Oud 11-06-2006, 11:45
Verwijderd
Piep, piep, piep, piep. Dat is het enige geluid dat ze hoort. Het enige geluid dat ze kent. Ze doet haar ogen open, alles is wazig. Een witte waas met kleurige vlekjes. De piepjes klinken nog steeds, ze komen van links. Ze wil haar hoofd draaien zodat ze kan zien waar die piepjes vandaan komen. Er schiet een stekende pijn door haar nek waardoor ze het liefst wil schreeuwen, maar haar keel werkt niet mee. Dan klinkt er een ritmisch gebonk. Het moet van buiten het kleine kamertje waar ze ligt komen. Ze kan zich vaag het geluid herinneren, maar ze weet niet waarvan. Ze weet niets meer. Ze opent haar ogen, het beeld is minder wazig. Ze ziet dat er een man met een lange witte jas in de deuropening staat.
‘Zo Meisje,’ zegt hij met een zware stem, ‘we dachten al dat u binnenkort wakker zou worden’
“wie is hij?” denkt ze, “waar ben ik?” De man doet een stap in haar richting.
‘Ik ga even weg om je tante te waarschuwen, ik ben zo terug,’ Ze probeert te knikken maar het lukt niet. De man gaat weg. “Wie bén ik eigenlijk?” Vraagt ze zich af, ze valt weer in slaap.

Als ze weer wakker wordt ziet ze een gezicht boven zich. Het is van een wat oudere vrouw en komt haar bekend voor.
‘Hallo Jasmien, ik ben blij dat je weer bijgekomen bent. Ik was toch zo bezorgt.’ Zegt de vrouw terwijl ze haar hand vastpakt. “Jasmien?” denkt ze, “wie is Jasmien? Ben ik Jasmien?” Die naam komt haar wel bekend voor.
‘Ben ik Jasmien?’ vraagt ze schoor. De vrouw knikt verschrikt
‘Ja meisje, weet je dat niet meer?’ Zegt ze, ‘ken je mij nog?’ vraagt ze dan. Jasmien denkt heel hard na, voor zover de watten in haar hoofd dat toelaten.
‘Ik ben je tante.’ Zegt ze, ‘tante Pauline, je komt bij me wonen’ Jasmien kijkt verschrikt. Ze wil vragen waarom, maar het lukt niet. Gelukkig lijkt Pauline haar gedachten te kunnen lezen.
‘Je ouders zijn dood liefje. Daarom kom je bij mij,’ zegt ze. “Ouders?” denkt Jasmien, “ik kan me niet herinneren dat ik ouders heb, ik kan me helemaal niets herinneren” De man met de witte jas komt weer binnen.
‘Mevrouw Green, laat Jasmien maar even met rust. Morgen kunt u weer komen’ zegt hij. De vrouw staat op en loopt de kamer uit.

