Registreer FAQ Ledenlijst Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Reageren
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 18-02-2007, 22:24
Raakvlak
Raakvlak is offline
In opdracht geschreven (volgens opdracht) in twaalf minuten. Wie neemt het stokje over en schrijft in twaalf minuten een tekst met de volgende titel: De blauwe baard van mijn opa.


Tante Agaath was een vrouw zonder geweten. Zij gaf om niemand, behalve zichzelf. Ik ontmoette haar voor het eerst toen ik zeven jaar was. Ze bezocht mijn verjaardag, maar maakte geen geheim van de reden van haar komst. ‘Ik ben hier voor de klok,’ zei ze toen ze in de huiskamer stond en mijn verbaasde moeder, haar zus, kil de hand schudde. ‘De klok?’ vroeg mijn moeder, die haar arm op mijn schouder had gelegd en in mijn oor fluisterde: ‘Dit is nou tante Agaath.’
Tante Agaath was een blonde vrouw met groeven van oudheid in haar gezicht en grote, lelijke, groene netkousen. Als mijn tante sprak, slikte ze veelvuldig de laatste letter van het uitgesproken woord in. Ze maakte daardoor een gejaagde indruk.
‘Ja, de klok,’ zei mijn tante en ze liep op de koekoeksklok af die sinds ik mij kon herinneren in de huiskamer aan de muur hing. ‘De klok is voor mij,’ zei mijn tante. ‘Altijd al geweest. Nu neem ik hem mee.’
Mijn moeder schudde haar hoofd. ‘Nooit laat je je zien,’ zei ze. ‘En op de verjaardag van Cato kom je een oude klok opeisen?’
Tante Agaath knikte zonder mij aan te kijken; eerlijk gezegd vroeg ik me af of ze wist wie de jarige Cato was. Of ze wist wie ik was.
‘Ik ben Cato,’ zei ik daarom.
Mijn tante knikte. ‘Dat weet ik, kind. Dat weet ik.’
Ze wierp me een doodse blik toe, die me deed terugdeinzen.
‘Neem hem maar mee,’ zei mijn moeder. Ze draaide zich om en liep de keuken in. Even stond ik er alleen voor, toen riep mijn moeder vanuit de keuken: ‘Cato, hierkomen!’ Dankbaar rende ik de keuken binnen, terwijl tante Agaath de klok van de muur haalde. Even later hoorden we de voordeur dichtslaan en zagen mijn moeder en ik hoe Agaath de koekoeksklok in de achterbak van haar auto legde. Voorzichtig, alsof het een kindje betrof.
‘Mama,’ zei ik toen. ‘Waarom heeft ze groene sokken?’
Mijn moeder begon hierop de lachen. Onbedaarlijk en ongegeneerd. Haar lach ben ik nooit meer vergeten en sindsdien koesterde ik een groot medelijden met tante Agaath, die ik daarna nog enkele keren heb gezien. Niet één keer droeg ze de groene netkousen nog, maar het kwaad was al geschied. Mijn moeders lach was vereeuwigd in mijn gedachten.

Laatst gewijzigd op 19-02-2007 om 16:25.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 18-02-2007, 22:52
Reynaert
Avatar van Reynaert
Reynaert is offline
Iets meer dan twaalf minuten. Volgende titel (als iemand wil): 'Viltstiften voor oom Otto'.


