Oud 02-10-2001, 18:46
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Jeetje, ik ben eigenlijk een beetje beschaamd dat ik deze rotzooi hier durf te posten... Zeker als ik het vergelijk met al die vreselijk goeie verhalen die hier al staan... Och ja, ik kan wel tegen wat kritiek. Sommigen zullen zich dit misschien nog wel herinneren, want ik heb ooit hoofdstuk 1 en 2 hier gepost. Nou ja, hier zijn ze dan nog eens, samen met hoofdstuk 3 en 4. Vertel me alsjeblieft wat je ervan vindt. En hou ook even in gedachten dat ik absoluut niet gemaakt ben om te schrijven, maar eerder om te tekenen. Dit was gewoon een idee dat ik in mijn hoofd had gekregen en dat ik MOEST opschrijven. En het is nog steeds niet af, verre van. Ik heb gewoon wat kritiek nodig, zodat ik weet dat het niet TE slecht is. Nou ja, hier komt het dan hé. Sorry als het wat lang is. Ik zal ze in twee posts neerzetten. En als er nog schrijffouten in staan, dan mag je dat ook even zeggen.


Achter de werkelijkheid

Hoofdstuk 1

Druppels melk vielen neer op de ontbijtgranen, waar ze in nog kleinere druppels uiteenspatten en in de kom belandden. Kleine rimpeltjes vormden zich op de plaats waar ze in de melk terechtkwamen. Een lepel bracht alles in beweging met een cirkelvormige beweging. Alice keek toe hoe de melk langzaamaan in de ontbijtgranen trok en ze tot een papperig goedje maakte. De vlokken leken wel sponzen, ze slorpten de melk op en zetten zich uit.
Alice zuchtte. Het zou weer een saaie dag worden. Het was maandagmorgen, wat dus betekende dat ze weer een hele week naar school moest gaan om naar haar saaie, oubollige leerkrachten te luisteren. En wat het nog erger maakte was dat het rotslecht weer was. Witte mistslierten vulden het landschap met een spookachtig beeld. Buiten was het donker, nat en koud. En Alice wist dat ze daar straks doorheen zou moeten fietsen, doorheen de mist die haar zou opslokken zoals een zwart gat het licht opslokt, om het dan nooit meer te laten gaan.
De zachte melodie van de radio vulde de kamer en haalde Alice uit haar gedachten. Ze keek op naar haar moeder die opgewekt meeneuriede met de muziek terwijl ze vlijtig haar ontbijt klaarmaakte. Glimlachend draaide ze zich om naar haar enige kind, die haar met haar grote groene ogen nors aankeek. Haar moeder nam een glas sinaasappelsap en gaf het aan Alice.
"En, goed geslapen?" vroeg ze, nog steeds met haar betoverende glimlach.
Alice zei niets; ze haalde enkel haar schouders op en staarde weer naar haar kom.
"Ach nee heh, Alice. Niet opnieuw." zei haar moeder; haar glimlach verdween, "Dat is nu al elke week hetzelfde. Hou nu toch eens op met dat chagrijnige gedoe. Het is toch niet zo erg om naar school te gaan."
"Dat is het wel!" riep Alice nijdig, "Jij weet niet wat het is om daar elke dag opnieuw te zitten. Jij weet niet hoe het voelt om geen vrienden te hebben, om steeds maar weer genegeerd te worden door iedereen rondom je."
"Maar Alice, daar kan je toch iets aan veranderen. Als je nu eens zou proberen om vrienden te maken, om met andere mensen om te gaan. Maar als je je zo blijft gedragen, denk ik niet dat veel mensen iets met je te maken willen hebben."
Met moeite kon Alice de emoties die toen bij haar opkwamen bedwingen. Haar moeder zei altijd alles rechtuit, en dat merkte Alice nu heel goed.
"Je hebt gelijk mam. Ik ben maar een vervelend wicht. Het ligt allemaal bij mezelf, bij mijn karakter."
Haar moeder ging naast haar staan en streek door haar lange, glanzende bruine haar.
"Och Alice, er zullen wel mensen zijn die je appreciëren zoals je bent, je hebt ze gewoonweg nog niet ontmoet. Ik zal je altijd steunen, maakt niet uit wat er gebeurt. Dat weet je toch?"
Alice knikte zachtjes. Haar moeder gaf haar een vriendelijk schouderklopje. Alice kreeg er nog net een kleine glimlach uitgeperst, maar voor haar moeder was dat genoeg.
"Dat is al veel beter," zei ze, "Eet nu maar verder zodat je op tijd kan vertrekken."
"Ik heb geen honger meer."
Ze schoof haar kom van haar weg. Met een geërgerd gezicht keek haar moeder haar aan en zei: "Je weet toch dat dat ongezond is. Drink dan op z'n minst je sinaasappelsap uit."
Alice zuchtte, nam haar glas en dronk het langzaam leeg. Daarna zette ze het terug op tafel en stond op.
"Ga je al door?" vroeg haar moeder.
Alice knikte, gaf haar moeder een zoen en liep naar buiten.
"Wees voorzichtig Alice!" riep haar moeder haar nog na. Maar Alice hoorde haar al niet meer. Ze nam haar fiets, zette de roestige lamp aan en reed langs het kleine, kiezelige opritje de straat op. De koude lucht sneed over haar wang en maakte haar ogen vochtig; druppels vormden zich in haar ooghoeken en gleden naar beneden, terwijl ze een vochtig lijntje achterlieten. Met haar mouw wreef ze de zoute druppels weg.
De dikke mist was vochtig en liet kleine regendruppels achter op haar jas. Maar ze schonk er geen aandacht aan. Gefascineerd keek ze rond zich, naar het landschap waar ze zo vaak doorheen was gefietst. Grasgroene velden met koeien, paarden en schapen. Hoge en brede bomen, geurige en kleurige bloemen, kronkelige en glinsterende beken. Alles was hier zo mooi en vredig. Alice was blij dat ze hier woonde en niet in de stad, waar je op elke hoek wel vuil ziet liggen en waar er bijna niets groen aanwezig is. De stad was saai en grijs en maakte je met zijn drukkende, sombere sfeer helemaal depressief.
Nee, dan was het platteland veel beter, ook al zag het er nu spookachtig uit met al die mist die overal tussendoor gleed. Een lange witte sluier; ze bedekt alles maar is toch niet helemaal ondoorzichtig. Met een beetje moeite kan je er doorheen kijken, en dan zie je de schoonheid van de omgeving pas echt.
Alice zuchtte diep; dit keer was het een zucht van opluchting, want ze realiseerde zich hoeveel geluk ze eigenlijk wel had. Ze had het geluk om hier te wonen, om goede, begrijpende ouders te hebben, om zo te kunnen genieten van het leven dat ze nu leefde en van het leven dat nog komen moest.
Na enkele minuten kwamen er meer huizen in het straatbeeld tevoorschijn, wat dus betekende dat ze de stad naderde. Alice stak het eerste kruispunt over en reed verder in de richting van haar school: haar gevangenis, haar hel. De leerkrachten waren onmenselijke monsters die er plezier in zagen iemand te kwellen door die persoon op alle mogelijke manieren die ze konden bedenken, te straffen en werk te geven. En de leerlingen waren al niet veel beter. Natuurlijk waren er ook enkele fijne mensen tussen, maar het merendeel was gewoonweg hatelijk. Dat was de reden waarom Alice niet graag naar school ging. Het waren de mensen die haar het leven op school zo moeilijk maakten.
Ze stak een straat over. Doordat ze zo diep in haar gedachten verzonken was, zag ze het gevaar niet aankomen. Een auto naderde haar op volle snelheid. Alice merkte het te laat. Alles speelde zich vertraagd voor haar ogen af. Het geluid van de krijsende remmen, bruusk en snijdend. De klap van de auto tegen de fiets. Het asfalt dat dichterbij kwam, met een suizende snelheid, zelfs vertraagd. De klap bij het neerkomen op de harde, koude weg.
En toen, werd alles zwart.