De rest van die laatste week in het ziekenhuis is aan een waas aan haar voorbij gegaan. Voor ze het weet zit ze bij haar tante in de auto naar haar nieuwe huis. Ze kan zich nog steeds niets herinneren, maar er komen gelukkig wel vaker momenten dat dingen haar bekent voorkomen. Maar er zijn steeds meer vragen, zoals wie haar ouders waren en hoe ze in het ziekenhuis terecht kwam. Ze vraagt het haar tante,
‘Over je ouders wil ik liever niet praten, net zoals hoe je in het ziekenhuis terecht bent gekomen. Het is nog steeds te dichtbij voor me. Maar ik zal je wel vertellen dat je in totaal 4 maanden in het ziekenhuis hebt gelegen.’ Ze schrikt, “4 maanden?” Was ze echt 4 maanden verloren? Ze kan het bijna niet geloven. De auto stopt.
‘Dit is het dan,’ zegt haar tante, ‘je nieuwe huis, zal ik je een rondleiding geven?’ bied ze aan, maar Jasmien slaat dat af.
‘Ik wil er liever zelf achterkomen,’ zegt ze. Ze loopt naar binnen en gaat naar boven. Daar ziet ze 3 deuren. Achter de eerste een witte kamer. Het wekt wat herinneringen op van de kamer waar ze de laatste 4 maanden gelegen heeft. Achter de tweede deur een kamer met roze bloemetjesbehang en een beslapen bed. De kamer van haar tante. Achter de derde deur is een lege, kale kamer. Haar kamer, bedenkt ze zich. De meubels komen haar bekent voor. Op 1 kist na, plotseling staat haar tante achter haar.
‘In die kist zit alles wat we nog hebben kunnen redden,’ zegt ze, ‘je merkt nog wel waarvan.’
Ze loopt een rondje door de kamer en gaat dan de trap af. Ze komt in een gezellige en kleine kamer. Langs 1 van de muren staat een lichtblauwe bank en langs een andere stat een laag dressoir. Op het dressoir staan 6 Foto’s. 5 op een rij, 1 iets verder van de andere af, alsof die er niet bijhoort. Ze herkent die foto als een foto van zichzelf. De andere 5 komen haar ook bekend voor. Een man, een vrouw, een jongen en 2 meisjes. Ze is geschokt als ze ineens weet waar die foto’s van zijn. Die man, dat moet haar vader zijn. Dan is de vrouw haar moeder en zijn de andere 3 mensen haar zussen en broer. Ineens weet ze alles weer. Ze houd van ze. Ze weet niet wat ze moet doen. Overstuur sprint ze naar haar kamer en valt snikkend op haar bed neer.

Jasmien ligt nog steeds op haar bed te huilen. Langzaamaan wordt het steeds grijzer voor haar ogen, net zo lang tot ze niets meer kan zien. Ze wordt licht in haar hoofd. Plotseling is ze ergens anders. Ze staat op iets zachts. Ze is omringt door een warme, gele, rood met oranje gloed. Er is veel rook. Ze kan niets meer zien, alleen maar geel, oranje en rood. Er klinkt gebulder van vlammen. Er is steeds meer rook, ze probeert om hulp te schreeuwen, maar ze krijgt rook in haar keel. Ze moet hoesten en begint te rennen, het lukt niet meer. Het word zwart voor haar ogen, ze zal doodgaan.
Plotseling is de rook weg en kan ze weer normaal ademhalen. Ze voelt iets kouds en nats op haar voorhoofd. Tante Pauline zit naast haar en heeft een nat washandje op haar voorhoofd gelegd.
‘Tante Pauline?’ vraagt ze, ‘zijn mijn ouders omgekomen in een brand?’ Haar tante knikt.
‘Ja meisje, je zag het net voor je zeker?’ zegt ze, “weet ze het?” vraagt Jasmien zich af, “weet ze wat ik droom?”
‘Nee,’ zegt ze verschrikt, ‘maar ik dacht gewoon dat ik me zoiets kon herinneren.’ Haar tante kijkt haar ongelovig aan, maar stelt gelukkig geen vragen verder. Ze staat op en loopt de kamer uit. Jasmien, die doodmoe is, gaat liggen en valt in slaap.

De dag erna zit Jasmien op de bank met een meisje dat zegt dat ze vroeger haar beste vriendin was. Stefanie heet ze. Ze verteld Jasmien van alles over haar jeugd, maar niets komt haar bekend voor. “Misschien wil ze wel iets van me, en is dit haar manier om mijn vertrouwen te winnen,” denkt Jasmien. Nu is Stefanie aan het vertellen over een jongen, een zekere Alex.
‘je hebt een paar maanden een relatie met hem gehad,’ zegt Stefanie, ‘maar op het laatst werd hij heel depressief, jij vond er niets meer aan en maakte het uit.’ Het komt Jasmien nog steeds niet bekend voor.
‘Toen het een paar maanden uit was,’ ging ze verder, ‘was hij zo depressief dat hij zelfmoord pleegde.’ Jasmien weet nu zeker dat Stefanie iets van haar wil. Dit zou ze echt wel geweten hebben. Ze wordt boos en gooit Stefanie de deur uit.
‘Okee,’ zegt Stefanie, ‘maar als je beseft dat het waar is moet je het me maar laten weten’
Jasmien wil het niet horen en valt huilend op haar bed.

