Oud 03-08-2005, 21:54
Ieke
Avatar van Ieke
Ieke is offline
Er is niet altijd kans. Er is altijd hoop.

Ik schrok, zoals je wakker schrikt uit een nachtmerrie. Nu zou het gebeuren, ik wist het. Vandaag voelde het beter, vandaag wist ik het zeker. Dit was het moment van de waarheid, dit was mijn moment. En geen duwende persoon of in de weg staande aktetas zou mij tegenhouden…

Opnieuw begaf ik me naar het treinstation, zoals ik al velen dagen had gedaan. Wederom liet de drukte mijn hart sneller slaan en ik hoopte dat de trein snel zou arriveren. Vaak was deze te laat, wat zou betekenen dat ik nog langer tussen al deze haastige mensen moest staan, die elkaar omver duwden om zo dicht mogelijk bij de rand van het perron te komen, zodat ze als eerste in konden stappen. Ik deed dat niet. Ik was rustig gaan zitten op het ijzeren bankje en dronk mijn warme chocolademelk. Terwijl ik een slok nam tuurde ik over de rand van mijn bekertje naar de voorbij rennende mensen. Wat hadden ze toch een haast. En dat terwijl de trein nog niet eens in zicht was. Ik haalde mijn neus op en keek de andere kant uit. De trein was inderdaad nog niet te zien.
Het was mistig deze ochtend. De kilte bracht me kippenvel en liet mijn haartjes overeind staan. In de verte kon ik nog net de toppen zien van het reusachtige regeringsgebouw. Door hun statige houding en vorstelijke uiterlijk overheersten zij de stad en de omliggende randsteden. Iedere ochtend, zodra ik op dit specifieke bankje plaatsnam, keek ik naar die complexen. Maar nog nooit hadden ze er zo spookachtig uitgezien als nu. De mist had zich als een wurgslang om de torens geklemd, vastbesloten hen nooit meer uit zijn greep te laten ontsnappen. De honderden kleine ramen keken, als angstige ogen, over de stad en verloren hun status. Opgezogen door de kou en de vroegte van deze morgen.
Als het geluid van de donder in een sinistere nacht hoorde ik de trein in de verte aankomen. Ik keek opzij en zag de twee felle lichten, die in ieders ogen weerkaatsten als de zon op het water. De remmen, die al snel volgden, klonken als de allereerste hagels, gevolgd door een vloed van ijs, tegen de ruiten van je slaapkamer, terwijl je nog in een roes verkeerd van de afgelopen nacht.
Elegant stond ik op, ik rechtte mijn rug en wierp het koffiebekertje in de prullenbak. Hoewel ik mij groot voelde, leek ik, vergeleken bij de mensen om mij heen, een klein hulpeloos schepseltje. Als een speld in een hooiberg, als een lelieblad op een grote rivier, als een zandkorrel op het strand. Ik was bang dat zij mij om die reden niet zou kunnen vinden. Ik sperde mijn ogen open en ging op mijn tenen staan. Ook ik duwde nu wat mensen opzij, ondanks dat ik op de achtergrond bleef. Ik moest bij het bankje in de buurt blijven, daar zou zij me kunnen vinden.