De blauwe baard van mijn opa

Mijn opa heeft een baard. Het is zo’n lange, vettige baard met krulletjes erin. Als ik lang naar de baard kijk moet ik denken aan mijnheer Griezel uit het boek van Roald Dahl, die had een baard waarin heel veel etensresten achterbleven. Zo erg is het bij mijn opa nog niet, maar toch vind ik hem vies. Toen ik nog jonger was omhelsde hij me elke keer dat ik met mijn moeder op bezoek ging. Het schuren van al dat gezichtshaar in mijn nek vond ik maar niets.
Vandaag is kerstavond en volgens traditie komt mijn opa dan altijd bij ons om te eten en pafferige sigaren te roken. Mijn moeder kookt vanavond. Opa wil niets anders dan biefstuk, maar daar doet ze vanavond niets op uit.
‘Kind toch, wat ben je aan het maken? Waar heb je de biefstuk gelaten?’, vraagt opa terwijl hij handenwrijvend de keuken binnenloopt.
‘Vanavond eten we kipfilet met bramensaus. Biefstuk kan je altijd nog maken en ik wil er deze keer iets speciaals van maken.’
Opa ruikt aan een pan met saus.
‘Het stinkt’, zegt hij dan. Moeder lacht alsof hij een grapje maakt, hoewel ik zeker weet dat dat niet zo was. Als we eenmaal aan tafel zitten praat opa over het eten en het belang van een goed stuk biefstuk.
‘Kip is niks, het is een vogel maar hij kan nauwelijks vliegen. En het vlees is zo droog en wit, het heeft geen karakter. Daarom eet ik liever biefstuk, daaraan kan je zien dat het echt vlees is. Als je hem niet zo doorbakt en je prikt er met je vork in, dan stroomt het bloed zo naar buiten. Dat kan bij kipfilet niet.’
Moeder en ik zeggen niks maar staren hem met open mond aan. Opa's baard is blauw. Mama heeft nog een hap fijngekauwde boontjes in haar mond, heel onbeleefd. Opa denkt dat we hem zo aankijken omdat zijn verhaal indruk maakt dus tiert hij door.
‘Eigenlijk moet ik dit helemaal niet eten. Kip is niet goed voor je! Wil je dat ik met mijn kwakkelende gezondheid deze drek eet? Dank je de koekoek! Ik ga zelf wel een biefstuk halen!’
Een minuut lang kijkt opa van mij naar moeder en weer terug. Ondertussen loopt er nog steeds bramensaus in zijn baard die nu volledig blauw is gekleurd. Aangemoedigd door ons staren gooit hij dan het bord op de grond terwijl hij scheldend van tafel gaat.
‘Vroeger was alles slechter, maar er was tenminste fatsoenlijk voedsel!’, schreeuwt hij nog en hij slaat de voordeur achter zich dicht. Ik vraag mama wat er nog meer in de saus zat, maar ze lacht alleen maar. De baard van opa is nog dagen blauw gebleven en door zijn kleinkinderen werd hij tot zijn dood opa blauwbaard genoemd.

Laatst gewijzigd op 18-02-2007 om 23:18.
Met citaat reageren
Oud 19-02-2007, 14:51
Raakvlak
Raakvlak is offline
Viltstiften voor oom Otto (1) Wie schrijft verder? Wederom geen kunstwerken, maar snel schrijverij.



Oom Otto, een kleine man met een zeer middelmatig uiterlijk, was getrouwd met tante Agaath waarover ik eerder al vertelde. Hij had weinig moeite met haar afwezige geweten, want keer op keer verklaarde hij haar op grootste wijze de liefde. De laatste keer had hij een zepelin gehuurd en daar heel groot op gezet: 'Ik hou van Agaath.' De zepelin vloog een hele dag boven ons dorp en 's avonds, toen de duisternis de tekst aan het zicht ontnam, lichtten de letters plots op. Mijn vader en ik stonden ernaar te kijken. 'Dat heeft Otto veel geld gekost,' zei mijn vader.
'Waarom doet hij dat, papa?'
Mijn vader schudde het hoofd. 'De mens is moeilijk om te begrijpen als je je niet in hem kan verplaatsen.' Hierop liep hij naar binnen, richting mijn moeder en sprak op fluisterende toon tegen haar, alsof beiden een samenzwering aan het voorbereiden waren. Ik keek nog enige tijd naar de zepelin en uiteindelijk door mijn moeder naar binnen geroepen. 'Kom eens,' riep ze. 'Je ziet oom Otto morgen wel, hij komt ongetwijfeld weer zonder vooraf te bellen.'
Oom Otto onderhield, in tegenstelling tot zijn vrouw, een warm contact met mijn gezin. Hij kwam twee keer per week langs, ook als mijn ouders er niet op hadden gerekend. 'Van mij hebben jullie geen last,' zei hij dan. 'Ik ga in de hoek zitten hier. Op mijn favoriete stoel.'
Elk jaar versierden we de stoel van oom Otto vanwege zijn verjaardag en elke keer was hij verrast en erg dankbaar. 'Ach lieve mensen,' zei hij. 'Jullie zijn te goed.'
Waarop mijn moeder altijd antwoordde: 'Je bent niets gewend.'
Vervolgens nam hij plaats op zijn stoel en riep mij. 'Cato, kom eens op mijn schoot zitten.' De gewoonte was erin geslopen en niet meer weg te denken uit de bezoeken van Otto, dus elke keer kroop ik op zijn schoot. Toen ik zes was, toen ik acht was en nu nog steeds, nu ik zeventien ben. Oom Otto vond het allemaal geweldig. Op een dag, toen ik tien was, kwam Otto met tranen in zijn ogen binnen. 'Het is afgelopen,' zei hij. 'Ze is bij me weg.'
Hij kon geen woord meer uitbrengen en huilde een minuut of tien zeer hard, totdat mijn moeder zei: 'Kom Otto, nu moet je ons meer vertellen.'
Otto depte zijn tranen met zijn mouwen, alsof hij een klein kindje was dat geen ijs kreeg. Terwijl hij dit deed, zei hij: 'Ik wilde mijn liefde aan haar verklaren, zoals ik wel vaker doe...' Mijn vader en moeder knikte veelbetekenend. Ikzelf reageerde nog even niet, veel te bang als ik was dat Otto tot bezinnen zou komen en mij op zijn schoot zou trekken.
'Nou,' ging Otto verder. 'Ik had vilstiften gekocht. Hele mooie. Alle kleuren, zeker vijftig.' Hij sloot zijn ogen en even leek het alsof hij zich de viltstiften voorstelde.
Met citaat reageren
Oud 20-02-2007, 11:33
homehapero
Avatar van homehapero
homehapero is offline
leukleuk

