Ik draai me om. Achter me hoor ik de zee ruisen. Voor me zie ik gezinnen. Gezellige gezinnen. Fucking fake! Vaders bouwen met hun zonen zandkastelen. Dochters slepen met poppen. Moeders liggen met een hoed op een boek te lezen. Zo cliche, zo doodgewoon. Vroeger was ik ook een strandganger, elke dag was ik er te vinden. Ons huis lag vlakbij. Maar nu niet meer. Het huis is weg, en mijn kamer, mijn hok, ligt honderden kilometers het land in. Vederop ligt een groepje jongeren. Ze wijzen naar me een ik hoor gelach. Overal gelach, overal blikken. Kinderen wijzen naar me. Verwijtende blikken. 'Wat doe jij hier? Verpest het uitzicht ergens anders, creep!' Ik hoor het ze denken, ik voel het ze denken, ik zie het ze denken. 'Je bent gek!' Dat denken ze. Nou dat klopt hoor! Ik ben gek ja! Ik ben helemaal doorgedraaid! Nou en? So what? Ik merk dat ik hijgend adem haal. Langzaam probeer ik mijn ademhaling weer onder controle te krijgen. Ik weet dat ze me zullen zoeken. Ik weet dat ik straks afgevoerd word, terwijl al die mensen het zien. Nog meer verwijtende blikken. Ik weet dat ik weer naar mijn kamer moet.
Vanuit mijn ooghoeken zie ik iets bewegen. Het komt op me af. Sterk zijn! Ik moet sterk zijn. Niet kijken, niet toegeven aan mijn nieuwsgierigheid. Het komt voor me staan. Nu kijk ik wel. Ik kijk het aan, ik kijk hem aan. Hij vraagt wat. Ik wil hem horen, maar het lukt me niet. Ik ben in mezelf, mijn eigen wereld. Weer vraagt hij wat. Ik kijk hem vragend aan. Hij kijkt naar rechts en schud zijn hoofd. Ik kijk naar waar hij kijkt en zie mensen. Jongeren. Ze lachen, zwaaien naar me. Spottend. Maar deze jongen kijkt niet spottend. Niet verwijtend. Hij kijkt bezorgd. Ik zie hoe zijn handen omhoog gaan. Hij legt ze op mijn schouder. Een langgerekte "nee!" klinkt over het strand. De jongen kijkt me geschrokken aan. Hij neemt me even op. Ik weet dat ik er ongewoon uit zie. Ik weet dat ik er uitzie als een gek. Mijn kisten en zwarte broek zijn vaal. Mijn wollen zwarte trui is veel te warm voor deze tijd van het jaar. Mijn ooit zo mooi glanzende blonde haar hangt in klitten op mijn schouders. Mijn schouders. Hij legt zijn handen er weer op. Nu is het genoeg geweest. De waas voor mijn ogen komt. Mama! Papa! Help me dan! Jullie hebben me zo gemaakt! Papa, waarom deed je al die dingen bij me? Waarom haalde je mijn eigenwaarde weg? Mama, je wist ervan, Waarom stond je het toe? Waarom lieten jullie het zover komen? Mama, papa, Jullie hebben mij gemaakt, misschien met liefde, misschien niet. Mama, papa, ik heb jullie afgemaakt. Misschien met liefde, misschien niet. En nu maak ik weer iemand af. Alleen omdat hij een papa-persoon is. Alleen omdat hij een man is. Sorry jongen, je wilde me helpen. Sorry. Nu lig je dood voor me.
Ik hoor het ze denken, ik voel het ze denken, ik zie het ze denken. 'Je bent gek!' Dat denken ze. Nou dat klopt hoor! Ik ben gek ja! Ik ben helemaal doorgedraaid! Nou en? So what? Ik merk dat ik hijgend adem haal. Langzaam probeer ik mijn ademhaling weer onder controle te krijgen. Ik weet dat ze me zullen zoeken.
__________________
Digital ash in a digital urn.
|