De trein kwam tot stilstand en alle mensen begonnen als mieren door elkaar heen te krioelen. Ze grepen hun rugzak, handtas of koffer bij de hand en renden naar de dichtstbijzijnde ingang. Ik werd steeds onrustiger. Ik was op het bankje gaan staan, in de hoop haar zo te kunnen vinden, maar niets leek daarop. Ik kon haar verblindende schoonheid niet vinden. Haar stralende ogen op een regenachtige dag. Haar lieve neusje, dat vriendelijk naar voren stak, als een onbekende warme hand die de jouwe wil schudden. En niet te vergeten haar tedere armen, waarin ik mij meer dan eens veilig had mogen stellen. Haar zachte stem, die geruststellende woordjes in mijn oren fluisterde. Waar was mijn engeltje, die mij door weer en wind kon beschermen? Waar was mijn bron van liefde, mijn onuitputtelijke bron?
Met twee traantjes in mijn ogen liet ik mij terneergeslagen zakken op het ijzeren bankje, dat nu kouder dan ooit leek. De tranen drupten uit mijn ogen en gleden over mijn wangen.
‘Ze had het beloofd,’ fluisterde ik.
Ik snifte en staarde vooruit. De trein, die nu vol zat met mensen, reed langzaam het station uit. Droevig keek ik hem na, terwijl hij steeds rumoeriger over het spoor denderde en uiteindelijk verdween in de mist. De kleine rode lampjes werden steeds minder goed zichtbaar. Ze dansten in de mist, voor mijn waterige ogen. Alsof het twee vuurvliegjes waren, die elkaar zochten in deze hopeloze, pijnlijke wereld. Ik zocht haar ook, maar mijn lichtje was niet fel genoeg. Ze had mij niet kunnen vinden. Maar ook haar lichtje was gedoofd. Hoe vaak had ze wel niet tegen me gezegd dat ik haar weer zou zien, hier, op het perron. Zij zou op mij wachten en ik moest op haar wachten. Maar waar bleef ze dan? Ze had het beloofd, ze had gezworen mij opnieuw lief te hebben. Ze zou het opnieuw proberen, had ze gefluisterd, vlak voordat ze mij achterliet bij juffie.
‘Juffie,’ fluisterde ik.
Ik stopte mijn duim in mijn mond en leunde achterover tegen het bankje. Mijn ogen vielen halfdicht en ik droomde over haar. Hoe ze uit de trein stapte en naar me lachte. Hoe ze haar armen open zou spreiden en hoe ik me van blijdschap daarin zou hebben laten vallen. Juffie was ook wel lief, vond ik. Maar ik wilde haar niet, ik wilde mijn engeltje. Zij zou mijn hartje weer helen, de lach op mijn gezicht toveren en de warmte in mijn lichaam terugbrengen. Samen zouden wij weer gelukkig worden, zonder hem.
‘Pappa,’ fluisterde ik.
Hij was niet lief geweest voor haar. Hij was altijd boos. Zij had hem niet aardig gevonden, maar mij wel. Samen waren we weggegaan, weg van hem, weg van zijn leugens. Maar zij kon het niet meer aan. Zij huilde zo vaak en ik kon haar nog zoveel troosten, maar het hielp niets. Ze was verloren, had juffie gezegd.
Maar ik bleef hopen, altijd bleef ik hopen. Tenslotte had ze beloofd weer terug te komen, ik zou haar weer zien. Daarom zat ik hier elke ochtend, wachtend op haar. Maar dagen waren voorbij gegaan, weken vlogen langs mij heen, maanden hadden geen betekenis meer. En toch bleef ik hier zitten, iedere dag, op dit ijzeren bankje. Ik hield me aan mijn belofte, ik zou op haar wachten. En ooit zou er een dag komen, een dag waarop zij stralend uit de trein zou stappen en naar mij toe zou rennen. Ze zou roepen dat ze van me hield en dat ze voor altijd bij me zou blijven. Nooit meer zou ze me alleen laten, nooit meer zou ze me bij juffie brengen. Want ze zou zelf voor mij zorgen, ze kon het en ik wist het. Ik geloofde in haar en dat deed ik nog steeds.

