Advertentie | |
|
![]() |
||
Citaat:
2 zou ik dus iets van "Welke personen hebben belangrijke inzichten in de kansrekening gehad?" Het derde zou ik gewoon de vraag die hij dan daadwerkelijk stelde zetten indien die relevant is voor je gehele werk. Verder zijn het wel veel vragen, vind ik; misschien moet je alles wat inperken. Zelf vond ik het bij mijn eindwerk handiger om eerst te gaan kijken, wat wil ik gewoon overbrengen, wat is het belangrijkste en dan daarop vragen ingesteld. De meeste vragen die je stelt zijn gewoon 'inleidingen' tot een hoofdstuk bijvoorbeeld; soort van anekdotes, randinformatie (bv. het maakt niet uit wie Huyghens was voor kansrekening, dus eigenlijk ook niet voor je PWS; of hij nu een dakloze of een rijke stinkerd was, dat heeft niets met kansrekening te zien, dat wilt daarom niet zeggen dat je bijvoorbeeld een kadertje kan besteden aan "Wie was nu Hughens" als achtergrondinformatie zeg maar, maar het begrijpen van kansrekening zal niet groter zijn door te weten wat voor iemand Huygens was, meer wat hij gedaan heeft voor het vak zelf). Dus, in het kort: probeer ze wat meer op het onderwerp zelf te richten, die bijkomende informatie, schrijf je gewoon in je tekst neer (desnoods in kadertjes), maar bij deelvragen gaat het er eerder om dat je kleine vragen over het onderwerp zelf stelt (Hoe bereken je kansen, wat is het praktische nut daarvan, in welke sectoren komt het voor ...)
__________________
vaknar staden långsamt och jag är full igen (Kent - Columbus)
|
![]() |
||
Citaat:
Net als sdekivit, zou ik ook zeggen; maak van 1 je inleiding, haal daar al een van de eersten aan. Je hebt dan waarschijnlijk een soort van probleemstelling die ze toen wouden oplossen, en dan zou ik daarvan verder werken tot andere problemen. Dus aan de hand van concrete problemen (dus een mogelijk concreet probleem, daarvoor een oplossing die een bepaalde wiskundige uitdacht en dan natuurlijk de link leggen naar een wiskundig juist geformuleerde stelling, dus eigenlijk een soort kanswet). Ik zou 2 daarom niet echt in de grote inleiding nemen omdat je zo heel wat uitleg daar moet geven over technische kantjes ofwel wordt het een te theoretisch/biografisch stuk over personen waarvan de lezer nog niet weet wat ze daar staan te doen. Ik zou de namen echt pas aanhalen als je ze nodig hebt in je werk. In kadertjes, zou ik dat zelf doen; je hebt immers te maken met achtergrondinformatie waarnaar je eventueel kan verwijzen in je echt belangrijke tekst. Net zoals goede handboeken ook hun zogenaamde broodtekst hebben en dan nog ergens een kadertje met een foto in en dan een stukje achtergrond (praktische informatie, biografie, leuke weetjes, ...). Ik zou eerder 3 en 4 samennemen (ik vind 3 nogal vaag, ik zie niet wat je daar mee zou gaan doen; maar ik heb ook niet zo'n duidelijk beeld van soorten kansen in mijn hoofd; een kans is een kans); meer in de zin van "Hoe kan men met kansen rekenen? Welke rekenregels/kanswetten gelden er? Zijn er speciale bewerkingen/operatoren die frequent gebruikt worden? (faculteit, combinaties, permutaties, variaties, ...)" 5 zou je volgens mij ook gewoon in de inleiding kunnen bijsteken, omdat dat deel uitmaakt van een probleemstelling; op zich geen slechte vraag, in feite is dat juist hetgene wat alles in gang moet steken na de inleiding: tot voor de 17e eeuw: geen kansen, in de 17e eeuw kan een bepaald probleem niet opgelost worden, dus wordt er gedacht "als we nu eens met kansen denken". Kansen zijn gewoon een soort wiskundige constructie die bepaalde problemen oplosbaar maakt (of eerder: een gok doet naar de oplossing, vermits je in de meeste gevallen toch slechts een bepaalde kans krijgt dat een bepaalde situatie zich zal voordoen). 6 en 7 vind ik nogal gelijklopend, je kan hier eventueel 1 vraag van maken: "Hoe wordt de kansrekening in dagelijkse situaties gebruikt? Welke beroepen zouden niet zonder kunnen?" Je kan natuurlijk altijd schoolproblemen aanhalen, omdat dat voor leerlingen soms makkelijker te begrijpen is, maar volgens mij is het veel interessanter als je kan zeggen "wel, een ... kan niet zonder kansen, want hij gebruikt ze om ... te berekenen". Je geeft mensen nieuwe inzichten, nieuwe dingen (voor de meesten toch) aan het licht brengen. Terwijl, als je het op school hebt gezien of nadien gaat zien, dan is de pret er natuurlijk voor een stukje af. Ik zou dus geen gehele deelvraag aan de schoolse mogelijkheden besteden, maar dit gewoon als sub-deelvraag zien bij het praktische nut. Trouwens moet je niet echt elke deelvraag in een bepaald hoofdstuk oplossen, als je die als rode draad gebruikt kan dat ook goed zijn. Wat je echter wel moet doen is ervoor zorgen dat je deelvragen algemeen genoeg zijn (heb ik de vorige keer al gezegd, heb je al vrij goed aangepast) en dat ze relevant zijn voor je werk en dus ook voor je onderzoeksvraag.
__________________
vaknar staden långsamt och jag är full igen (Kent - Columbus)
|
Advertentie |
|
![]() |
Topictools | Zoek in deze topic |
|
|