Een gecombineerde poging tot zowel het schrijven een sonnet als van een serie.
De eerste had ik wel eens gepost, de spoiler vóór de tweede is het eerste tweede gedicht dat ik schreef (maar ik vind het tweede tweede gedicht momenteel beter). En dan dus gewoon de tweede en de derde. Er bestaat geen vierde, want ik kan geen toekomstvoorspellen, dat is de reden, denk ik.
De eerste
Mijn herfst duurde langer dan verwacht,
de trekvogels zijn tot drie keer teruggekomen
om weer weg te gaan. En elke nacht
bleek te koud en te diep om weg te dromen:
ik sliep al maanden bij ’t krieken van de dag,
wist niet meer van de dauwparels noch goud
was vergeten wat men elke ochtend zag,
van hoe het zonlicht glanst - de nacht ophoudt.
Maar de wegen weer gekort zoals ’t ‘s ochtend was,
de dag aangebroken met sneeuw zo wit
als wedergeboren, tevens breekbaar als glas,
en al wat ooit was, vergaan tot dit:
het soepel uittrekken van de regenjas,
nu er weer vergeten, niet regen, in de lucht zit.
Spoiler
De eerste tweede, dus:
En alle dagen werden killer dan tevoor,
witter en waziger daalde de sneeuw,
men wist niet beter dan dat het vroor,
en alles gelijk was, zelfs waar eeuw-
enlang het bloed mocht vloeien, zo wit
als hun schaduwen. Wegen waren verloren
in een ijzig kleed, de uren als hergeboren
nu niemand nog naar klokken keek.
Alles is vergeten en verdwaald.
Ik vraag me af - wie denkt aan jou,
nu zelfs de tijd haar schouders ophaalt,
en geen pad meer te volgen blijkt,
nu alles is gemaakt van ijspegels en kou -
en geen hand meer naar een ander reikt.
De tweede
Een stille winter, precies zoals je had verwacht
toen je nog klein was, een kind van zomermaanden
die de kou van sneeuw nog niet zo veracht
als ik later zou doen. En ineens waande
ik me weer in een sprookjesland: maar kaal,
niet meer kleurrijk, maar vergeten. De lucht
was stil en grijs, er lag een gat in ons verhaal -
als een einde, of misschien niet, een zucht.
Ik was je vergeten, maar tegelijkertijd niet,
ik vroeg me af wie nu aan je dacht,
of er nog een warm hart was, en liefdesverdriet.
Of dat alles met mij was vergaan tot de rust
in het hart van een orkaan, een soort nacht-
merrie, slechts even in slaap gesust.
De derde
Ik denk niet langer dat jij dit gevecht
nog winnen zal. Onder het ijs zijn mensen,
anders dan jij, voor mij neergelegd.
Misschien voorzag het, dat ik wensen
zou dat jij niet meer was, maar hij (zij?) wiens naam
ik nog niet ken. Dat als het water zou smelten
tot het water was, de tijd om verder te gaan
gekomen bleek - ik zoek wel een nieuwe held en
jij bent voorbij. De dag breekt open als de nacht
vergaat, de wegen verschuiven, het is te laat
om te blijven. Jij hebt immers te lang gewacht
(of ik op jou). De zon herrijst, de grond blijkt
ook nog steeds vruchtbaar te zijn: hier staat
weer een klaproos die naar boven reikt.
Ik vind je derde het beste. Verder snàp ik wel hoe ze een serie vormen, maar dat verband vind ik niet heel erg sterk. En over het sonnet-gebeuren kan ik niet veel zeggen, omdat ik niet goed ben in dichtvormen.
Over het algemeen lezen je gedichten - voor mij - net niet makkelijk genoeg. Misschien komt dat omdat je rijm niet altijd 'goed' (volgens de sonnet-regels) is? Maar, misschien is je rijm ook wel 'goed', ik weet het niet.
Desalniettemin () zijn het wel mooie gedichten, met een beetje een trieste nasmaak.
__________________
Ik klop op de deur van de steen. / 'Ik ben het, doe open.' // 'Ik heb geen deur,' zegt de steen.
