuw v.G.T. dateert, begonnen na verloop van tijd zowel hete als koude hellen een rol te spelen (The Encyclopedia Americana, 1977, Deel_14, blz._68). Aan helletaferelen die in katholieke kerken in Italië staan uitgebeeld, blijkt de godsdienst van de Etrusken ten grondslag te liggen. — La civiltŕ etrusca (Milaan, 1979), Werner Keller, blz. 389. Maar de feitelijke oorsprong van deze godonterende leerstelling gaat veel verder terug. De duivelse ideeën die bij een hel van pijniging behoren, zijn godslasterlijk en vinden hun oorsprong bij de voornaamste lasteraar van God (de Duivel, wiens naam „Lasteraar” betekent), degene die door Jezus „de vader van de leugen” werd genoemd. — Joh. 8:44. Laatst gewijzigd op 26-01-2007 om 20:47. |
27-01-2007, 11:09 | ||
Citaat:
Hetgeen je aanhaalt over wenen en knersetanden. waaruit haal jij dat dat over een Hel gaat? Math 23:33 is weer een verkeerde vertaling, hier hoort het volgende te staan: 33_Slangen, addergebroed, hoe zult GIJ het oordeel van Gehenna ontvlieden? Zie mijn post hiervoor wat er met Gehenna bedoeld wordt. |
27-01-2007, 12:09 | ||
Citaat:
Want als je vers 15 leest dan wordt daar gezegd: ieder die niet in het boek des levens geschreven staat. Dat zijn toch volgens jou ook de goddelozen zoals je aangeeft in het laatste wat je schreef? Dat zou dan herhaling van nadruk zijn volgens jou? Lees eens 1 kor 15:24-28: 24_Vervolgens het einde, wanneer hij het koninkrijk aan zijn God en Vader overdraagt, wanneer hij alle regering en alle autoriteit en kracht heeft tenietgedaan. 25_Want hij moet als koning regeren totdat [God] alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. 26 Als laatste vijand wordt de dood tenietgedaan. 27_Want [God] „heeft alle dingen onder zijn voeten onderworpen”. Maar wanneer hij zegt dat ’alle dingen onderworpen zijn’, is het duidelijk dat dit met uitzondering is van degene die alle dingen aan hem onderwierp. 28_Wanneer echter alle dingen aan hem onderworpen zullen zijn, dan zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen Wat ik heb vetgedrukt dat gebeurt dus in Openbaring 20:14. De Adamitische dood wordt te zamen met Hades, „in het meer van vuur geslingerd”. Ze zullen voor eeuwig verdwenen zijn! Met de tweede dood wordt eeuwige vernietiging bedoeld zoals ik 2 posts terug heb uitgelegd. |
27-01-2007, 18:22 | ||
Citaat:
Waarom ik ook niet geloof dat Jezus Michael is, is omdat Jezus deel uitmaakt van de drieene God. Ik geloof dus als Thomas tegen jezus zegt, mijn Heer en mijn God, dan bedoeld Thomas dat ook. Ook Joh 1:1 Jezus laat zich aanbidden, engelen niet. Jezus maakt zich gelijk aan de Vader Bijv, Ik ben de alfa en de omega enz Als Jezus gevangen wordt, lees je:Joh 18:5 Zij antwoordden Hem: Jezus de Nazoreeër. Hij zeide tot hen: Ik ben het. En ook Judas, zijn verrader, stond bij hen. 6 Toen Hij dan tot hen zeide: Ik ben het, deinsden zij terug en vielen ter aarde. Waarom deinsden ze terug en vielen ter aarde? omdat Jezus zei, Ego eimi, IK BEN ( Gods naam) Nogmaals Openbaring 1:17: En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste, ( zegt Jezus ) in Jesaja 44:6 lees je:Zo zegt de HERE, de Koning en Verlosser van Israël, de HERE der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God. 7 En wie is als Ik – hij roepe het uit en verkondige het en legge het Mij voor – daar Ik toch het overoude volk in het aanzijn riep; en hetgeen er in de toekomst gebeuren zal, mogen zij verkondigen. 