Hoofdstuk 2

Een warme gloed gleed over Alices wangen en trok haar uit de diepe duisternis, waarin ze zich -althans zo dacht ze- een eeuwigheid had bevonden. Langzaam opende ze haar ogen, en knipperde toen de brandende zon in haar diepgroene ogen schitterde. Met haar hand schermde ze het felle licht af. Ze ging overeind zitten en keek om zich heen.
"Waar ben ik?" vroeg ze zich hardop af.
Haar omgeving was haar totaal onbekend. Ze bevond zich tussen enkele heuvels; heuvels met gras van de mooiste kleur groen, met bloemen in kleuren waarvan Alice niet eens wist dat ze bestonden, met bomen met de vreemdste vormen en bladeren. Een heldere beek stroomde met een rustgevend, klaterend geluid tussen de heuvels door. De omgeving was gevuld met het gezang van de prachtigste vogels. Overal leek de helderheid, kleur en schoonheid te overheersen.
Alice dacht diep na. Ze probeerde zich te herinneren wat er gebeurd was, hoe ze op deze plaats terecht was gekomen. Vaag herinnerde ze zich de mist, de auto en tenslotte, de klap. Ze wist weer wat er gebeurd was; ze had een ongeval gehad. Maar hoe kwam ze dan hier terecht? Hier, in deze hemelse omgeving? Haar adem stokte. Hemelse... Ze was toch niet... Verschrikt stond ze op en liep naar het beekje. Ze keek naar het water, naar haar wazige weerspiegeling. Er was niets speciaals te merken. Ze zag er nog altijd hetzelfde uit. Maar dat bewees nog niets. Ze moest er achter zien te komen waar ze was en hoe ze hier terecht was gekomen. Ze wilde weten of ze dood was, of ze uit het wereldlijke leven was weggerukt. Onzekerheid was niets voor haar, dat maakte haar nerveus.
Ze moest iemand zien te vinden, en dat zou niet lukken als ze hier bleef zitten. Ze stond op en keek nog eens rond. Welke richting zou ze het beste uitgaan? Bovenop één van de heuvels zou ze waarschijnlijk een beter zicht hebben op haar omgeving. Ze liep de dichtstbijzijnde heuvel op en keek naar wat er voor haar lag. Nog meer heuvels. Even groen als de heuvels achter haar. Even begroeid als de heuvels achter haar. Even verlaten als de heuvels achter haar. Een schok ging door haar lichaam. Stel dat er niemand was? Dat ze helemaal alleen was; alleen op een onbekende plaats?
Alice vulde haar longen met lucht en schreeuwde zo hard als ze kon.
"Hallo? Is hier iemand?"
Een doodse stilte was het antwoord. De eenzaamheid sloop haar lichaam binnen, greep haar hart vast en omklemde het met al haar kracht. Machteloos keek Alice voor zich uit. Haar hart mocht dan wel doordrongen zijn van de eenzaamheid, haar hersens waren dat nog niet. Ze zou het niet opgeven, nog niet. Niet voordat ze had gezocht, niet voordat ze had gevonden wat ze zocht. Vastbesloten rende ze vooruit, de heuvel af. Ze rende door de bloemen, waaruit honderden vlinders omhoog fladderden. Ze omcirkelden haar lichaam en deden haar verdrinken in de pracht van hun kleurige vleugels. Ze rende door het hoge gras, dat als dunne vingers langs haar benen streek. Ze rende en rende, steeds maar rechtdoor. Heuvel op en heuvel af, nooit omkijkend naar wat ze achter zich liet. Het leek wel alsof die heuvels oneindig ver doorliepen. Telkens wanneer ze bovenop een heuvel stond, begroette een nieuwe haar aan de andere kant. Maar Alice bleef doorlopen; ze gaf het niet op.
Langzaam trok de zon door de hemel, die ze van hemelsblauw tot roodviolet liet veranderen. En als een donker laken gleed de nacht over het landschap. Sterren fonkelden en lichtten de zwarte ruimte boven de aarde op. Maar hun schijnsel kon niet op tegen de maan, die dominerend en vol aan de hemel stond. Uitgeput viel Alice op de grond. Ze had de hele dag gelopen door een nooit eindigend heuvellandschap. Ze besefte dat het geen zin had om nog verder te lopen. Het enige wat ze te zien zou krijgen, zouden de heuvels zijn die ze eerst hemels had gevonden, maar die ze nu haatte als de pest. Haar benen voelden aan alsof ze door honderden naalden werden doorprikt. Haar hart bonsde als een stoomtrein; het geklop ging door haar hele lichaam en vulde haar hoofd met een vervelend, echoënd geluid. Ze legde zich neer onder een grote boom en maakte zich zo klein mogelijk. De vermoeidheid dreef haar naar een diepe slaap. Een klein opgerold hoopje eenzaamheid onder de onmetelijk uitgestrekte hemel, met een enkele traan die over haar wang liep.

