Citaat:
Diana's~Acolyte schreef op 30-09-2003 @ 18:19:
Kan iemand mij de 4 duitse naamvallen kort uitleggen, wanneer je welke gebuikt en wat ze nou inhouden. ?
|
De eerste naaamval (Nominativ) bestaat altijd uit het onderwerp of het naamwoordelijk deel van het gezegde. Het naamwoordelijk deel van het gezegde is een voornaamwoord of een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord. Het naamwoordelijk deel van het gezegde staat doorgaans in de eerste naamval als het een zelfstandig naamwoord, een voornaamwoord of een zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord is.
De tweede naamval (Genitiv) wordt gebruikt om een bezit uit te drukken en wordt gebruikt na de voorzetsels während, wegen, innerhalb/außerhalb, mittels, (an)statt, trotz, infolge en anlässlich. Bij de overgankelijke werkwoorden anklagen, berauben, beschuldigen, überführen en würdigen staat de persoon in de vierde naamval en de zaak in de tweede naamval. Bij de onovergankelijke werkwoorden bedürfen en gedenken staat de persoon of de zaak in de tweede naamval. Bij de wederkerende werkwoorden sich annehmen, sich bedienen, sich bemächtigen, sich erbarmen, sich erinnern en sich rühmen staat het wederkerend voornaamwoord in de vierde en de persoon of zaak in de tweede naamval.
De derde naamval (Dativ) wordt gebruikt bij een meewerkend voorwerp en na de voorzetsels mit, nach, nächst, nebst/sammt, bei, seit, von, dank, zu, aus, außer, binnen, entgegen, gegenüber, gemäß en zuwider, waarbij gegenüber en gemäß ook als "achterzetsel" kunnen fungeren en zuwider altijd een "achterzetsel" is. Verder wordt de derde naamval gebruikt bij de werkwoorden begegnen, danken, dienen, drohen, folgen, gefallen, gehorchen, gelingen, glauben, gleichen, gratulieren, helfen, huldigen, imponieren, kondolieren, sich nähern, nützen, promovieren, schaden, schmeicheln, steuern, trauen (vertrauen, misstrauen), verdanken, weichen en winken. Glauben heeft in dit geval de betekenis "iemand geloven". In de betekenis "iets voor waar houden" heeft het echter de vierde naamval. Indien deze werkwoorden het voorvoegsel be- hebben wordt eveneens de vierde naamval gebruikt. Bij de werkwoorden die samengesteld zijn met de voorzetsels bei, entgegen, nach, wider en zu en werkwoorden die "ergens komen" uitdrukken en vooraf gegaan worden door een voorvoegsel wordt ook de derde naamval gebruikt, evenals bij de werkwoorden erscheinen in, landen auf, Platz nehmen auf, verschwinden in, verbergen in, verstecken in en zweifeln an.
De vierde naamval (Akkusativ) wordt gebruikt bij het lijdend voorwerp en na de voorzetsels durch, für, ohne, um, bis, gegen en entlang en na de werkwoorden bitten, ersuchen, fragen, kosten en lehren. Werkwoorden met het voorvoegsel ein en de werkwoorden denken an, erinnern an, gehören in, gewöhnen an, glauben an, grenzen an en passen in hebben eveneens de vierde naamval.
De voorzetsels an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor en zwischen hebben de derde of de vierde naamval. Als de vraag "Waar?" wordt beantwoord en als er sprake is van "ergens zijn" wordt de derde naamval gebruikt. Is er bij dit antwoord sprake van "ergens komen", dan wordt de vierde naamval gebruikt. Wordt de vraag niet beantwoord, dan moet men bij auf en über de vierde en bij de overige voorzetsels de derde naamval gebruiken.