8 Weest niet verschrikt en vreest niet. Heb Ik het u niet van oudsher doen horen en verkondigd? Gij zijt mijn getuigen: is er een God buiten Mij? Er is geen andere Rots, Ik ken er geen. Jezus wordt ook die Rots genoemd 1 Kor 10:4 en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen medeging, en die rots was de Christus. Je gaf ook te kennen dat er meer Goden zijn, JHWH de almachtige God, Jezus ( Michael ) een lagere God, Satan enz maar wat zegt Jesaja 44:6: Dit heeft Jehovah gezegd, de Koning van Israel en zijn Terugkoper, Jehovah der legerscharen: Ik ben de eerste en ik ben de laatste, en buiten mij is er geen God. ( NWV ) Hoe komt het wachtoren genootschap er dan bij om te zeggen dat er meer goden zijn? In Joh 1:23 zegt Johannes de doper van zich zelf: Hij zeide: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren, gelijk de profeet Jesaja gesproken heeft. Jesaja 40:3 Hoor, iemand roept: Bereidt in de woestijn de weg des HEREN, effent in de wildernis een baan voor onze God. Jesaja 40:3 ( NWV ) Luistert! In de wildernis roept iemand: ,,Baant de weg van Jehovah! Maakt de hoofdweg voor onze God door de woestijn vlakte recht. Jezus is Jahweh |
27-01-2007, 18:50 | ||
Citaat:
Of je het nu Hel of Ghehena noemt het komt zich op het zelfde neer. Ik heb een tijdje geleden op internet een stuk gevonden over negatieve bijna doodervaringen, ik weet je moet met zo'n dingen voorzichtig zijn, ik bedoel daarmee, je hoort vaker over positieve BDE'en maar vaker is het zo dat je mensen zo'n verhalen hoort vertellen die helemaal niet bekeert zijn en volgens mij, de satan die mensen in de waan wil laten van leef maar goed je komt wel door je eigen goeie werken in de hemel, wat dus absoluut niet zo is. Maar aangezien dit negatieve BDE'en zijn geloof ik dat ze waar zijn, immers anders zou de satan zijn eigen ramen ingooien. Trouwens ik geloof niet dat alle positieve BDE'en van de boze komen, maar nogmaals je moet er voorzichtig mee zijn. hier beneden volgen een paar, trek je eigen conclusie. Niet alle sterfbed-ervaringen zijn positief. Van velen wordt verteld, dat ze op de grens van leven en dood met een verschrikkelijke werkelijkheid werden gekonfronteerd. Hun ogen stonden vol angst en ontzetting, vaak bleef deze gezichtsuitdrukking ook na de dood. Vaak is er een laatste angstige uitroep. Van een aantal bekende persoonlijkheden is deze genoteerd. Koning Karel de 9e, gestorven 1574 zei: "Ik ben verloren, ik zie het!" Sir Thomas Scott, gestorven 1621 zei: "Ik geloofde, dat God noch hel bestond. Nu weet en voel ik dat ze allebei bestaan en dat ik door een rechtvaardig oordeel tot ondergang gedoemd ben." De filosoof Thomas Hobbes, gestorven 1679 zei: "Ik sta op het punt om in het duister (de verlorenheid) te springen." Edward Gibbon zei: "Alles is nu verloren, alles is donker." Talleyrand, gestorven 1838, zei tegen zijn koning: "Ik lijd, Sire, de pijnen van de verdoemden." Verschillende zielzorgers stellen telkens weer vast, dat mensen die zich met okkulte praktijken (zoals wicca, toverij, geesten oproepen, voorspellingen, of satanisme) hebben afgegeven een ellendig sterfbed hebben. Dr. Kurt Koch geeft in zijn boeken daarvan telkens voorbeelden; Een magische belezer stierf onder vloeken. Een doordringende stank vulde de kamer. Een ouderling, die met het zogenaamde 'zesde en zevende boek van Mozes' magie bedreven had, stierf eveneens onder vloeken. Van een aantal, die huiveringwekkend stierven, is bekend, dat ze van hun geloof waren afgevallen of er zich hardnekkig tegen hadden verzet. William Pope, een engelse ex-methodist, riep op zijn sterfbed uit: "O, de brandende vlam, de hel, de pijn die ik voel. O, de hel, de kwelling, het vuur in me. O, eeuwigheid, eeuwigheid. Altijd met demonen