Een week later moet ze naar school. Ze moet naar een klas lager dan waar ze eerst zat, omdat ze zoveel gemist heeft. Nog kan ze niet meekomen, maar langzaam komt ook de lesstof weer terug, de docenten proberen ook om haar zo veel mogelijk te helpen. Ze vind eigenlijk bijna niemand in de klas aardig. Er is maar 1 meisje in de klas dat met haar praat. Jessie heet ze, Jasmien vind haar heel aardig, maar durft haar niet in vertrouwen te nemen. Jasmien weet waarvoor, maar ze is bang. Bang om aan Jessie te vertellen wat ze over haar verleden weet.

Jasmien wordt weer omringt door de vlammen. Ze stikt bijna in de rook. Het is heel heet en alles om haar heen is geel, oranje en rood. Er giert blinde paniek door haar hoofd. “Ik moet weg hier,” is het enige dat door haar hoofd gaat. Ze begint te rennen. Daar in de verte ligt iets, een lichaam, ze weet niet waarom, maar ze rent eropaf. Als ze er bijna is schrikt ze plots wakker, gillend. Nog geen 10 seconde later staat Pauline naast haar bed.
‘Wat is er?’ vraagt ze bezorgd, ‘had je een nachtmerrie?’ gaat ze verder. Jasmien knikt.
‘over de brand?’ wil Pauline weten. Jasmien schrikt, “ze mag het niet weten, straks denkt ze dat ik gek ben!” denkt Jasmien verschrikt.
‘Nee, het is niks,’ zegt ze, proberend om onverschillig te klinken, aan haar tante te zien is dat niet zo goed gelukt. ‘Ga maar weer slapen.’ Haar tante staat op en loopt de kamer uit.
Die middag besluit Jasmien om alles toch maar aan Jessie te vertellen. Als ze alles verteld heeft lijkt Jessie geschokt. Jasmien bereidt zichzelf voor op het ergste, dat Jessie nooit meer met haar wil praten. Maar Jessie’s reactie valt mee.
‘Waarom heb je me dit niet eerder verteld?’ vraagt ze, ‘ik vind echt dat je het aan je tante moet vertellen hoor, misschien kan die er wat aan doen.’ “Er wat aan doen?” denkt ze “wie zegt dat er wat aan gedaan moet worden?”
‘nee, ik wil weten wat er gebeurt is en die dromen zijn de enige manier om daarachter te komen.’ Jessie knikt.
‘Dat moet je zelf weten,’ zegt ze.

De dag erna heeft Jasmien geschiedenis. Dat is een van haar beste vakken, maar vandaag kan ze haar hoofd er niet bijhouden. Ze voelt zich raar en plotseling valt ze weg.
De bekende oranje met geel en rode gloed was er weer. Het luide gebulder van de vlammen. De rook. Ze stikt bijna. Dan begint ze weer te rennen, in paniek. “Waar moet ik heen?” denkt ze wanhopig. Daar ligt het lichaam weer. Weer rent ze daaropaf, zonder te weten waarom. Ze is er bijna. “Als ik maar niet wakkerword” denkt ze. Ze knielt neer naast het lichaam. Het donkerblonde haar komt haar bekend voor. Jasmien draait het lichaam om en schrikt zich rot als ze het gezicht ziet. Het is haar 2 jaar oudere zus Lisa. Ze deinst achteruit en gilt.
Plotseling voelt ze een hand op haar schouder. Het is de hand van haar geschiedenisdocent.
‘Jasmien? Blijf je na de les nog heel even?’ vraagt hij. “Nu zit ik echt goed in de problemen” denkt ze. Na de les is Jessie bij haar gebleven. Samen met haar heeft ze de geschiedenisdocent alles verteld. Tot slot heeft Jasmien ook verteld wat ze in de les gezien had. Meneer Bakker en Jessie zijn geschokt. Ze willen meer weten, maar zelfs Jasmien weet dat niet.
‘Ooit,’ zegt ze, ‘ooit zal ik het weten’

