Ik moet deze proef uitvoeren en ik heb dat ook gedaan, maar ik weet mijn god niet wat ik met onderdeel C aan moet??
Wie helpt mij, ook met de andere onderdelen?
In dit onderzoek naar grond gaan we kwantitatief te werk. Ter beschikking staat kleigrond uit Meerkerk. Daarnaast kun je zelf je eigen grond meenemen( circa 1/2 kilo).
Iedereen voert alle onderzoeken uit.
Opdracht A.
Bepaling van het watergehalte in de grond.
Weeg nauwkeurig ongeveer 5 gram grond af en verdeel dit goed over een glazen petrischaaltje. Markeer het met je naam (geen viltstift) en zet het in een oven, gedurende 1 week bij 110o C . Weeg het weer bij kamertemperatuur.
Opdracht B.
Bepaling van het organische stofgehalte in grond.
Weeg 2 porties van circa 5 grond nauwkeurig af en voeg bij elke portie 5 ml 1,0 M HCl.. Als er geen gas meer ontwijkt als je nog wat HCl toevoegt wordt het mengsel van de ene portie gespoeld met water en de overblijvende vaste stof wordt gedurende een week gedroogd bij 110o C.
De tweede portie wordt eveneens gespoeld met water en de overblijvende vaste stof wordt in een porseleinen schaaltje gedurende een nacht verhit in een oven bij 850o C.
Opdracht C.
Bepaling ven het bufferend vermogen van grond.
Omdat de regen steeds zuurder is geworden (lagere pH, meer H+-ionen) en omdat grond met een pH< 3,5 niet geschikt is om iets op te verbouwen, is het van groot belang dat de grond in staat is om H+-ionen die met de regen meekomen onschadelijk te maken. Eén van de stoffen in grond die dat kan is calciumcarbonaat, via de volgende reacties:
CaCO3(s) + H+(aq) ---> Ca2+(aq) + HCO3-(aq) gevolgd door
HCO3-(aq) + H+(aq) ---> CO2(g) + H2O
De mogelijkheid om H+-ionen te binden en zo doende de pH min of meer constant te houden, noemen we de bufferende werking. Op een gegeven moment is de grond daar niet meer toe in staat en zal de pH van grond scherp dalen.
Als werkdefinitie gebruiken we:
Onder de bufferende werking van grond verstaan we het aantal mmol H+ dat 1,00 gram grond kan opnemen tot de pH van de 1:1 grondslurrie tot 3,5 is gedaald.
Door toevoeging van 0,100 M zoutzuur ( H+(aq) + Cl-(aq)) ga je dat punt bepalen met een pH-meter of een geschikte indicator (tabel 53) als hulpmiddel.
Voeg aan een 1:1 slurrie net zo lang 0,100 M HCl toe uit een buret tot pH van de grondslurie tot 3,5 is gedaald.
Uit het resultaat van jullie experiment en het gegeven over de regenval kan een conclusie getrokken worden over de toekomstige verzuring van jullie grond.
Opdracht D.
Bepaal de pH van je grond. Maak daartoe een 1:1 slurrie van grond en water.
Vaak wordt ook de pH(KCl) bepaald van grond. Dit de pH van een 1:1 slurrie van grond en een KCl-oplossing van 0,10 M. Bepaal ook de pH(KCl) van jullie grond.
Verklaar optredende verschillen.
Schrijf een verslag volgens de geldende regels of maak een powerpoint presentatie voor het RIVM in Bilthoven met als doel om een indicatie te geven over de te verwachten invloed van de zure regen in de komende jaren, gelet op de samenstelling van de onderzochte grond.
Let ook op verbanden en/of verschillen tussen de diverse experimenten .
Extra gegeven
e jaarlijkse neerslag bedraagt gemiddeld 80 cm* met daarin een[ H+ ] concentratie van 5. 10-5 mol.l-1.
*Op elke m2 grond valt dus 80 cm regen.