het stukje over blauwbaard was ook heel goed alleen vond ik de pointe daar een klein beetje vergezocht...
wat is de titel van het volgende stukje?
misschien schrijf ik het volgende
__________________
"nu nog hopen dat niemand anders een verhaal instuurt en de kat is in het bakkie..."
Met citaat reageren
Oud 20-02-2007, 14:06
Porcelain
Avatar van Porcelain
Porcelain is offline
Het is de bedoeling dat 'viltstiften voor oom otto' een tweedelig verhaal wordt? Je maakt je er wel makkelijker van af, Raakvlak. Maar je schrijft wel grappig. Toffe verhaaltjes. Both.

Niet dat ik het voor elkaar krijg om in twaalf minuten een sluitend verhaaltje te maken, maar goed.

Laatst gewijzigd op 20-02-2007 om 15:07.
Met citaat reageren
Oud 21-02-2007, 00:05
Raakvlak
Raakvlak is offline
Schrijf maar over de kinderen van Otto en Agaath; Yourie en Braam.
Maar verwerk er de viltstiften van otto in
Met citaat reageren
Oud 22-02-2007, 10:25
homehapero
Avatar van homehapero
homehapero is offline
Ik voel me wel een beetje schuldig omdat jullie zo'n aardige verhaaltjes hebben geschreven en ik de reeks nu verpest maar goed. Wie de stok wilt overnemen: 'Mijn vader de antisemiet'.
Of is dat te donker?


Kapot was die lieve Otho ervan. Hij kwam nu bijna elke dag bij ons op bezoek, nam me zoals gewoonlijk op schoot en begon dan zó onbedaarlijk te snikken dat ik er ongemakkelijk van werd. Toen zijn ontelbare verzoeningspogingen op niets uitdraaiden ( Otho had alles geprobeerd, inclusief parachutespringen uit een vliegtuig dit Otho hartje Agaath schreef) werd hij lusteloos. Hij at niet meer, ging niet meer naar het werk, keek niet meer naar zijn 2 zoons om en uiteindelijk stierf hij van verdriet. Nu denk jij misschien, sceptische lezer, dat dat helemaal niet kan. Ik verzeker je dat oom Otho gestorven is aan een hartbreuk.

Hoe het ook zij, Agaath moest die 2 jongens niet (‘Duivelsjongens zijn het, al even gestoord als hun vader.’) en dus zag mijn moeder geen andere optie dan Yourie en Braam in huis te nemen. In tegenstelling tot wat tante Agaath beweerde waren dat de liefste jongens die ik in heel mijn leven gekend heb. Ze leken in niets op elkaar behalve dat ze beiden bleke, teruggetrokken jongens waren, maar waar Braam haar zo rood als vuur had en zijn bleke gezicht bezaaid was met bleke sproeten, had Yourie meer iets Joods. Yourie en Braam waren 7 toen hun vader stierf en hun moeder hen niet meer wou zien en ze zijn die klap nooit meer te boven gekomen. Vooral Yourie die ook enorm gepest werd om zijn Joodse uiterlijk leed erg onder het gemis van een warm nest, hoewel wij ons best deden om ons zo gastvrij mogelijk op te stellen. Mijn vader moest die twee ‘indringers’ eigenlijk niet. Vooral aan Yoerie had hij een hekel. Toen begreep ik dat niet maar nu besef ik dat mijn vader eigenlijk een antisemiet was en dat hij daarom Yoerie het bloed vanonder de nagels haalde.

