Oud 14-05-2005, 14:06
vrouw-wezen
vrouw-wezen is offline
Mijn boekverslag voor Nederlands had ik niet ingeleverd, nu moest ik dus alsnog het boekverslag maken met een extra opdracht.
Voor deze opdracht moet ik twee recensies van het boek (jan wolkers/brandende liefde) zoeken en beide samenvatten, hierop moet ik mijn commentaar geven.

Maar tot mijn grote ergenis kan ik geen fatsoenlijke recensie vinden over dit boek. Ik hoop dat ik op de verkeerde plaatsen zoek en dat jullie hier misschien raad mee weten.

Ik wordt er echt gek van, een leuk boek om te lezen was het trouwens ook niet.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 16-09-2010, 15:50
groet
Recensie 1.

Schrijver: Wolkers, Jan
Titel: Brandende Liefde
Jaar van uitgave: 1981
Bron: De Volkskrant
Publicatiedatum: 27-11-1981
Recensent: Willem Kuipers
Recensietitel: Sterk verhaal van Wolkers

Dans Les leest de ik-figuur in Jan Wolkers' Brandende Liefde als hij zijn blik richt op het pand waar hij Franse les zal gaan krijgen. Dans les...wat? vraagt hij zich af. Hij raakt in verwarring van het feit dat iemand die Franse les geeft "dans les" tegen zijn gevel laat aanbrengen. Pas als hij dichterbij komt, ziet hij dat er "dansles" staat. De lichtbak met dit woord bevindt zich náást het huis waar zijn toekomstige lerares Frans woont. Hij hoort bij een dansschool.
Verwarring, zenuwachtigheid en een neiging dingen te overwegen die niet het meest voor de hand liggen (fantasie dus) spreken duidelijk deze passage. Ze passen wonderwel bij de geestesgesteldheid van een ik-figuur die jong èn kunstenaar is.
De ik-figuur is student aan de Academie van Beeldende kunsten. Leerlingen daarvan krijgen gratis Franse les van ene mademoiselle Bonnema die in Amsterdam een oud pand in de Sarphatiastraat bewoont.
Als het boek begint, ontvangt de ik-figuur, tien jaar ouder inmiddels en woonachtig in Parijs, een rouwkaart waarin het verscheiden van mademoiselle Bonnema wordt meegedeeld. "Ik schrok toen ik thuiskwam en haar rouwkaart in de brievenbus vond, want ik had minstens tien jaar niets van haar gehoord of gezien en haar juist een paar dagen geleden vanuit Parijs een kaart gestuurd".
Het verhaal dat dan volgt is de herinnering van de ik-figuur aan de tijd ten huize van mademoiselle Bonnema. Deze herinnering strekt zich uit over het oude huis, een in de ogen van mevrouw Bonnema bedreigd bolwerk dat met ketenen en sloten beveiligd moet worden en over de mensen in dat huis: behalve de oerlelijke oude dikke schoolfrik die de nooit gehuwde lerares Frans is (vandaar het "mademoiselle"), óók de wonderschone Anna, die met haar man, een oudere violist van het Concertgebouworkest, de middenetage bewoont èn de vader van Bonnema die vooral via de anus lucht geeft aan zijn opgekropt gemoed. Tenslotte is er een "Van Gogh-baard", een beeldhouwer die steeds les krijgt nà de verteller en deze wisseling van de wacht groeit uit tot een iets meer dan functioneel contact tussen beiden.
Ondanks al zijn vrijheidsdrift als jonge kunstenaar, of moet ik zeggen, het geloof in de conventie zich artistiek te moeten gedragen, is de jeugdige schilder een gevangene, van zijn eigen onzekerheid natuurlijk, zoals blijkt uit de aangehaalde passage, maar vooral van de twee vrouwen in huis. Van het bedillerige mens dat hem Frans geeft, en hem Frans leert lezen - van de geschiedenis van Barbar, "dat brave vervelende achterneefje van Bruintje beer" tot Madame Bovary, de meest gelezen roman van Gustave Flaubert, tegenwoordig ook in mootjes gehakt als televisiekost te consumeren - èn van de shone Anna. Ook "die Van Gogh-baard" impressioneert hem wel, maar diens manifeste kunstenaarsuiterlijk schept tegelijk afstand.