Ik ben het niet met Geel eens! Want, ik vind de derde denk ik het minst mooie van de drie. Ik vind de tweede het mooiste, denk ik, of de eerste. Niet de derde. Die is in mijn ogen een beetje... een beetje té. Met een herrijzende zon en dat God misschien voorzag wat jij wensen zou, brabrabra. Ik heb het idee dat je daar een beetje met woorden aan het smijten gaat. Je laatste zin is wel sterk, maar een 'sneeuwklok' is raar. Ik snap wel dat je er niet 'sneeuwklokje' van hebt gemaakt, want dat loopt niet, maar mensen hebben het in de praat nu eenmaal niet over 'sneeuwklokken'. Ik denk bij sneeuwklokken aan kerstmis en winter, van die bimbam-klokken dus, niet aan lente.
Over de andere gedichten heb ik verder niks te zeggen geloof ik.
En, met wat Geel verder zegt, over hoe je gedichten lopen, ben ik wel eens. Maar ik vind dat stroeve ook wel iets moois/wrangs hebben.
Ik vind je derde het beste. Verder snàp ik wel hoe ze een serie vormen, maar dat verband vind ik niet heel erg sterk. En over het sonnet-gebeuren kan ik niet veel zeggen, omdat ik niet goed ben in dichtvormen.
Over het algemeen lezen je gedichten - voor mij - net niet makkelijk genoeg. Misschien komt dat omdat je rijm niet altijd 'goed' (volgens de sonnet-regels) is? Maar, misschien is je rijm ook wel 'goed', ik weet het niet.
Desalniettemin () zijn het wel mooie gedichten, met een beetje een trieste nasmaak.
Misschien komt het doordat ik niet kan rijmen. <3
Een sonnet is een beetje als het volgt:
A
B
B
A
A
B
B
A
C
D
C
E
D
C
Bíjvoorbeeld. Er zijn zoveel duisent variaties op dat ik meestal mijn eigen vorm doe. In dit geval komt het erop neer dat ik in de eerste strofe twee regels op elkaar laat rijmen (eindrijm) en in de tweede strofe ook, en in de laatste zes regels wat losser regels op elkaar laat rijmen. Daar ben ik vrij vrij in geweest.
En verder moet er ook een wending zitten, klassiek tussen de eerste twee en de laatste twee strofes (iets verder mag ook, eerder is een beetje raar).
En dat met de serie klopt, maar het is ook pas een serie-idee geworden toen ik de eerste afhad en bedacht dat ik er wel meer mee kon oefenen. Misschien werken series beter als je van tevoren bedenkt hoe het precies op elkaar in moet spelen, maar ik ben héél slecht in van tevoren dingen bedenken (of nou ja, dat gaat wel, maar het dan uitvoeren lukt niet). Dus misschien moet ik ook nog eens proberen een sámenhangende serie te maken, maar dan moet ik nog even bedenken hoe.
Ik ben het niet met Geel eens! Want, ik vind de derde denk ik het minst mooie van de drie. Ik vind de tweede het mooiste, denk ik, of de eerste. Niet de derde. Die is in mijn ogen een beetje... een beetje té. Met een herrijzende zon en dat God misschien voorzag wat jij wensen zou, brabrabra. Ik heb het idee dat je daar een beetje met woorden aan het smijten gaat. Je laatste zin is wel sterk, maar een 'sneeuwklok' is raar. Ik snap wel dat je er niet 'sneeuwklokje' van hebt gemaakt, want dat loopt niet, maar mensen hebben het in de praat nu eenmaal niet over 'sneeuwklokken'. Ik denk bij sneeuwklokken aan kerstmis en winter, van die bimbam-klokken dus, niet aan lente.
Over de andere gedichten heb ik verder niks te zeggen geloof ik.
En, met wat Geel verder zegt, over hoe je gedichten lopen, ben ik wel eens. Maar ik vind dat stroeve ook wel iets moois/wrangs hebben.
Sneeuwklok is inderdaad raar ja. Ik kom ook de hele tijd in de knoop met de laatste regel, omdat het precies een x aantal regels moet hebben en ik (zoals gezegd) dus niet zo goed ben in van tevoren dingen bedenken. Het komt nooit zo heel geweldig uit, vind ik. Maar misschien kan ik van de sneeuwklok een weet ik veel, krokus maken. Of welke bloemen bloeien ook al weer in de lente, narcis? Klaproos? Klaproos past wel in de regel geloof ik, ongeveer even lang als sneeuwklok (en ik weet niet of het een lente-bloem is, maar wel een bloem die op arme grond bloeit en dat past op zijn manier ook wel in het gedicht).
God staat er trouwens ook alleen in vanwege de rijm, geloof ik. Ik kwam weer eens niet op een beter idee, en iemand anders dan God heeft niet zoveel macht.