1) klopt, maar je hebt niet te maken met chemische energie maar met kinetische energie van het been. Omdat het been tegen de bal aanschopt krijgt de bal een snelheid (wet van behoud van impuls)
2) Wet van energiebehoud toepassen:
De arbeid verricht door de wrijvingskracht Fw is gelijk aan de kinetische energie die de bal heeft vlak na de schop:
Dus: 0.5*m*v^2 = Fw*s
met: m = 0,240 kg
v = 62 km/h = 62/3,6 m/s
Fw = 1,6 N
Nu kan je het verder zelf wel denk ik.
1) constante snelheid --> Resulterende kracht = 0 (1e wet Newton)
Omdat Fw 45N is, moet de kracht parallel langs de weg aan de spankracht dus ook 45N zijn. (maak ff een tekening, en ontbindt de spankracht
)
Voor de spankracht geldt nu: Fs = Fparallel/cos(30) = 45/cos(30)
2) Per seconde beweegt de slee 2m. Gedurende de 2 meter werkt op de slee een wrijvingskracht van 45N. Nu kan je de verichte arbeid gedurende 1 sec berekenen:
W = F*s = 45N*2m = 90 J.
Er vanuit gaande dat alle arbeid verricht door de wrijvingskracht wordt omgezet, is de warmte Q dus gelijk aan wrijvingsarbeid W.
De warmte gedurende 1 sec (warmte per seconde) is dus 90 J/s