Yoeie deed, in navolging van zijn vader, alles om mijn vader te paaien maar die was natuurlijk onverbiddelijk. Hij werkte als een slaaf, lachte om het hardst om de moppen die mijn vader vertelde, deed alles om mijn vader het zo veel mogelijk naar zijn zin te maken; mijn vader moest die jongen niet.
De wanhoop nabij besloot de nu 12-jarige Yoerie mijn vader zijn kostbaarste bezit te geven: de viltstiften van oom Otho. Schuchter (want zo was hij) ging hij naar mijn vader die de krant zat te lezen. “Hier oom, voor jou,” en hij reikte de stiften aan. “Huh, wat?” bromde mijn vader. “De stiften van papa. Ze zijn voor jou.”, probeerde hij nog eens. “Ik hoef je kankerstiften niet!”, antwoordde mijn vader en met eens weids gebaar slingerde hij de stiften in de open haard.

Samen keken ze hoe de stiften langzaam smolten en hoe het plastic zich over het hout verspreidde. Dat was de eerste keer dat ze iets samen deden en toen de stank van verbrande viltstiften niet meer te harden was legde mijn vader zijn arm rond Yoerie en zei: “Kom, het stinkt hier.”
__________________
"nu nog hopen dat niemand anders een verhaal instuurt en de kat is in het bakkie..."
Met citaat reageren
Oud 23-02-2007, 11:16
Raakvlak
Raakvlak is offline
Mijn vader is een antisemiet

Titel voor een volgende verhaal: Hoe ik zeventien jaar kan zijn en toch nog speel met een knuffelbeer genaamd Dribbel


Mijn geboorte bracht mijn ouders niet het geluk dat ze hadden verwacht. Ik werd een maand te vroeg geboren - het was een wonder dat ik levensvatbaar was - en als gevolg van deze merkwaardige snelheid waarmee ik mij aan de wereld presenteerde, hadden mijn ouders nog geen naam voor mij gekozen. Mijn moeder riep, tijdens de bevalling, zo leert de overlevering: 'Noem hem of haar dan maar Moos of Sarah!' Omdat ze grote pijnen leed, stemde mijn vader, vertelde hij mij jaren later, in met deze namen, maar zodra ik geboren was, een meisje bleek te zijn en Sarah werd genoemd, begon er aan mijn vader een grote onrust te knagen, die hij niet lang kon of zelfs wilde verbergen. Hij behandelde mijn moeder vlak na de geboorte met grote liefde en toewijding, maar met mij had hij meer moeite. 'Het huilt maar,' zei hij volgens mijn moeder de hele tijd, zonder er werkelijk iets mee te bedoelen. 'Het huilt maar.' Mijn moeder bemerkte mijn vaders afkeer echter niet meteen, daarvoor was ze te versuft door de zware belasting en te zeer van slag door mijn vroege geboorte. Ze merkte het pas na een maand, toen aan de naam Sarah feitelijk niet meer te tornen viel. Mijn vader zat in de huiskamer, zijn voeten op de tafel, toen mijn moeder met mij op haar arm binnentrad. De overlevering vertelt dat ik voortdurend naar mijn vader priemde met mijn kleine wijsvingertjes. Alsof ik wist wat hij verborg. Mijn moeder vroeg, destijds in de huiskamer, of mijn vader me even vast wilde houden. Kennelijk begon ik op dat moment ongeëvenaard hard te huilen, wat ertoe leidde dat mijn vader weigerde. 'Het huilt maar,' zei hij. 'Het huilt maar.'
Toen mijn moeder boos op hem werd en riep dat ze het niet alleen kon, dat het kind uit zijn sperma was geboren, zei mijn vader: 'Was het maar niet geboren!'
Van slag gebracht door deze opmerking, trok mijn moeder zich terug in het slaapvertrek waar ze veertien dagen niet uit wilde komen om een andere reden dan mijn verzorging. Hoezeer mijn vader ook smeekte, of met sluwe listen probeerde mijn moeder voor zich te winnen, het lukte hem niet en op de vijftiende dag zei hij: 'Zal ik dan de waarheid maar vertellen?'
Het volgende moment onthulde hij aan mijn moeder een waarheid die te pijnlijk was om te vertellen, dus schreef hij hem op een briefje. Dit briefje wordt nog steeds in ons familiearchief bewaard om ons te herinneren aan mijn woelige geboorte. Er staat op:

'Ik kan niet leven met de naam Sarah. Niet om het één of ander, maar hij is Joods. En ik wil geen Joodse naam. Om verschillende redenen die je zelf ook wel kent.'

Nadat mijn moeder het briefje had gelezen, sloot ze zich nogmaals een aantal dagen op in haar slaapvertrek. Het leek een tijd om zichzelf te beraden, want een week later had ze haar oordeel klaar. Al deze tijd had mijn vader in een staat van groot verdriet, maar zoals hij later vertelde ook een zekere tevredenheid over zijn uitgesproken grief, in de woonkamer op de bank gelegen, terwijl hij nu en dan aan de deur van mijn moeders kamer smeekte of hij alsjeblieft voor mij mocht zorgen. Alhoewel daarbij aangetekend moet worden dat hij niet éénmaal mijn naam noemde. Maar mij altijd aanduidde met 'haar' of 'de baby'. Hoe dan ook, mijn moeders oordeel werd uitgesproken en ze zei dat de liefde voor mijn vader zo groot was, dat ze hem niet met een kind met een Joodse naam wilde opzadelen.
‘Mar begrijp je waarom?’ had mijn vader gevraagd en mijn moeder had geknikt en was in snikken uitgebarsten. ‘Ik weet het,’ zei ze huilend. ‘Ik weet het!’ Mijn vader omhelsde haar met de kracht van een ontzettend sterke liefde die alles overwon – en nog steeds alles overwint. ‘We moeten een nieuwe naam bedenken,’ was het volgende dat mijn vader zei. Mijn moeder knikte en zei: ‘Laten we daarover maar een tijdje nadenken.’
De overhaastheid die ze eerder aan de dag hadden gelegd toen er een naam voor mij moest worden gekozen, leken ze te willen compenseren want gedurende twee maanden leefde ik een naamloos bestaan, hoewel mijn moeder me nog enkele malen per ongeluk Sarah genoemd schijnt te hebben. Dit vertelde ze me, zoals ze het hele verhaal vertelde, toen ik zeventien was en ik moest haar beloven dat ik mijn vader niet zal vertellen, ook niet als zijzelf is overleden, dat mijn moeder mij in haar hoofd nog steeds Sarah noemt.
Na twee maanden nodigden mijn ouders alle vrienden en kennissen uit die hen lief waren en vanzelfsprekend beide families, waaronder oom Otto, en trakteerden hen op een geweldig feest waar het eten rijkelijk over de tafel ging en waarover in bescheiden kring nog steeds met groot respect wordt gesproken. Aan het eind van dit feestgedruis, toen de meeste van de gasten zichzelf al hadden verloren in de krachtige werking van alcohol, sprak mijn vader allen toe, terwijl hij mij, die al die tijd op mijn kamertje scheen te hebben gelegen, in zijn armen hield. Hij zei: ‘De naam van het kind is veranderd. Sarah is niet meer. Vanaf nu heet ze Cato!’ Er gingen enkele stemmen van verbazing op, maar de aankondiging leek niet belangrijk genoeg om er het feest door te laten verstoren. Oom Otto vroeg: ‘Waarom een andere naam?’ Maar daarover werd niet gesproken en wordt nog steeds niet gesproken, zodat er voor mij maar één conclusie overblijft, die mijn vader echter nergens in zijn hele leven heeft bevestigd middels woorden of daden. Dus wat die conclusie waard is weet ik, Cato, eerlijk gezegd niet.
Met citaat reageren
Oud 24-02-2007, 22:02
Choking Duck
Avatar van Choking Duck
Choking Duck is offline
Poging tot volgende titel: Waarom mijn leven een toneelstuk is