__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 03-10-2001, 17:19
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Hier zijn hoofdstuk 3 en 4 dan. Zeg me ajb wat ik het best kan veranderen! Please?


Hoofdstuk 3

Een zacht briesje liet de bladeren van de bomen ritselen en streek over het lange gras. Met een golvende beweging bewoog het op het ritme van de wind. Alice rekte zich uit en geeuwde. Door de vermoeidheid van het lange lopen had ze een goede nachtrust gehad, ook al had ze op de grond moeten slapen. Het gras was zo mals en zacht dat je bijna niet merkte dat je op de grond lag.
De boom waaronder Alice geslapen had, bleek een appelboom te zijn. Dat kwam goed uit, aangezien haar maag aan alle kanten rommelde en een grommend geluid liet horen. Uitdagend hingen de rode, blozende appels te wachten om geplukt te worden door een hongerige hand. Als Alice op de toppen van haar tenen ging staan, kon ze juist één appel plukken. Begerig zette ze haar tanden in de glanzende vrucht. Het sap van de appel liep langs haar kin omlaag, naar haar hals. De zoete smaak trok in haar tong en deed haar met volle teugen genieten. Ze at de appel langzaam op, enkel en alleen om de smaak zo lang mogelijk in haar mond te houden. Maar aan alles komt een einde, en dus ook aan dit heerlijke ontbijt.
"Weet je," dacht Alice hardop, "Eigenlijk valt het hier nog wel mee."
Ze haalde diep adem en vulde haar longen met de frisse lucht. Ze wreef even over haar gezicht en merkte dat het sap van de appel een plakkerig spoor had achtergelaten. Met vluchtige passen liep ze naar het beekje; het beekje dat overal leek te zijn. Ze knielde neer aan de rand en nam het heldere water op met haar handen. Ze sloot haar ogen, goot het water over haar gezicht en waste het sap weg. Met krachtige bewegingen schudde ze haar gezicht droog en veegde de laatste druppeltjes weg. Ze opende terug haar ogen en hief haar hoofd op. Verbaasd keed ze naar wat ze voor zich zag. In plaats van de heuvels die er zojuist nog waren, lag daar nu een dorp. Een echt dorp met middeleeuws uitziende huizen. En in dat dorp liepen mensen rond! Alice werd helemaal opgewonden van wat ze zag; een tinteling liep door haar lichaam. Ze was dus toch niet alleen. Het was wel vreemd; hoe kon een heel dorp nu zomaar uit het niets tevoorschijn komen? Ze had nu wel al begrepen dat dit geen gewone, alledaagse plaats was. Wat hier aan de hand was, zou hopelijk niet lang meer een raadsel zijn. Met gemak sprong ze over het beekje en richtte zich naar het dorpje, dat uitnodigend wachtte op haar komst. Een klein paadje liep langs de heuvels door en leidde naar de rand van het dorpje. Ze volgde het zanderige, goudgele paadje; kronkelig liep het tussen de bomen en velden door.
De huisjes waren klein en leken zo uit een geschiedenisboek te zijn weggelopen. Ze waren gebouwd met leem en hout en versierd met gedetailleerde afbeeldingen van dieren, planten en mensen. Gekleurde glasramen schitterden in het licht van de zon. Gekaseide straten liepen tussen de huisjes door en kwamen samen op een marktpleintje. Grote eiken groeiden aan de rand van het plein en vormden een groene cirkel die het gehele plein leek te omarmen met zijn omvangrijke takken. In het midden stond een fonteintje, versierd met stenen sprookjesfiguren waar het water klaterend overheen stroomde. Het plein was een gezellige plaats waar je veel mensen zou verwachten. Maar niet hier; het was helemaal verlaten. De straten waren doodstil. Niets bewoog, enkel de blaadjes van de eiken die zachtjes ruisten op het zwoele briesje dat over het pleintje dreef. Alice begreep er niets van. Ze had toch mensen in het dorp zien rondlopen toen ze bovenop de heuvel had gestaan? Waar waren die dan nu gebleven?
Het holle geluid van voetstappen weerklonk door de lege straten en weerkaatste tussen de muren door naar het plein. Speurend keek Alice rond, op zoek naar de bron van het geluid. Een klein meisje liep door één van de straten en draaide plots een steegje in, zodat ze uit het zicht verdween. Zonder ook maar één seconde te aarzelen, liep Alice het meisje achterna; door de straat, het steegje in. Maar weer werd ze door verbazing getroffen toen ze plots voor een muur stond. Deze weg liep dood! Het enige wat hier stond, waren een hoop kisten en dozen. En zelfs daarmee kon een klein meisje niet zomaar over een muur verdwijnen. Maar toch was ze weg, in rook opgegaan. Verzwolgen door de schaduwen van de huizen. Ze kon het nog steeds niet geloven dat het meisje verdwenen was, dat ze haar uit het oog had verloren. Ontzet gaf ze een schop tegen één van de kisten. Een kat sprong verschrikt achter de kisten vandaan en schoot rakelings langs haar benen door. Alice wist dat ze zich moest inhouden, dat ze haar woede niet mocht laten overheersen. Ontgoocheld draaide ze zich om en wandelde terug naar het zonnige marktplein. Het gevoel van eenzaamheid kneep weer in haar hart. Mistroostig leunde ze met haar rug tegen een boom en liet zich zachtjes op de grond zakken. Ze staarde omhoog; tussen de eikeblaadjes door kon ze de pure, hemelsblauwe lucht zien. Dunne straaltjes zonlicht vielen door de openingen in het gebladerte en vormden kleine, warme plekjes. Enkele van die plekjes vielen recht op haar gezicht en maakten haar slaperig door de aangename warmte die ze achterlieten. Ze sloot haar ogen en genoot van dit gevoel. Het leek alsof haar geest voor even verdween en ze zich van niets nog iets moest aantrekken. De rust in haar lichaam verzwakte al haar zintuigen, alsof ze onder verdoving stond. Niets haalde haar uit haar lichte slaap. Geen enkel geluid.