te moeten wonen en met verdoemden geesten in de poel van vuur, dat moet mijn lot zijn, en het is een rechtvaardig lot. Ik wil niets anders dan de hel! Kom, duivel, en haal me!" Een meisje, dat zich hardnekkig tegen een keuze voor Christus had verzet zei: "O, wat ontzettend, o red me, ze trekken me naar beneden. Verloren, verloren!" De franse atheďstische filosoof Voltaire wilde zich op zijn sterfbed met de kerk verzoenen. Ongelovige vrienden, die dit wilden verhinderen, werden door hem uitgevloekt. Daarna legde hij de herroeping van zijn oude standpunten schriftelijk vast. Maar hij bleef woeden tegen God en mensen. Hij riep zijn arts toe: "Ik moet sterven, door God en mensen verlaten." Toen de arts verklaarde, niets meer voor hem te kunnen doen, riep Voltaire uit: "Dan zal ik ter helle varen, en u mee." Later zei zijn verpleegster, dat ze voor alle rijkdom van Europa nooit meer een ongelovige zou willen zien sterven, zo verschrikkelijk was zijn einde... De laatste woorden van een bendeleider waren: "Ik ga naar de hel, ik ben verloren. Zo kan ik niet sterven. O moeder, het is vreselijk om naar de hel te gaan." Van Stalins sterfbed zijn we op de hoogte gebracht door zijn dochter Swetlana, ze verteld: "Het sterven van mijn vader was verschrikkelijk zwaar. De doodsstrijd was ontzettend. In de laatste minuut opende hij plotseling zijn ogen. Het was een verschrikkelijke blik, half waanzinnig, half toornig. Toen wees hij naar boven, waarbij hij ons allen bedreigde." De laatste woorden van een atheďstische man waren: "Ik zie een grote muur voor me oprijzen, en nu het te laat is, ontdek ik dat het makkelijker is om in de hel te komen, dan eruit." Een spotter met het geloof zei: "Kijk, hoe het water omhoog komt. Gauw zal de rivier me overspoelen. Ik heb nooit in een hel geloofd, maar nu geloof ik erin. O, hoe verschrikkelijk!" Anderen spreken eveneens over een duivel of over 'ze'. Een meisje dat nogal wild geleefd had zei: "O, de duivel komt om mijn ziel in de hel te trekken. Ik ben voor altijd verloren!" Een Deen, die als magiër bekend stond, zag de duivel naderen. "Kijk, daar is hij. Hij neemt me mee naar de hel! Help!" Een zakenman vertelde over een donkere tunnel waar hij zich bevond, en heel in de verte was een uitgang die erg aan hem 'trok'. Hij zegt: "Overal om me heen waren vreselijke figuren, die me probeerde vast te pakken. Het beste kun je ze vergelijken met de verminkte, monsterachtige bedelaars uit oude films. Wat me vooral bij staat was een ongelovige hitte, een hitte die alles wat ik ben probeerde te verbranden. Gelukkig hebben de artsen mijn leven kunnen redden en ben ik er nog. Ik heb het gezien en ervaren; de hel is echt!" Soldaat Ritchie maakte niet alleen mooie dingen mee. Hij zag ook een wereld van verlorenen, die voortdurend elkaar bevochten en waaruit gebrul opklonk. Een zekere Andrew Kosh, wiens hart was blijven stilstaan, vertelt: "Ik rende een lange gang weg naar beneden. Plotseling was er een splitsing: een pad ging een lange heuvel af, het andere ging omhoog. Ik besloot om de weg naar beneden te nemen. Ik had altijd al gevoeld, dat ik in de hel terecht zou komen. Na wat een eindeloze tocht leek te zijn, zag ik een groot aantal mensen, allen zonder gezicht, die zich in een arena voortbewogen. Verschillende stemmen riepen me toe: 'Je hoort hier niet.' Ik klom toen moeizaam naar omhoog." Kosh vertelt, hoe hij tenslotte de wijd open hemelpoorten zag, maar poortwachters begonnen de poort te sluiten. Toen hij de poort bereikte, was ze dicht. Toen hoorde hij een stem roepen: "Het is je tijd niet." De Canadees