2 weken lang gebeurt er niets, ze droomt wel veel, maar telkens dezelfde droom. Tot een zekere nacht als Jasmien weer die droom krijgt, maar deze keer wordt ze niet wakker als ze het gezicht van haar zus ziet. Weer de vlammen. Alles komt haar nu zo bekend voor. Ze weet al waar ze naartoe moet, waneer ze het lichaam ziet en waneer ze het omdraait. Dan is alles onbekend voor haar. Ze rent, geen idee waarheen. Dan ziet ze een zwarte gedaante in de verte. Zelfs door de rook kan Jasmien zien dat het een man is. Hij loopt op haar af en bekijkt haar. Plotseling lijkt hij haar te herkennen.
‘Jij hier?’ roept hij. De man loopt op hem af en lijkt woest. “wie is hij? Wat wil hij van me?” dreunt er door haar hoofd. “Ik moet weg!” denkt ze, en precies op dat moment schrikt ze wakker. Heel snel staat tante Pauline naast haar bed.
‘Nu kom je er niet meer onderuit,’ zegt ze, ‘waar droomde je van?’
Jasmien begint te vertellen en als ze een kwartier later klaar is is haar tante geschokt.
‘Maar wie was die man dan?’ vraagt ze.
‘Ik weet het niet.’ Zegt Jasmien. ‘Maar ik denk dat ik daar binnenkort wel achterkom, hij komt me bekend voor.’ Die dag meld Pauline Jasmien ziek en gaan ze met z’n 2en de graven van Jasmien’s familie bekijken. Daar is ze nog nooit geweest, maar het doet haar niets. Het enige wat haar bezighoud is de man. “wie is hij?” vraagt ze zich telkens af. “ik ken hem, maar waarvan?”

De volgende dag laat Tante Pauline haar een krant zien, de kop luid: ‘Eerste verdachte gevangengenomen in aanslag camping.’ er staan foto’s onder, maar Jasmien kan de man er niet tussen vinden. Misschien komt dat omdat er balkjes voor de ogen staan. Geen van de mannen komt haar bekend voor, maar ze weet dat ze de man kent. Ze raakt steeds meer geobsedeerd door de man, ze wil niets liever dan weten wie hij is. Meneer Bakker en Jessie maken zich zorgen, maar dat kan Jasmien niets schelen. Het enige wat Jasmien wil is dromen, elke keer dat ze de droom heeft kijkt ze steeds geconcentreerder naar de man, ze hoopt dat hij iets nieuws zegt, maar dat gebeurt niet. Haar enige luik naar de waarheid laat het afweten.