"En, heeft kleine Lisa haar weg gevonden?" klonk een luide, volle stem achter haar. Alice schrok zich bijna dood. Het geluid van een stem had ze hier helemaal niet verwacht, zeker niet na de rustgevende stilte die haar bijna in slaap had gesust. Ze keek om naar waar de stem vandaan kwam. Twee jongens torenden hoog boven haar uit. De ene had donkerbruin haar en zag er ongeveer even oud uit als haar, misschien nog iets ouder. De andere had een bruine, bijna zwarte huid en donker kroezelig haar. Ook hij leek van haar leeftijd te zijn. Alice was zo overdonderd door hun plotse aanwezigheid dat ze hen enkel bleef aanstaren, haar mond halfopen van verbazing.
"Nou..." drong de blanke jongen aan.
Alice wist niet wat ze moest zeggen. Ze wist zelfs niet waarover hij het had. Er kwam enkel een stotterend geluid uit haar dichtgeknepen keel: "Ik... ik... "
Ze slikte de rest van haar zin weg.
"Volgens mij is ze nieuw hier." Het was de andere jongen die nu sprak. "Klopt dat?" Alice knikte. Nu zou ze eindelijk antwoorden krijgen; antwoorden waar ze zo op hoopte.
"Ik ben hier gisteren terecht gekomen, maar heb er helemaal geen idee van waar ik ben en wat ik hier doe..."
"Wel, dan denk ik dat we maar eens wat uitleg moesten geven."
Ze gingen allebei voor haar zitten, onder de grote eik in de koele schaduw.
"Ok, we zullen ons eens even voorstellen," zei de blanke jongen, "Mijn naam is David, en dit is Damal." Hij wees naar de jongen naast hem.
"Ik ben Alice," antwoorde ze een beetje onwennig.
Damal lachte zijn spierwitte tanden bloot. "Dat is wel toepasselijk: Alice in Wonderland."
"Wonderland?" Alice dacht meteen terug aan het verhaal over het meisje Alice dat door haar nieuwsgierigheid in een bizarre wereld terecht was gekomen.
"Dit is toch niet Wonderland, of wel?"
David schudde zijn hoofd. "Dit is niet een wereld uit een boek, maar een wereld achter de werkelijkheid; verscholen voor het gewone leven, zichtbaar voor de mensen die geen deel meer uitmaken van dat leven, maar die alleen nog maar dromen hebben."
"Dus ik ben niet dood?" vroeg Alice, hopend op het juiste antwoord.
"Nee," verloste Damal haar uit haar onzekerheid, "Je ligt in een coma. Een coma, veroorzaakt door een ziekte, een ongeluk... noem maar op. Hier komen de mensen terecht die om één of andere reden in een coma zijn geraakt. Deze wereld herenigt de zielen die dwalen tussen de overgang van leven naar dood. Sommigen vinden hun terugweg naar het leven, anderen naar hun einde. Alles is hier bepaald door het Lot, dus je kan niet zelf bepalen wat er gebeurt. Wanneer je bijvoorbeeld moet kiezen tussen twee wegen en je kiest de linkse weg, dan was die keuze wel door jou genomen, maar het Lot had al bepaald dat je dat ging doen. Alles wat er gebeurt, wat je doet, waar je eindigt, dat is allemaal al door het Lot vastgelegd voordat je je ook maar realiseerde dat je in een andere wereld was. Of het Lot ook aanwezig is in de echte wereld, weten we niet, maar hier is het wel aanwezig, en daar kan niets tegen gedaan worden."
David nam het nu van Damal over. "In deze wereld is er niets zoals het lijkt. Alles is hier net iets anders dan de werkelijkheid. Het is een droomwereld, gelijk voor alle mensen over de hele wereld. Iedereen verstaat elkaar omdat iedereen dezelfde taal spreekt: de taal van de dromen. Je komt hier alles tegen waarvan je nooit had gedacht dat het echt zou bestaan. Deze wereld is enorm groot en blijft maar groeien. Telkens wanneer iemand over iets droomt wat er nog niet was in deze wereld, dan verschijnt het hier. En in deze wereld moeten we proberen onze weg naar de werkelijkheid terug te vinden. Dat kan enkel en alleen door een voorwerp, persoon, dier of woord te vinden dat met je leven te maken heeft. Dat klinkt eenvoudig, maar het is het niet. Er is maar één ding in deze wereld dat je kan terugbrengen. Eén, niet meer. Maar het kan ook zijn dat het Lot ervoor gezorgd heeft dat er geen voorwerp is. Dan ben je gedoemd om hier te blijven tot je lichaam in de echte wereld het begeeft. Dus totdat je doodgaat. Of totdat je in deze wereld sterft, want dan sterft je ziel en een lichaam kan niet blijven bestaan zonder een ziel. En pas dan kan je hier weg. Kleine Lisa die je daarstraks zag, heeft haar weg naar huis gevonden. Die kat die je in dat steegje tegenkwam, dat was haar terugweg. Het was haar kat uit haar echte leven. Zo moet iedereen hier dus zoeken naar zijn terugweg."
Alice liet alles even bezinken. Het was allemaal zo nieuw en vreemd. Ook een beetje beangstigend. Stel nu dat ze hier nooit weg zou geraken. Ze moest er niet aan denken!
"Hoe weet je dan waar je moet zoeken? En hoe kan je te weten komen of je nog terug thuis kan geraken?"
"Dat weet je niet," antwoorde Damal, "Je kan alleen maar zoeken en hopen dat je iets vindt. Maar er is één persoon die toch een beetje hulp kan bieden. Canovir, de wijze die weet wat er zal gebeuren, die weet wat het Lot beslist heeft. Het enige probleem is dat je maar één enkele vraag mag stellen. En het antwoord is nooit erg duidelijk. Althans, zo denk je op het begin. Want na een tijd wordt het allemaal heel duidelijk. Meestal begrijp je het pas als je je voorwerp al gevonden hebt."
"Dus die man kan mij helpen?" vroeg Alice.
De twee jongens knikten.
"Als je wil, dan brengen wij je wel tot daar," stelde David voor, "Het is niet zo ver van hier."
Natuurlijk wilde Alice wel dat ze met haar meegingen. Dat was beter dan op eigen houtje alles uit te zoeken, beter dan helemaal alleen in deze vreemde, mysterieuze wereld rond te lopen. Meteen ging ze op zijn aanbod in.
"Als het geen probleem voor jullie vormt..."
"Goed dan, laten we dan maar vertrekken. De woning van Canovir ligt aan de andere kant van het dorp, achter de heuvels." zei David terwijl hij opstond.
Een rilling liep over Alice haar rug bij het woord 'heuvels'. Die had ze nu wel genoeg gezien. Ze volgde de twee jongens door de smalle straten, onder de brandende zon, die nu al hoog aan de hemel stond.

