Vraag 3
Antwoord: A
Alinea 12:
"Waarin gelijkheid wordt gezien als een overbodige luxe en waar broederschap iets is voor naïeve sukkels." (Regels 260-264)
"Wat we met onze individualistische vrijheidsopvatting ook opgeven, is het idee van een collectieve lotsbestemming." (Regels 266-269)
Hier wordt dus verteld, dat door onze individualistische vrijheidsopvatting, we een collectieve lotsbestemming opgeven. Er wordt in deze alinea dus antwoord gegeven op het individueel belang tegenover het collectieve belang. Dit is antwoord B. Antwoord A, hoop op gedeelde vrijheid, wordt hier echter niet beschreven. Wel heeft deze alinea het over het elkaar nodig hebben en dus het collectieve belang, dat ons verder zou kunnen helpen in de samenleving om vooruit te komen en te worden wie we* willen zijn (regel 280).
* we = ze = de mensen
Vraag 7
Antwoord: 2 = tegenwerping
Een tegenwerping is het bezwaar maken tegen iets. Een weerlegging is een bezwaar maken tegen iets met argumenten, of het weerleggen van iets met argumenten, waarbij je aantoont dat het onjuist is.
In de tekst, regels 157-161, wordt er verteld dat de aanhangers van de vrije markt met een argument vinden, dat gelijkheid geen voorwaarde voor vrijheid voor iedereen is. Echter, ze bewijzen niet dat de stelling onjuist is, maar ze gebruiken wel een argument. Hierdoor komt een tegenwerping en een weerlegging erg subtiel bij elkaar en is het tot stand komen van een antwoord meer gebaseerd op interpretatie.
Vraag 9
Antwoord: C
Het antwoord luidt; Broederschap ontstaat wanneer... -> we in een sfeer van vertrouwen bereid zijn iets voor de ander te doen.
"In een grootschalige, bureaucratische organisatie als onze samenleving overheerst eerder het wantrouwen dan het vertrouwen: mensen hebben het idee dat de onpersoonlijke instituties geen recht doen aan hun omstandigheden en vrezen bovendien dat anderen erin slagen misbruik te maken van de voorzieningen." (regels 208-217). Er wordt hier dus duidelijk gemaakt, dat er in onze samenleving eerder wantrouwen dan vertrouwen heerst.
"Het is daarom noodzakelijk om het potentieel voor broederschap op een andere manier te mobiliseren." (Regels 217-220). Hier wordt dus verteld, dat we door die wantrouwen de broederschap moeten oprichten op een andere manier.
"Het is moeilijker om vertrouwen te hebben in vreemden dan in mensen die je kent." (Regels 220-222). Hier wordt nogmaals bevestigd dat er eerder wantrouwen is onder de samenleving. Echter is er wel eerder vertrouwen in mensen die je kent.
"Een beroep op broederschap werkt daarom niet in grootschalige verbanden. De bereidheid om iets voor elkaar te doen, neemt juist toe in kleinschalige verbanden." (Regels 222-227). Hier wordt duidelijk gemaakt dat broederschap kan ontstaan in kleinschalige verbanden en niet in grootschalige verbanden. De kleinschalige verbanden zijn de verbanden tussen de mens en mensen die hij/zij kent. De grootschalige verbanden zijn de verbanden waarin de mens in aanraking komt met vreemden en dit zorgt, volgens de tekst, voor wantrouwen, in tegenstelling tot mensen die je kent.
Als we verder kijken in de tekst wordt er in de regels 233-237 gesproken over "mensen die je kunt vertrouwen en die op je lijken". De vraag luidt "volgens de tekst." Het antwoord, dat we in een sfeer van vertrouwen bereid zijn iets te doen voor een ander is correct, omdat een sfeer van vertrouwen ontstaat in een kleinschalige verband. Maar het verband gaat dus ook over mensen die je kent en op je lijken, en daarom dus vertrouwt. Dat je daarom bereid bent iets voor elkaar te doen, leidt tot antwoord D.
Beide antwoorden C en D dienen goed gerekend te worden.
Vraag 10
Het begrip vrijheid: schaduwkanten en waar het toe leidt.
Antwoord:
- De schaduwkant van (volledige) vrijheid is dat we helemaal zelf verantwoordelijk zijn voor de keuzen in ons leven
- Dat kan leiden tot stress/faalangst / depressieve klachten / Dat kan ertoe leiden dat vrijheid de vrijheid van de sterksten is
Regels 130-133: "Om weerwerk te bieden aan de schaduwkanten van onze vrijheidsliefde, zoals de stress en de faalangst, moeten we.." Er worden hier dus voorbeelden gegeven van de schaduwkanten, met het overduidelijke woord "zoals". De stress en de faalangst zijn dus voorbeelden van de schaduwkanten van de vrijheid. Dat deze twee voorbeelden worden gezien als hetgeen dat naartoe geleid is, is een opmerkelijk incorrect antwoord.
Vraag 15
Deze vraag is een zeer vage vraag. Het gaat hier wederom om je eigen interpretatie.
Vraag 30
Antwoord: C
Regels 33-38: "Hier kun je tijdens de lunch aan één tafel zitten met een Amerikaanse pinguïnonderzoeker, een loodgieter en een NASA- astronaut die op het Zuidpoolijs jacht maakt op meteorieten." Hier wordt duidelijk gemaakt dat het gebied waar de auteur verblijft een gebied is dat een interessant gebied is waar allerlei ontdekkingen nog gedaan kunnen worden. Dit leidt tot antwoord A. Het antwoord C is complete onzin, want de auteur rept geen woord meer over het landschap nadat hij ons laat weten hoe Observatory Hill eruit ziet.
Vraag 31
Antwoord: een van de antwoorden: vroeger tegenover nu
In de tekst wordt er totaal niet voortdurend, zoals er in de vraagstelling gesteld wordt, gesproken over vroeger en nu. Er wordt in alinea 1 wat informatie gegeven over de geschiedenis van Observatory Hill, maar daarnaast is er geen essentieel en helemaal geen voortdurende spanningsveld tussen vroeger en nu.
Vraag 33
Antwoord: functie 4: verklaring
Verklaring: de schrijver legt uit hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan.
Toelichting: de schrijver geeft voorbeelden of nadere uitleg om zijn opvatting te verduidelijken
Regels 51-54: "Ook toen waren echter veel van hun inzichten al onderwerp van vaak bittere controverses." Dit is het argument, waarbij het gaat over hun inzichten die al onderwerp waren van vaak bittere controverses. Als we een verklaring zouden verwachten, zouden we nu te weten moeten komen hoe dat zo is. Echter lezen we dit: regels 54-61: "Veel opvattingen en theorieën waren rechtstreeks verbonden met maatschappelijke en politieke krachten, zoals de geschiedenis van uiteenlopende disciplines, van de medische wetenschap en de geschiedschrijving tot de sociale weten- schappen, laat zien." Dit is geen uitleg over hoe de bittere controversies zijn ontstaan. Er wordt een toelichting gegeven, een nadere uitleg met behulp van voorbeelden ("zoals").
Kortom, het examen Nederlands 2015 VWO was van matig niveau, met vragen (of teksten) die veel ruimte open laten voor interpretatie. De antwoorden zijn overduidelijk af en toe kortzichtig of erg bepaald volgens een bepaalde interpretatie, zoals zij graag willen dat je het begrijpt. Hier in hebben zij echter geregeld ongelijk. Meerdere antwoorden zijn mogelijk en sommigen zijn zelfs incorrect.
Laatst gewijzigd op 12-05-2015 om 10:46.
|