Die avond had ik weer bij juffie geslapen. Ze was lief voor me geweest, had mijn traantjes weggeveegd. En opnieuw had ze mij een verhaal verteld over haar. Over hoe mooi ze was, hoe goed ze kon zingen en hoe prachtig ze kon dansen. Zij was écht een engel, zij was mijn engel. Volgens juffie fladderde ze in mij, en terwijl ze dat zei had ze op mijn hartje gedrukt. Als ik haar mistte, had ze gesproken, dan moest ik daarop drukken en vurig aan haar denken. Zo zou ze mij niet vergeten en ik haar ook niet.
Maar ondanks de mooie woorden van juffie, vertrok ik die ochtend weer naar het station. Het was een nieuwe dag en een nieuwe kans om haar terug te krijgen. En deze keer zou het lukken. Weer voelde ik me zeker en wist dat ik haar zou zien. Ik fantaseerde over onze ontmoeting terwijl ik het perron opstapte.
Weer zag ik overal mensen, maar de trein was er nog niet. Ik pakte een bekertje warme chocolademelk uit de automaat en liep naar mijn trouwe plekje toe. Het bankje keek me aan alsof hij me gemist had. Hij stond er droevig bij, zo achteraan het spoor, tussen twee stinkende prullenbakken. Ik nam plaats en drukte mijn lichaam tegen de zijkant aan, zodat ik onderuitgezakt naar het spoor kon kijken.
Het zag er verlaten en donker uit. Toen keek ik verder. Daar, op het volgende spoor, stond al een trein. Wat nou als ze in die trein zat? Of misschien wel in de trein daarnaast? Mijn hart begon sneller te kloppen en ik stond op van het bankje. Ik liet mijn chocolademelkje staan en liep, zoals alle andere mensen altijd deden, waar ik nog zo’n hekel aan had, naar de rand van het perron. Ik tuurde naar de overkant om te kijken of ik haar daar zag. Maar wederom zag ik geen glimp van haar overweldigende pracht. Teleurgesteld draaide ik mijn zicht opzij en keek in de verste verte. Deze ochtend was er geen mist en de grote gebouwen keken mij zelfverzekerd aan. De ramen glommen en de rode bakstenen pronkten met hun uiterlijk. Uiteindelijk hadden zo toch weten los te komen uit de greep van het spookachtige weer en stonden weer statig en vorstelijk, een schaduw werpend over de stad, alsof de rest niet belangrijk was.
En daar kwam de trein. Opnieuw klonk het angstaanjagende geluid van de ijzeren wielen op de rails. Ik kneep mijn ogen samen en zocht de twee felle lichten. Ik draaide mijn lichaam, om zo langs de mensen te kijken die zich hadden opgedrongen op het perron. En ineens schenen de lichten fel, maar niet pijnlijk in mijn ogen. Ik boog voorover om het beter te kunnen zien, maar ik boog te ver. De grote gele lampen, die vroeger niet groter hadden geleken dan een voetbal, kwamen steeds dichter naar mij toe. Ik hoorde de piepende remmen van de trein, het gele monster dat eerst mijn moeder had verslonden en nu dreigend op mij afkwam. De krijsende remmen gingen gepaard met de hoge geluiden van andere reizigers. Maar hoe dichterbij de trein kwam hoe sneller het tweede geluid verstomde. Ik kon al haast de warmte van de lampen, die steeds feller en feller werden, voelen op mijn huid, brandend in mijn uit angst opengesperde ogen. Dit keer was het niet de mist die mij met zijn armen vasthield, dit keer waren het de dodelijke lichten, die mijn blik vasthielden, mij niet meer lieten verroeren.
Plotseling ging de warmte over in een ijzige kou, maar mijn geest reageerde niet meer en verzorgde niet de nodige kippenvel. Deze keer bleven mijn haren triestig omlaag hangen. Zo, op die koude en vroege morgen…
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
Advertentie
Topic gesloten

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten [Verhalenwedstrijd] De wereld van glas
Verwijderd
0 12-04-2007 18:37
Verhalen & Gedichten Stem op het beste verhaal uit de verhalenwedstrijd!
Ieke
176 26-08-2005 16:28
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: Sari
Ieke
0 03-04-2005 00:53
Verhalen & Gedichten Winnaars(!) van de verhalenwedstrijd! Simoen & LUH-3417
Verwijderd
35 03-01-2005 19:30
Verhalen & Gedichten Discussie verhalenwedstrijd: Hoe verder?
Ieke
28 09-03-2004 15:51
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd: te simpel
Ieke
0 31-01-2004 15:59


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 12:38.