Hoofdstuk 4

"En Alice, hoe bevalt het je hier?" vroeg David geïnteresseerd.
"Ik weet het niet, het is hier zo vreemd, zo anders," was haar antwoord.
David knikte begrijpend. "Ik weet wat je bedoelt. De eerste dag is een hel om door te komen. Je zoekt dan naar iets dat er niet is. Ik heb toen heel lang gezocht, maar toen ik niets vond, gaf ik het op en bleef gewoon de hele tijd naar de horizon staren, tot ik in slaap viel. Weet je, volgens mij is die eerste dag een beproeving van het Lot om je karakter te testen."
Alice haalde haar schouders op. Het kon wel waar zijn wat hij zei, maar dat was nu niet één van haar zorgen. Ze keek naar de grond die onder haar voeten doorschoot. Met moeite probeerde ze te bedenken wat er nu allemaal kon gaan gebeuren, wat haar te wachten stond. Maar ze wist het niet, ze kon zich niet voor de geest halen wat er hier allemaal te zien zou zijn en wat ze hier zou doen. David probeerde het gesprek terug aan de gang te brengen.
"Weet je eigenlijk nog hoe je hier terecht bent gekomen?"
Dat wist ze maar al te goed. De beelden van het ongeval schoten steeds weer door haar hoofd als ze er aan dacht. Pijnlijke beelden die ze het liefst van al zou willen vergeten, die ze uit haar hoofd wou bannen. Ze sloot haar ogen maar nog steeds bleven de beelden komen, ongehinderd door haar wil om ze weg te krijgen. Ze voelde dat de blik van David op haar gericht was. Hij wachtte nog steeds op een antwoord. Opnieuw keek ze naar de grond.
"Ik weet het nog. Het was een auto-ongeluk. Ik ben omvergereden door een auto."
Er volgde een stilte.
"En jij?"
"Wel, voor zover ik mij er nog iets van kan herinneren, had ik een ziekte. Welke ziekte weet ik niet meer, dat is al te lang geleden, de tijd hier heeft die herinnering weggevaagd. Maar door die ziekte ben ik dus plotseling in een coma geraakt."
"Hoe lang ben je hier dan al?" vroeg Alice nieuwsgierig.
"Zo ongeveer twee jaar, denk ik."
Alice slikte. Twee jaar, dat was veel te lang. Ze hoopte dat zij hier sneller weg zou geraken.
"En Damal," ging ze verder, "Hoe is hij hier terecht gekomen?"
Damal zelf had de vraag niet kunnen horen. Hij liep enkele meters voorop, opgewekt en zachtjes fluitend. Zijn vriend antwoorde in zijn plaats.
"Hij weet niets meer. Hij weet niet meer hoe hij hier terechtkwam, waar hij woonde, wie zijn familie was, ... Het enige wat hij wel nog wist toen ik hem zes weken geleden tegenkwam, was zijn naam."
Met een beetje medelijden keek Alice naar Damal, die zorgeloos doorging, alsof dit een alledaagse, normale wereld was waar er niets verkeerd kon gaan. Eigenlijk moest ze hem daarvoor wel bewonderen. Niets meer weten over je leven, over jezelf, en dan toch nog zo vrolijk verdergaan. Het zou vreselijk zijn als zij zich niets meer zou kunnen herinneren. Alles wat ze nog wist van vroeger, de fijne dingen, de goede herinneringen, dat zou ze nooit willen missen.
Het dorp lag nu al een stuk achter hen. Opnieuw kwamen de heuvels tevoorschijn, precies hetzelfde als de heuvels waar ze gisteren de hele dag over had gelopen. Het enige verschil was dat deze heuvels aan de andere kant lagen en niet oneindig ver doorliepen. De zachte glooing in het landschap, de pastelkleurige bloemen, de heldere lucht met witte donswolkjes en de strelende wind: ze hadden een rustgevend karakter, waarin ze bijna wegzonk, opgaand in hun eenvoud en rust.
Het donkere, kleine huisje stak fel af tegen de lichte, kleurige omgeving. Het was gemaakt uit zwart hout dat zo donker was dat het leek alsof de duisternis zelf het had gekleurd. Twee kleine raampjes en een enkele deur sierden de voorgevel van het huisje dat voor de rest volledig kaal was. Geen versieringen en gekleurde ramen zoals de andere huizen in het dorp, geen leuke en gedetailleerde figuurtjes die de gevel sierden. Een rooksliert kwam uit het smalle schoorsteentje, wat er dus op wees dat er iemand binnen was.
Hier woonde dus Canovir, de oude man die wist wat het Lot beslist had. Alice keek nog eens naar het huisje. Eigenlijk had ze iets heel anders verwacht; een soort tempelachtig gebouw of zoiets zou toch veel beter passen bij iemand die zo veel wist. Maar iets kleins is daarom niet minder goed. Misschien zag het er daarbinnen zwart van de weelderige voorwerpen. De enige manier om dat te weten te komen, was door naar binnen te gaan. Ze keek naar Damal en David die teken deden dat ze door mocht gaan. Ze slikte en voelde dat haar vingers trilden.
"Maar waarom?" dacht ze bij zichzelf, "Waarom ben ik bang? Wil ik gewoon niet horen wat er gaat gebeuren, wat er mij te wachten staat?"
Ze duwde haar angst weg en stapte naar de deur. Die stond op een klein kiertje, alsof ze had geweten dat er iemand ging komen.
Stofdeeltjes vlogen op in de lichtstralen die binnenvielen toen ze de deur openduwde. Ze stond in een klein, donker, rommelig kamertje, met aan de twee zijmuren een deur. Boeken lagen verspreid over de grond, bedekt met stof. Een klein tafeltje stond tegen de muur, vol met potjes en rommel waartussen rafelige spinnenwebben hingen. Het enige licht in het kamertje was dat dat langs de deur binnenviel. Alice keek naar de twee deuren, ze twijfelde. Links of rechts? Haar logisch inzicht wees haar de weg. De schoorsteen stond aan de linkerkant van het huisje, en doordat daar rook uitkwam, betekende dat dus dat er iemand in de linkerkamer moest zijn. Ze nam de deurknop van de linkerdeur vast en merkte plots dat er aan de linkerkant van het kamertje een dikke laag stof op de grond lag, terwijl de rechterkant helemaal proper was. Twijfelend staarde Alice naar de deur. Plots herinnerde ze zich iets wat David had gezegd: "In deze wereld is niets zoals het lijkt."