Ze zit bij Jessie huiswerk te maken.
‘Toch vind ik dat je moet ophouden met piekeren over de man’ zegt Jessie nadat Jasmien een halfuur lang heeft zitten praten over de man. ‘Dit kan niet goed zijn.’ Jessie heeft dat amper gezegd of het wordt weer grijs voor Jasmiens ogen, ze wordt weer licht in haar hoofd en loopt weer tussen de vlammen. Daar is haar zus weer. Ze rent weer, daar komt de man, misschien komt ze er nu achter wie hij is.
‘Jij hier?’ roept hij weer. Jasmien is gespannen, zal ze weer wakker worden? De man loopt op haar af, dit kent Jasmien nog niet.
‘Deze is van Alex!’ roept hij en hij slaat haar tegen de grond. Op het moment dat ze bijkomt zit ze in de auto bij tante Pauline. Ze verteld haar wat ze gezien heeft, maar het is haar nog altijd onduidelijk wie de man is. Als ze thuiskomt wil tante Pauline dat ze zo snel mogelijk naar bed gaat. Ze gaat naar boven en ziet dat er mail is. Stefanie heeft haar gemailt. Het is maar een kort bericht.
‘Beste Jasmien,
Als je je realiseert dat ik gelijk had over Alex, mail me dan. Ik ken de waarheid.’
Plotseling komt alles terug. Alex, is inderdaad een paar maanden haar vriendje geweest. Jasmien weet weer dat ze altijd ruzie had met zijn vader. “Zijn vader?” denkt ze. “Nu weet ik waarom die man me zo bekend voorkwam, het was zijn vader!” Plotseling weet ze het zeker, die man uit haar dromen is Alex’ vader. Snel mailt ze Stefanie terug, ze vraagt of ze de volgende ochtend langs wil komen.

De volgende ochtend vertelt ze Tante Pauline over de man, ’s nachts heeft ze weer dezelfde droom gehad. Jasmien wordt weer ziekgemeld en nog geen 3 uur later zit ze weer met Stefanie op de bank.
‘Alex was chronisch depressief,’ legt Stefanie uit.
‘in de laatste paar weken van jullie verkering was het zo erg dat jullie niets meer samen deden. Toen werd jij het zo zat dat je het uitmaakte. Hij is daardoor nog erger in de put geraakt en een paar maanden nadat het uitging heeft hij zelfmoord gepleegt. Zijn vader was er kapot van, hij hield jouw verantwoordelijk en heeft gezworen om ooit wraak te nemen.’ Jasmien knikt, het komt haar vaag bekend voor. Ze verteld Stefanie alles wat ze gedroomt heeft. Na afloop knikt Stefanie.
‘Ja, dat klinkt echt als iets wat hij zou doen. Hij was al eerder aangeklaagd voor moord. Maar toen is hij vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Later die avond vraagt ze Jessie om langs te komen en verteld ze ook aan haar wat ze gezien heeft.

De komende weken vraagt ze zich af hoe ze levend uit die brand gekomen kan zijn. Ze weet dat ze tegen de grond is geslagen. Dat heeft ze al heel vaak gedroomd. Ze had moeite met bewegen en dus zal ze niet zelf dat bos uitgekomen zijn. Ze wil dromen, steeds meer. Het liefst zou ze nooit meer wakkerworden en de rest van haar leven blijven dromen. “Maar wat is dat voor leven?” vraagt ze zichzelf af, “een toekomst om het verleden te verklaren? Is dat wat ik wil? Nee, dat wil ik niet. Ik wil gelukkig worden!” dan valt ze in slaap. De bekende droom. Het vuur, het geruis van de vlammen. Lisa. De man, zijn kreten van woede, die ze intussen uit haar hoofd kent. Hij slaat haar weer tegen de grond. Ze kan niet meer overeind komen en roept om hulp tot ze niet meer kan. Door de rook krijgt ze steeds minder lucht. Dit is het, hier zal ze levend verbranden. Het wordt 1 grote waas in haar hoofd. Dan ziet ze een gedaante, een zwarte gedaante. Veel groter en breder dan Alex’ vader. ze probeert iets te bewegen of een geluid te maken en na veel moeite lukt het haar om haar hand te bewegen en een zachte vraag om hulp te produceren. Het lukt niet en de man gaat weg. Hier zal ze doodgaan. Op de modderige grond van de camping. Dan ineens is de ondergrond een stuk minder nat. Ze voelt dat ze gewoon in haar bed ligt.