Godkin bericht, dat hij ook naar de hel werd geleid. Hij noemt het 'een plaats van straf voor allen, die Jezus Christus verwerpen.' Hij voelde de kwelling, die allen die erheen gaan, zullen ervaren en spreekt over een drukkende duisternis, die een besef van eenzaamheid geeft, en over een droge hitte, waarbij men zich voelt als een withete oven. Het eerste, dat de na twee dagen uit de dood opgewekte Timoorees zei, was: "Ik zal jullie iets vertellen. Eerst: het leven eindigt niet, als je sterft. Ik was twee dagen dood, ik heb het ervaren. En het tweede is: de hel en de hemel zijn realiteiten. Ook dat heb ik ervaren. En het derde dat ik wil zeggen is: als je Jezus niet vindt in je leven, zul je nooit naar de hemel gaan. Je zult dan tot de hel veroordeeld worden..." De bekende duitse toneelspeler en filmster Curd Jürgens had een ervaring van de hel tijdens een hartoperatie in Houston. Hij merkte, hoe verwrongen gezichten op hem neerkeken. Vol ontzetting zag hij vuurvlammen om zich heen. Een vrouw met een verschrikkelijke blik in haar ogen, trok hem weg in een wereld vol weeklachten. De kardioloog Maurice Rawlings, had zijn eerste ervaring op dit gebied, toen hij iemand, die klinisch dood was, moest proberen te reanimeren. Plotseling riep de man: "Ga door!" Rawlings had ondervonden, dat de patiënten de arts meestal vragen te stoppen, omdat hij hen pijn doet. Maar deze man wilde perse in het leven terugkeren. 'Waarom wil je niet, dat ik ermee ophoud?' vroeg Rawlings. "Ik ben in de hel", schreeuwde de man. 'Bedoel je, dat je bang bent om naar de hel te gaan?' Maar de man antwoorde met de angst in zijn ogen: "Nee, ik ben in de hel, laat me niet teruggaan." 'Hoe kan ik ophouden met in de hel te zijn.''Ik ben geen dominee', zei de arts terwijl hij doorging het hart van de man te masseren. Maar toen de man zijn vraag herhaalde, stelde Rawlings hem voor, een zondagsschoolgebed uit te spreken: 'Heer Jezus, vergeef mijn zonde en leef in mij. Als U mijn leven spaart, dan blijf ik met U verbonden. Als U mijn leven neemt, neem me dan op in uw hemel.' Daarop stierf de man opnieuw. Rawlings moest hem verschillende malen tot leven terugbrengen. Achteraf wist de man niets meer van zijn ontmoeting met de hel af, maar nog wel, dat hij gebeden had. Rawlings was echter door zijn ervaring zo geschokt, dat hij, die altijd gezegd had, dat godsdienst hokus-pokus was, nu de bijbel begon te lezen. Sindsdien maakte hij vaker mee, dat klinisch doden achteraf vertelden over licht, een weiland, een stad, maar ook over een gevangenis, over een vuur, over verschrikkelijke wezens en een doordringende stank. Rawlings raakte er zo van overtuigd, dat er een leven na dit leven bestaat, maar dat dit niet altijd een goed leven is. Anna Katherina Emmerich zag in het vuur van de hel nergens een blauwe lucht, een boom of een vrucht. Alles is er kleurloos. Naar de graad van reiniging is het er lichter of donkerder. In de duistere gedeelten zag ze zielen voor de helft of tot de hals. Ieder was er in een aparte kerker of put en leed er dorst en hitte. Theresia van Avila heeft een plaats gezien vol van pijn en ellende. Ze beschrijft de toegang als een nauwe steeg en de duisternis als een bakoven met een modderige bodem vol wormen. Ze voelde het vuur in haar ziel branden, dat erger pijn deed dan welke aardse pijn ook. Ze had de indruk, geperst en verstikt te worden. De ziel snijdt zich daar kapot, de muren knijpen er zich samen, bericht ze. Men kan er niet zitten of liggen, alles is er zonder licht en vol vertwijfeling, is haar ervaring... |
27-01-2007, 20:35 | ||
Citaat:
Wat ik met 1 kor 15: 26 wil zeggen is dat daar wordt aangehaald dat als laatste vijand de dood tenietgedaan wordt, dat gebeurt dus in Openbaring 20:14, de dood en de Hel worden in het poel des vuurs gegooid, met de dood en de Hel wordt daar dus niet de duivel bedoeld. De goddelozen staat wel eeuwige vernietiging te wachten. 2_Thess. 1:9, LW: „Hun straf zal de eeuwige vernietiging* zijn. Ze zullen voorgoed van de Heer en zijn ontzaglijke macht gescheiden worden.” (*„De eeuwige ondergang”, GNB; „eeuwig verderf”, SV, NBG, WV.) Jud. 7, NBG: „Zoals Sodom en Gomórra en de steden in hun nabijheid, die op gelijke wijze als genen haar hoererij hebben gebotvierd en ander vlees achternagelopen zijn, daar liggen als voorbeeld, onder een straf van eeuwig vuur.” (Het vuur dat Sodom en Gomorra verwoestte, is al duizenden jaren geleden uitgedoofd. Maar dat vuur had een blijvende uitwerking; de steden zijn niet herbouwd. Gods oordeel was echter niet slechts tegen die steden maar ook tegen hun goddeloze inwoners gericht. Wat hun overkwam, is een waarschuwend voorbeeld. In Lukas 17:29 zegt Jezus dat zij ’verdelgd’ (NBG) of ’vernietigd’ (NW) werden; Judas_7 laat zien dat de vernietiging eeuwig was.) |
27-01-2007, 20:40 | ||
Citaat:
Math 25:30 is een illustratie. Matth. 25:46, NBG: „Dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf [„afkapping”, Kingdom Interlinear; Grieks: ko′lasin], maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven.” (The Emphatic Diaglott heeft „afsnijding” in plaats van „straf”. Een voetnoot luidt: „Kolasin ._._. is afgeleid van kolazoo, wat betekent 1. Afsnijden; zoals het afkappen van boomtakken, snoeien. 2. In toom houden, beteugelen. ._._. 3. Kastijden, straffen. Iemand van het leven of de samenleving afsnijden, of zelfs in toom houden, wordt als straf beschouwd; — vandaar dat dit derde overdrachtelijke gebruik van het woord is ontstaan. De eerste betekenis is aangehouden omdat die beter past bij het tweede deel van de zin en aldus de kracht en schoonheid van de tegenstelling bewaard blijft. De rechtvaardigen gaan naar het leven, de goddelozen naar de afsnijding van het leven, of de dood. Zie 2_Thess. 1.9.”) Openb. 14:9-11; 20:10, NBG: „Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, die zal ook drinken van den wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in den beker van zijn toorn; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. En de rook van hun pijniging [Grieks: ba·sa·ni′smou] stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt.” „En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden.” Wat is de in deze teksten genoemde „pijniging”? Het is opmerkelijk dat in Openbaring 11:10 (NBG) gesproken wordt over ’profeten die hen die op de aarde wonen, pijnigen’. Deze pijniging is het gevolg van de vernederende ontmaskering door de boodschappen die deze profeten bekendmaken. In Openbaring 14:9-11 (NBG) wordt gezegd dat aanbidders van het symbolische „beest en zijn beeld”, ’met vuur en zwavel worden gepijnigd’. Dit kan geen betrekking hebben op pijniging bij bewustzijn na de dood, want „de doden weten niets” (Pred. 9:5, NBG). Hoe komt het dan dat zij zo’n pijniging ondergaan terwijl zij nog in leven zijn? Doordat Gods dienstknechten bekendmaken dat aanbidders van het „beest en zijn beeld” de tweede dood zullen sterven, die wordt afgebeeld door „de poel van vuur en zwavel”. De rook waarmee hun vurige vernietiging gepaard gaat, blijft eeuwig opstijgen omdat de vernietiging eeuwig zal zijn en nooit in de vergetelheid zal raken. |
27-01-2007, 20:55 | ||
Citaat:
Alles wat je hierboven aankaart heb ik al eerder in posts uitgelegd. Ik zal alleen nog reageren op jouw vraag, maar zelfs dat heb ik al eerder uitgelegd. Tuurlijk zegt Jehovah dat er buiten hem geen andere God is, aangezien hij de Almachtige God is. 2 kor 3 Als er nu in werkelijkheid een sluier ligt over het goede nieuws dat wij bekendmaken, dan is het gesluierd onder hen die vergaan, 4 onder wie de god van dit samenstel van dingen de geest van de ongelovigen heeft verblind opdat het verlichtende licht van het glorierijke goede nieuws over de Christus, die het beeld van God is, niet zou doorschijnen. hier wordt satan de god van dit samenstel van dingen genoemd. |
27-01-2007, 22:31 | |||
Citaat:
Vers 10 vind wel eerder plaats. Je leest namelijk dat de duivel aan het eind nog een poosje ontbonden word daarna werd hij in 'de poel des vuurs' geworpen en daarna lees je dus van de oordeelsdag: 13 En de zee gaf de doden, die in haar waren; en de dood en de hel gaven de doden, die in hen waren; Ik zou het inderdaad niet zeker weten of in vers 14 dus ook weer de duivel bedoeld word, waarschijnlijk toch niet zo logisch,omdat alleen de mensen hier geoordeelt worden. Dan word in 14 dus het volgende bedoelt: ňf onder een oneigenlijke wijze van spreken, voor al hetgeen dat enigszins bedroefd, of pijnlijk is; hetwelk uit de gehele wereld zal geweerd, en na dien tijd nergens dan in den eeuwigen poel des vuurs zal worden gevonden. En daarna in vers 15 gaat het dus pas over de mensen. Verder maakt dit verder niet uit omdat je hier uit niet kan opmaken of de goddelozen vernietigd worden of ook naar een plek gaan waar ze veel lijden. Citaat:
Mattheus 8 12 En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn, en knersing der tanden. Ook in Mattheus 13 vers 42 en 50 en het zelfde in Lukas 13 vers 28 De bijbelteksten zijn dus niet te rijmen met een vernietiging, het gaat over lijden en het woord eeuwig word ook gebruik. Ik vind jou uitleg in ieder geval niet bevredigend omdat ik het gewoon niet kan rijmen met stukken in teksten als: aldaar zal wening zijn, en knersing der tanden. En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid en zij hebben geen rust, dag en nacht |
28-01-2007, 00:34 | ||
Citaat:
Vers 10 vindt idd eerder plaats aangezien Duivel als eerste in de poel des vuurs werdt gegooid, echter worden de duivel, de mensen die niet in het boek des levens staan, de dood en de hel allemaal in hetzelfde gegooid. Openbaring 20:13 wordt aangegeven dat de hel haar doden gaf, (zij blijven daar dus niet voor eeuwig). Oke, aangezien je meer informatie wilt over Math 8:12 Jes 65: 13_Daarom, dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: „Ziet! Míjn knechten zullen eten, maar GÍJ zult honger lijden. Ziet! Míjn knechten zullen drinken, maar GÍJ zult dorst lijden. Ziet! Míjn knechten zullen zich verheugen, maar GÍJ zult beschaamd staan. 14_Ziet! Míjn knechten zullen een vreugdegeroep aanheffen wegens de goede hartentoestand, maar GÍJ zult het uitschreeuwen wegens de hartenpijn en GIJ zult jammeren wegens louter verbreking des geestes. Wordt hier ook de hel mee bedoeld? Nee, vanwege het gegeven dat ze niet gezegend worden en geestelijk honger lijden, zullen ze het uitschreeuwen en jammeren. Dit is hetzelfde als dat ze wenen en knarsetanden. |
28-01-2007, 14:19 | ||
Citaat:
Omstreeks het negende uur riep Jezus met luider stem, zeggende: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Nu gaat het mij om dat woord "Eli". In het vers wordt het vertaald als mijn God. Heeft dat woord "eli" dan ook iets te maken met de woorden el, eloah of elohim?