Dit maakte haar zeker van haar beslissing. Vastbesloten draaide ze de deurknop om en ging behoedzaam de kamer binnen. Het eerste wat haar opviel was dat het hier helemaal niet rommelig was, in tegenstelling tot het vorige kamertje. Hier was alles netjes: de boeken zaten mooi gerangschikt in boekenkasten, de potjes zaten in vakjes weggestopt en er lag geen enkel stofje op de grond. De boekenkast nam heel de rechtermuur in beslag en zat volgestouwd met de meest uiteenlopende soorten van boeken. Enkele kaarsen verlichtten de kamer, samen met het beetje zonlicht dat langs het raampje binnenviel. Maar het meeste licht kwam nog van het vuur in de openhaard dat lustig knetterde. Rond de openhaard stonden twee zetels. In één ervan zat een oude man met een baard die zo lang was dat hij tot op de grond kwam als de man neerzat. In zijn hand hield hij een stok vast met bovenop die stok een glanzende zwarte bol. De man droeg ook een lange bruine pij met een kap over zijn hoofd. Zijn gezicht zat onder de rimpels. Alice probeerde zijn leeftijd te schatten, maar slaagde daar niet in. Ze deed een voorzichtige stap naar voren, zo stil als ze maar kon. Het leek wel alsof de man sliep; vredig maar toch waakzaam. De staf zat stevig in zijn hand geklemd, wat betekende dat hij nog niet in een diepe slaap was. Ze deed nog enkele stappen naar voren terwijl ze geïnteresseerd om zich heen keek.
"Ga maar zitten," klonk plots de stem van de oude man. Alice bleef even verschrikt staan voordat ze plaatsnam in de grote zetel tegenover de man. Haar lichaam zakte gedeeltelijk weg in de gemakkelijke kussens die bedekt waren met een zachte, rode fluwelen stof.
De man had grijze ogen; ze leken op een wazige leegte die vol zat met alle kennis van de toekomst. Ze waren een glazen wand die slechts op enkele plaatsen iets liet zien van wat er achter schuilde. Het was vreemd hoe het voelde alsof hij door haar heen keek, alsof hij wel wist dat ze er was maar haar niet kon zien. Plots begreep ze hoe dat kwam: de man was blind. En dat had waarschijnlijk te maken met zijn gave om te weten wat het Lot had beslist. Hij had de macht om in de toekomst te kijken. Niet met een kristallen bol, niet met kaarten of met handlezen maar met zijn eigen ogen.
"Je weet ondertussen al wel wie ik ben." sprak hij.
Natuurlijk wist ze wel wie hij was: Canovir, de wijze die alles wist. Ze knikte, maar beseft gauw dat hij dat niet kon zien. Maar hij wist dat ze nu had geknikt en ging verder: "David en Damal hebben je al veel verteld over deze wereld en hoe je hier terechtgekomen bent. Maar ik weet dat je nog meer wilt weten, dat je wilt weten wat hier allemaal aan de hand is. Deze wereld is een plaats voor ronddolende zielen; niet voor geesten en spoken, maar de zielen van mensen die vasthangen in de duistere diepte van hun slaap. Hun zielen komen naar hier om de weg uit die diepte te vinden. Deze wereld zal nooit ontdekt kunnen worden door de mens of eender ander wezen, aangezien deze wereld eigenlijk niet bestaat. Het behoort niet tot de werkelijkheid, maar eerder tot de verbeelding. Verbeelding die voor iedere dwalende ziel hetzelfde is. Deze wereld wordt door sommige inwoners Destinis genoemd, voor anderen is het dan weer Fortunya. Het maakt niet uit hoe je het noemt, het blijft steeds dezelfde wereld. Ze is oneindig groot en blijft steeds groeien. Alles hier is opgebouwd uit de fantasie van de mensen van alle tijden. Fantasie en verbeelding zijn er altijd al geweest en zullen ook altijd blijven bestaan. Het maakt niet uit in welke tijd je zit of op welke plaats je je bevindt, altijd is er wel verbeelding aanwezig bij de mensen. Je kan hier draken tegenkomen, feeën, kabouters en tovenaars. Maar ook dingen waarvan je waarschijnlijk nog nooit hebt gehoord. Je doel is nu om te zoeken naar je uitweg, om je ziel terug in de echte wereld te krijgen. Maar denk eraan, ook hier kan je sterven, net zozeer als je dat in de echte wereld kan."
Hij stopte met praten en sloot zijn ogen. De stilte die volgde, duurde lang, te lang voor Alice. Ze zuchtte diep. Meteen gingen de glazige ogen van Canovir terug open.
"Je begrijpt alles en weet wat je moet doen. Nu heb je nog de kans om één enkele vraag te stellen. Kies de juiste vraag, denk goed na over op wat je een antwoord wil krijgen. Slechts één antwoord krijg je, meer niet."
Nerveus beet Alice op haar lip. Ze had hier nog niet echt over nagedacht. En nu moest ze haar vraag stellen, de vraag die haar misschien het antwoord zou geven waarmee ze terug kon gaan. Maar er waren zoveel verschillende vragen die ze kon stellen. Hoe wist ze nu welke de juiste was? Ze keek nog eens naar Canovir. Ze merkte een verandering op in zijn gerimpelde gezicht: hij glimlachte. Waarschijnlijk wist hij dat ze nu zo aan het twijfelen was. Hij had het waarschijnlijk ook al heel vaak meegemaakt. Ze hakte de knoop door. Ze zou vragen wat het eerst in haar op zou komen.
"Ik weet mijn vraag," zei ze.
Canovir knikte; de glimlach was verdwenen. Alice blies de woorden uit haar hoofd.
"Waar moet ik zoeken?" was haar vraag.
Meteen volgde het antwoord.
"Follow your heart
And you will find
The way that leads
To a clear mind"
Alice was verbaasd om een antwoord in dichtvorm te krijgen, en dan ook nog in het Engels. Maar ze begreep het: "Volg je hart en je zal de weg vinden die leidt naar een heldere geest." Wat het precies betekende was nog een groot raadsel voor haar. Dat zou later nog wel duidelijk worden. Hier was nu niets meer te doen. Ze was van plan om afscheid te nemen van Canovir, maar de man was al terug aan het slapen. Geluidloos sloop ze terug naar buiten, terug naar het licht.