Tante Pauline staat naast haar bed.
‘Jasmien,’ zegt ze, ‘je wist het nog niet, maar gisteravond heb ik je aangemeld als getuigen tegenover Alex’ vader. Er is net contact met me opgenomen en volgende week is het proces, je wordt daar om 1 uur verwacht. Ik breng je wel’ Pauline is verrast. “Dit is de kans waar ik al die tijd al op wacht, eindelijk krijg ik de kans om het verleden af te sluiten en aan de toekomst te werken.” Ze glimlacht. Nog steeds is het voor een mysterie hoe ze overleefd heeft. Ze kan zich niet voorstellen dat die man haar opgemerkt kan hebben en zelf kan ze niet weggegaan zijn. Ze verteld alles aan Jessie en Stefanie, beiden beloven Jasmien om met haar mee te gaan naar het proces en haar door dik en dun te steunen. De hele week zit ze in spanning en later weet ze niet meer hoe ze die week doorgekomen is.

De 3 meisjes zitten bij Pauline in de auto. Gedurende de hele rit naar Den Haag wordt er geen woord gesproken. Jasmien heeft zichzelf niet in de hand. “Wat als hij vrijgesproken wordt? Dan zal hij me geen moment met rust laten. Hij zal me vermoorden.” denkt ze, maar dan dwingt ze zichzelf om aan iets anders te denken. Als ze bij de rechtbank aangekomen zijn moet Jasmien naar een apart kamertje, alleen. In dat kamertje zit al een man, hij begroet haar.
‘Ik getuig tegen Alex G. sr.’ Zegt hij. Jasmiens hart begint te bonzen. Weet deze man iets over haar miraculeuze overleving? Tijdens zijn getuigenis zit Jasmien niet echt te luisteren, maar dan ineens zegt hij iets waardoor ze weer helemaal bij de les is.
‘Ik zag hem langslopen en kon een paar seconde zijn gezicht zien.’ Zegt hij, ‘voor ik hem kon arresteren hoorde ik ergens iets bewegen. Ik moest snel mogelijk naar dat geluid toe, ik heb zo nog net een meisje kunnen redden.’ Jasmien schrikt zich rot. Dan ineens is ze weer weg.
De vlammen weer, de bekende gloed, nooit heeft ze ze helderder dan nu gezien. Ze rent, de bekende route. Lisa, daar is ze weer, geen tijd voor rouw, doorlopen. Daar is de man. Zijn geschreeuw, het galmt in haar oren. Hij duwt. Ze ligt op de grond. Ze gaat dood. De 2e schim komt langs, hij gaat haar weer voorbij. Uit alle macht probeert zo iets te bewegen, met veel moeite verschuift ze haar voet. Dat was haar laatste beweging, ze weet het zeker. Ze haalt raspend adem, tot dat haar niet meer lukt. Het wordt zwart voor haar ogen, nu gaat ze dood. Het laatste wat ze hoort zijn snelle passen in haar richting en het laatste wat ze ziet is het gezicht van de man die staat te spreken. Hij was het, hij heeft haar gered.

Dan ineens schrikt ze wakker, nu weet ze dat ze alles gezien heeft. Alles wat er die avond is gebeurt weet ze nu. Het enige doel wat ze nu nog heeft is het bedanken van de brandweerman. Ze staat op en haar hele getuigenis gaat in een waas voorbij, evenals de uitspraak. Na afsloop van het proces ziet ze hem staan en ze loopt op hem af.
‘Euhm, meneer,’ zegt ze, ‘ik ben het meisje dat u ging redden.’ De man keek haar verbaast aan
‘ja inderdaad, nu herken ik je.’ Zegt hij. Jasmien dacht moeizaam na, “wat moet ik zeggen?”
‘Ik wilde u eigenlijk, euhm, bedanken.’ Brengt Jasmien moeizaam uit. De brandweerman glimlacht.
‘Het is goed meisje, het is goed’ zegt hij, hij aait haar over haar hoofd.
Jasmien kan zich niet meer inhouden en vliegt de brandweerman luid snikkend om de hals. Totaal overdonderd maar toch aangenaam verrast klopt de brandweerman haar troostend op haar rug.
Advertentie
Topic gesloten

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 07:44.