Hoe ik zeventien jaar kan zijn en toch nog speel met een knuffelbeer genaamd Dribbel

Weet je wat het is met dingen? Ze luisteren altijd. Nooit zal een knuffelbeer je onderbreken. Je kunt 'm aan de galg hangen of 'm liefhebben. Altijd zal die verrekte glimlach op dat lieve gezicht staan. Hij is trouw, mijn Dribbel. Alles bewaart hij voor me. Hij inspireert me te doen wat ik moet doen.
Je zult denken dat ik gek ben, is het niet?
Hoe kan een beer, nouja, niet zomaar een beer, zo'n invloed hebben op een weldenkende puber? Dat heeft ie gewoon. Dat hebben dingen met een gezicht op mij. Op dat punt zijn het voor mij geen dingen meer. Inderdaad, het is een persoonlijke beleving. Míjn beleving. Jullie staan daar buiten, dus bemoei je er niet mee! Hij is van mij, en dat zal hij voor eeuwig zijn. Niemand begrijpt me daarin. Enkel Dribbel. Hij houdt van mij, alsof ik zijn knuffelbeer ben. We begrijpen elkaar. Voordat ik hem had was mijn leven moeilijk. Om eerlijk te zijn is er sinds hij er is niets veranderd. Hij maakt het enkel draaglijk. Door hem sla ik me door alles heen. Iedereeen die in mijn weg ligt zal het bezuren. Ik ben zwak. Alleen kan ik het niet. Wanneer Dribbel er niet meer zal zijn, zal ik mezelf neerleggen. Dan mogen ze me hebben. Maar wat ze ook doen, hoe ze me ook buigen, er zal een glimlach op mijn gezicht staan.
Onuitwisbaar.
__________________
Of gewoon niet.
Met citaat reageren
Oud 05-03-2007, 21:34
Raakvlak
Raakvlak is offline
Mag ik iemand uitnodigen om verder te schrijven waar Duck gebleven is?

Kom op! Train uw schrijfvaardigheden!

Of reageer inhoudelijk op de reeds geplaatste berichten!
Met citaat reageren
Oud 05-03-2007, 23:25
leiv
leiv is offline
Nieuwe titel: de man met de gelige boxershort


Waarom mijn leven een toneelstuk is

Verdwaald in de coulissen van mijn leven dwaal ik door mijn huis. In de zitkamer kom ik mijn tegenspeelster tegen. Ze huilt en vraagt me wat ik aan het doen ben. Niets, antwoord ik. Waarom zou ik iets aan het doen moeten zijn? Terwijl ik doorloop naar de keuken bedenk ik me dat ik had moeten zeggen dat ik op zoek ben naar haar vrolijke masker.
In de keuken neem ik een pak melk uit de koelkast en zet het aan mijn mond. Terwijl ik dorstig drink wordt er aangebeld. Met het pak in de hand slenter ik naar de voordeur.
Helaas, het is mijn meest kritische recensent. Hij die achter mijn nauwkeurig uitgedachte woorden altijd onwaarheden placht waar te nemen. Hij die mijn voorstelling niet in de minste mate op prijs stelt. Zó, zegt hij, een vluchtige blik werpend op mijn gelige boxershort. Verder zegt hij niks en treedt enigszins snuivend mijn huis binnen. Waar is ze, vraagt hij.
Ik wijs en hij gaat.
Zij huilt en hij troost.
Met het pak melk aan mijn mond loop ik naar de zitkamer. Zij zitten in een omhelzing op de bank.
Na vandaag zal het goed zijn, alles zal voortaan goed zijn, hoor ik hem zeggen. Zij knikt en ik zie hoe ze haar vuisten balt. Dan staan ze op en lopen zonder acht op mij te slaan naar de hal, waar haar ingepakte tassen staan. Ik drentel ook de gang in.
Terwijl hij met de tassen door de voordeur verdwijnt, draait zij zich naar mij om. Je zult me nooit meer zien, zegt ze.
Ik beaam dat en neem nog een slok.
__________________
pretentieus vlerkenwerk
Met citaat reageren
Oud 06-03-2007, 20:20
homehapero
Avatar van homehapero
homehapero is offline
mooi leiv
de laatste zin; zó droog!
__________________
"nu nog hopen dat niemand anders een verhaal instuurt en de kat is in het bakkie..."
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 20:59.