__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 04-10-2001, 15:52
Eva*
Avatar van Eva*
Eva* is offline
Weer 25 minuten verder...
Ik had eerst geen zin om zo'n lang stuk tekst te lezen, maar toen ik eenmaal begonnen was heb ik 'm nonstop uitgelezen. En ik heb er zeker geen spijt van.
Je hoeft je niet te schamen dit te plaatsen, integendeel; Dit verhaal is bijzonder mooi.
Je hebt dit verhaal duidelijk en in details geschreven, zodat het inleven geen moeite kost.
Ga hier vooral mee verder!

Ik heb geen kritiek, je verhaal is goed zoals het is...
Met citaat reageren
Oud 04-10-2001, 16:14
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Thanks! Ik ben blij dat toch iemand het goed vindt.
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 04-10-2001, 21:43
Gwen.
Avatar van Gwen.
Gwen. is offline
Wat een onwijs gaaf verhaal!! Ik heb het helemaal uitgeprint en het is zo koel. Pleeeez ga ermee verder , ik wil weten hoe het verder gaaaaaat .

Verder geen commetaar, het is geweldig, alleen wrom die spreuk nouw weer Engels moet zijn, das niet echt nodig .

CONTINUE!!
__________________
.
Met citaat reageren
Oud 05-10-2001, 22:07
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Whee, thanks! Nou, ik ben er nog steeds mee bezig, hoewel het nogal moeilijk wordt (ik hou het nooit lang vol om iets te schrijven ). En het Engels, nou ja, ik had dat gewoon even bedacht voor ik aan het verhaal begonnen was en vond het wel in het verhaal passen. Het enige probleem was dat ik het niet kon vertalen zonder de echte betekenis te verliezen.... Och ja, misschien zal dat ooit nog wel lukken.
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Oud 11-10-2001, 17:42
Gwen.
Avatar van Gwen.
Gwen. is offline
Mag ik een vervooooooolg ?
__________________
.
Met citaat reageren
Oud 11-10-2001, 20:36
Inemine
Avatar van Inemine
Inemine is offline
Citaat:
Miss Quasy schreef:
Mag ik een vervooooooolg ?

Tuurlijk mag je dat. Maar ik zeg wel al dat het niet zo goed is. Het is eigenlijk gewoon een gesprek tussen de drie. En het zal wel even duren voordat ik een nieuw hoofdstuk klaar heb na deze. Maar ik doe mijn best. Hier is dan hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 5