__________________
Straffen tegen drugs zouden niet schadelijker mogen zijn dan het gebruik van de drug zelf.
|
28-01-2007, 15:23 | ||
Citaat:
12 Doch wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar de Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn; Hierin wordt geschreven over de dingen die aan ons van God geschonken zijn. Dit is onder andere Zijn genade. De tekst laat ons zien dat wij dit alleen begrijpen kunnen indien wij van de Geest gevuld zijn. Nu is het genade-werk al door Jezus volbracht geworden. En wat ik me nu afvraag is of u Jezus daar ooit dankbaar voor bent geweest? Ik wil alleen weten of u Jezus daar ooit voor gedankt hebt. Of het nu ja of nee is, u hoeft mij geen tekst en uitleg daarbij te geven over het waarom wel of niet. Ik wil gewoon alleen puur uit nieuwsgierigheid eens weten of u de Here Jezus al gedankt hebt voor het feit dat Hij uw straf op Zich nam.
__________________
Straffen tegen drugs zouden niet schadelijker mogen zijn dan het gebruik van de drug zelf.
|
28-01-2007, 22:56 | ||
Citaat:
Zie Hebr 9:15 15 Daarom is hij dus middelaar van een nieuw verbond, opdat zij die geroepen zijn, de belofte van de eeuwige erfenis zouden ontvangen, aangezien er een sterven heeft plaatsgevonden om [hen] door losprijs te verlossen van de overtredingen onder het vroegere verbond. Hebreeën 12:24) en Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en het bloed der besprenkeling, dat op een betere wijze spreekt dan Abels [bloed]. (1 Timotheüs 2:5) Want er is één God en één middelaar tussen God en mensen, een mens, Christus Jezus, Ik denk 1 tim 2:5 al genoeg zegt hierover, weer worden ze ook apart genoemd. Laatst gewijzigd op 28-01-2007 om 22:59. |
29-01-2007, 09:38 | ||||
Citaat:
in den vurigen oven werpen...in het eeuwige vuur.... geworpen in den poel des vuurs en sulfers...enz) Citaat:
de kantekeningen bij vers 13: Door het woord hel, wordt door velen verstaan het graf, en door het woord dood, alle andere plaatsen, waar de dode lichamen verstrooid zouden mogen zijn; Wat je hier leest is de opstanding, In vers 15 leest je dat de goddelozen in de vuurpoel geworpen worden. Dit is wel de hel, het komt overeen met de omschrijving die in andere bijbelteksten gebruikt word (zie bijna alle teksten die ik hieronder aanhaal). Citaat:
Mattheus 13 41 De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al de ergernissen, en degenen, die de ongerechtigheid doen; 42 En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden. 43 Dan zullen de rechtvaardigen blinken, gelijk de zon, in het Koninkrijk huns Vaders. Die oren heeft om te horen, die hore. .... 49 Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden; 50 En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal zijn wening en knersing der tanden. Duidelijk dat dit over de oordeelsdag gaat. Mattheus 25 31 En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. 32 En voor Hem zullen al de volken vergaderd worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt. 33 En Hij zal de schapen tot Zijn rechter hand zetten,26 maar de bokken tot Zijn linker hand. 34 Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechter hand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beerft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. .... 41 Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. .... 46 En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. zie vers 41 hier boven, deze tekst zegt dat het dezelfde plek is die ook bereid is voor de duivelen. openbaringen 20 10 En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. En al de andere teksten die ik al noemde (over pijn, wening, eeuwig..) Volgens mij is daar echt maar één conclusie mogelijk. Laatst gewijzigd op 29-01-2007 om 09:51. |
Advertentie |
|
Topictools | Zoek in deze topic |
|
|
Soortgelijke topics | ||||
Forum | Topic | Reacties | Laatste bericht | |
Levensbeschouwing & Filosofie |
Jehova's getuigen Nienna* | 52 | 04-02-2013 17:22 | |
De Kantine |
Het grote vragentopic! Verwijderd | 176 | 22-11-2009 23:03 | |
Nieuws, Achtergronden & Wetenschap |
Jehova getuiges weigeren bloedtransfusie De Veroorzaker | 244 | 10-09-2009 11:43 | |
De Kantine |
Geven Jehova's getuigen echt gratis bijbels weg? fizzle-fluffy | 72 | 04-01-2007 15:05 | |
Levensbeschouwing & Filosofie |
Jehova's en bloedtransfusies Verwijderd | 85 | 04-05-2006 23:09 | |
Levensbeschouwing & Filosofie |
Jehova's getuigen en liefde Skilly | 2 | 25-04-2006 15:13 |