Even knipperde Alice met haar ogen om terug te wennen aan het zonlicht. Het deed haar goed om terug buiten te zijn, waar het heerlijk uitgestrekt was en ze niet het gevoel had opgesloten te zijn, zoals ze in het huisje had gevoeld.
De twee jongens lagen beiden lang uitgestrekt onder een boom, te rusten in de koele schaduw. Alice trok de deur achter zich dicht en ging bij hen zitten in het malse gras.
David opende één oog. "En, hoe was het?"
Alice haalde haar schouders op. Veel was ze niet te weten gekomen. Eigenlijk had Canovir gewoon verteld wat David en Damal al verteld hadden, met uitzondering van het rijmpje dan, waar ze niets van begreep.
"Het enige wat misschien van enig nut kan zijn is een kort rijmpje," antwoorde ze uiteindelijk.
De jongens waren ineens één en al oor en gingen rechtzitten om haar beter te horen. Alice ging verder: "Het ging zo ongeveer: 'Follow your heart and you will find, the way that leads to a clear mind.'"
Er verscheen een grijns op Davids gezicht.
"Ik vraag me toch echt wel af hoe hij ze kan blijven verzinnen."
Alice begreep niet goed wat hij bedoelde. David merkte dat ze niet kon volgen en gaf wat meer uitleg.
"Damal en ik zijn ook beiden naar Canovir geweest toen we hier aankwamen, en ook wij hebben zo'n rijmpje gekregen. En maak je niet ongerust, je bent niet de enige die er niets van begrijpt."
Damal knikte heftig. "Hij heeft gelijk. Ik begrijp er niets van. Toen ik vroeg wat ik moest doen om hier weg te geraken, antwoorde hij: 'Remember your past to find your way, to your little place at the quiet bay.'"
"Maar dat is toch niet zo moeilijk om te begrijpen," zei Alice, "Je moet gewoon proberen je verleden terug te herinneren om terug te kunnen keren naar je thuis aan de baai."
"Zo ver had ik het ook wel kunnen uitzoeken, maar het probleem is dat ik niet weet wat ik mij juist moet herinneren om terug te kunnen gaan. Want er is maar één ding dat je kan terugbrengen, dus moet ik proberen uit te zoeken wat dat ene ding juist is."
Daar had Alice even niet aan gedacht. Ze zou beter op haar woorden moeten letten om niemand tegen zich te krijgen. Dat was het laatste wat ze hier kon gebruiken, vijanden.
Er volgde een korte stilte. Damal en Alice keken beiden naar David, die zich een beetje ongemakkelijk voelde door hun blikken.
"Je vraag, David..." zei Damal.
"Oh ja, mijn vraag. Wel, ik vroeg hem of ik hier weg zou geraken. Denk maar niet dat ik het weet hoor. Mijn hint was: 'Your time will come when your destiny arrives. The end is near after joy and tearfull eyes.'"
Alice vertaalde het binnensmonds. "'Je tijd zal komen wanneer je Lot komt. Het einde is dichtbij na vreugde en verdriet.'"
"Och ja," zei David, "We zullen het uiteindelijk wel allemaal te weten komen. De tijd zal ons wel wijzer maken."
Hij rekte zich uit en liet zich terug in het gras vallen. Alice zuchtte even en haar blik werd terug naar het donkere, bijna spookachtige huisje getrokken.
"Hoe zag het er daarbinnen eigenlijk uit?"
Ze draaide zich terug om naar Damal, die haar de vraag had gesteld.
"Hoe bedoel je? Jij bent toch ook daar binnen geweest?"
"Nou, niet echt dààr binnen," hij wees even naar het huisje, "Bij iedere persoon die bij Canovir op bezoek gaat, staat er een ander gebouw."
"Ja? Hoe bedoel je?"
"Het huis is nooit hetzelfde. Het past zich steeds aan aan wat de vorige bezoeker ervan verwachtte. Dus de persoon die voor jou hier is geweest, had het zich zo voorgesteld."
"Ah. Dus je wil weten hoe het er daarbinnen uitzag?"
"Als je dat wil vertellen ja."
"Wel, eerst kwam ik in een klein, rommelig en donker kamertje terecht. Er waren twee deuren waarlangs ik kon gaan. Na wat getwijfel koos ik voor de linkse deur en kwam zo in een grotere kamer terecht. Deze was, in tegenstelling tot het eerste kamertje, mooi opgeruimd. Er lagen heel veel boeken en overal stonden potjes met kruiden. En enkele kaarsen verlichtten de kamer, samen met een groot haardvuur. Rond dat haardvuur stonden twee met rood fluweel bedekte zetels, waar Canovir op mij wachtte."
Damal draaide zich om naar zijn vriend, "Zie je wel David, iedereen neemt de juiste deur."
David hief zijn hoofd even op.
"Ofwel is elke deur juist. Heb je daar ook al eens aan gedacht Damal?"
"Nee, eigenlijk niet. Je bedoelt dus dat er geen verkeerde weg is, dat je altijd bij Canovir uitkomt?"
"Zoiets ja. Daarmee bedoel ik niet dat je steeds in dezelfde kamer uitkomt, maar dat Canovir steeds in die kamer zal zijn waar jij uitkomt, maakt niet uit welke deur je kiest."
Damal staarde David even verbaasd aan.
"David jongen, hoe bedenk je het toch allemaal?"
David haalde zijn schouders op en legde zich terug neer.
"Dat is enkel wat ik ervan denk."
Alice glimlachte even. Ze vond het wel grappig hoe die twee met elkaar omgingen. Het rijmpje speelde weer door haar hoofd. Ze kon er helemaal niets uit opmaken. Hoe wist ze nu waar ze moest gaan zoeken? Want dat was toch haar vraag geweest, maar een echt antwoord had ze niet gekregen. Net zoals de twee jongens geen echt antwoord hadden gekregen. En zo zou het hoogstwaarschijnlijk met iedereen gegaan zijn. Het was dus zoeken naar iets zonder te weten naar wat je eigenlijk zocht. Dat was nog erger dan zoeken naar een speld in een hooiberg. Daar wist je tenminste dat je een speld zocht, maar nu kon het alles zijn. Het zou moeilijk worden, zeker in deze vreemde wereld. En dan ook nog eens alleen. Want ze nam aan dat Damal en David straks terug hun eigen weg zouden volgen. Ze waren tenslotte alleen maar van plan geweest om haar naar Canovir te brengen, maar ze kon hen natuurlijk nog even om raad vragen. Zij wisten misschien wat de beste weg was om te volgen.
"Zeg jongens," ze keken allebei op, "weten jullie misschien welke weg ik straks het best kan volgen? Want ik heb er helemaal geen idee van waar ik het best kan beginnen met mijn zoektocht."
"Ben je dan van plan om helemaal alleen verder te gaan?" vroeg Damal.
"Nou, ja. Ik dacht dat jullie twee nu wel weer verder zouden gaan langs jullie weg."
"Je kan heus wel met ons meegaan hoor. Tenminste, als je dat wil."
David knikte instemmend mee.
"Tuurlijk wil ik dat! Alles liever dan in mijn eentje hier rond te dolen."
David lachte even om haar uitbundigheid. "Dat is dan ook alweer geregeld. Ik stel voor dat we morgen vertrekken in die richting." Hij wees naar de heuvels achter het huisje van Canovir.
"Wat ligt daar dan?"
"Ha, als we dat eens wisten. Hoewel ik er al vaak ben geweest, kan ik je toch niet zeggen wat daar is."
"Hoezo dan?"
"Omdat daar nooit hetzelfde is. Als er iets nieuws bijkomt door iemand die iets droomde wat er nog niet was, dan komt dat gewoon ergens in deze wereld terecht. Vergelijk het maar met een regenplas. De regendruppels komen gewoon willekeurig ergens in die plas terecht, maar het resultaat is dat de plas groter wordt. Zo is het ook met deze wereld. Elke dag komt er ergens willekeurig iets bij, zodat deze wereld steeds groeit. Ze verandert steeds, nooit zal iets op dezelfde plaats zijn. Begrijp je wat ik daarmee bedoel?"
Alice knikte. Ze begreep het, maar ze kon zich bijna niet inbeelden hoe zoiets kon.
Damal rekte zich uit en stond op. "Ik begin een beetje honger te krijgen.... Gaan we iets eten?"
David lachte even uitbundig. "Jij denkt ook alleen maar aan eten."
"David, je weet dat dat niet waar is. Ik heb gewoon nogal snel honger, meer niet."
"Dat bedoel ik dus, jij blijft maar de hele dag eten," grinnikte David, "Kom, we zullen dan maar eens teruggaan. Vandaag kunnen we toch niet veel meer gaan doen."
Hij stak zijn hand uit en hielp Alice recht. Ze keek nog een keer om naar het zwarte huisje. Het leek alsof ze vaag een gestalte in het raam zag. Ze glimlachte, draaide zich om en wandelde met de twee anderen mee terug naar het dorp.
__________________
Keep smiling- it makes people wonder what you've been up to.
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Huiswerkvragen: Cultuur, Maatschappij & Economie Psychiatrie achter de Holocaust - Waarheid?
ScienceJapan
20 20-01-2007 15:26
Levensbeschouwing & Filosofie >> Geloven in God <<
Lord Dolphin
378 17-11-2005 22:03
Verhalen & Gedichten Als de zinnen gaan spreken. (gedicht)
Azalea
6 21-07-2005 09:33
Verhalen & Gedichten [Essay] Ralph Inbar en de werkelijkheid die de camera ons bracht
Verwijderd
2 18-03-2005 18:17
Verhalen & Gedichten Verhaal: de traagheid van het bestaan
Tisch
19 20-05-2004 22:19
ARTistiek Achter de Werkelijkheid
Inemine
33 09-06-2002 20:43


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 22:22.