De overgang van het lezen van Babar naar Madame Bovary is ook de definitieve overgang van belangstelling voor de Franse les naar de fasinatie voor de mooie Anna. De kunst is nog een middel om het leven in bezit te nemen en dus vraagt de verliefde schilder of hij Anna mag portretteren. Hij hoopt langs de weg van het aangezicht toegang tot Anna's hele fysieke glorie te verwerven, maar de kans erop lijkt in het begin niet groot. Anna is echter zèlf kunst en daarom moet ze zich onthullen, niet gedeeltelijk zoals tegenover haar man, die violist is en vooral "oor" heeft voor haar, maar helemaal: ze wil ook gezien geroken etc. worden. Haar lot is haar schoonheid: die zal nooit ten volle begrepen worden door één man.
Maar ze lijdt er niet onder. Nuchter en vrolijk gaat ze haar gang. Als ze de jonge schilder, toestaat haar helemaal te bewonderen, gebeurt dat onder zware condities: de schilder zal zich eerst door haar moeten laten ketenen.
De gebeurtenissen komen in een stroomversnelling als de jonge man in het huis mag komen wonen, op voorwaarde dat hij de oude, totaal vervuilde chirurg verzorgt. Dan rijst in hem het plan deze oude te schilderen samen met de naakte Anna. Dat lukt. Hoewel... als Anna toen al zwanger was. Van haar eigen man, die ze als een anti-madame Bovary onvoorwaardelijk trouw blijft.
Die zwangerschap verschaft de roman zijn climax. Als Anna, die uiteindelijk bereid gevonden is om in het schimmelige keldergewelf van de jonge schilder naakt te poseren, weer een keer model staat, breken de vliezen en dient zich een nazaat aan. Wat tot dan toe voor de ogen van de altijd loerende, allesziende oude frik en heks verborgen is gehouden, dringt nu tot haar door. Ze ziet wat er gebeurt in het souterrain. Ze ontsteekt in hysterie als ze ook nog het tafereel van de oude vader en de naakte jonge vrouw, zoals dat geschilderd is, aanschouwt. Met een broodmes in de hand drijft de kunstenaar haar dan naar buiten. Voor het eerst is hij de baal. Dàt en zijn assistentie bij de geboorte maken hem tot een figuur van gewicht. De laatste zin van moeder Anna is: "Je hebt me als een man verdedigd".
De jongeling die aarzelend de locatie waar hij in het leven gewijd zou worden, tegemoet trad, is "man" geworden. Als "man" ontmoet hij, in de epiloog, de inmiddels zeer gerijpte Anna die hij voor de begrafenis van mademoiselle Bonnema had uitgenodigd. Samen rijden ze in een taxi het boek uit. De lichtbak met Dansles die uit piëteit om de dode gedoofd was, brandt al weer.

Wolkers heeft van Brandende Liefde een "sterk" verhaal gemaakt en met "sterk" bedoel ik een verhaal dat alle sporen vertoont van overdrijving: het beweegt zich op de grens van wat je nog gelooft. Het eerste gedeelte van de roman bevindt zich vóór die grens. De toon is dan zo jongensachtig, en zo vol bravoure dat ze past bij de herinneringen van iemand die terugkijkt op zijn jeugd. Amusant is dat gedeelte, en dat is een kwaliteit op zichzelf. Maar gaandeweg sluipt er iets dwingends in het verhaal door de moedwillige coïncidentie van gebeurtenissen. De vrijblijvende toon verdwijnt en een rondweg melodramatische treedt ervoor in de plaats. De gebeurtenissen gaan een eigen leven leiden. Er wordt niets meer verklaard. Hoe kon dat ouwe mens zo'n greep krijgen op die jonge kunstenaars, dat bijvoorbeeld de "ik" tien jaar later nog schrikt als hij haar overlijdensbericht krijgt? Waarom is de oude chirurg niet meer dan een onderdeel van een handeling (hoe grotesk hij ook wordt afgebeeld)? Waarom wordt de raadselachtige schoonheid van Anna niet zo uitgediept, dat ze meer wordt dan een lekker, vruchtbaar, lief stuk? Het hele romantische spel van haat/liefde, schoonheid/lelijkheid, volwassenheid/onvolwassenheid, kunst/wetenschap krijgt in Brandende liefde zo simpel vorm (ook letterlijk, er is géén reflectie, er is géén innerlijke monoloog, er is nauwelijks iets dat het afwijkt van een makkelijke rechttoe-rechtaan verteltrant) dat het betekenisloos en in ieder geval oppervlakkig blijft. Het geeft je het gevoel, wat ik de laatste jaren met Wolkers wel meer heb, dat niet zozeer van een roman alswel van een verhaal sprake is dat te zeer is uitgesponnen. Dat is jammer, want verhalen schrijven kan (kon) Wolkers als de beste. Wie het onlangs uitgekomen Alle verhalen leest, met zulke hoogtepunten als Serpentina's Petticoat, Vivisectie, Dominee met strooien hoed, Gevederde vrienden, weet dat die, na soms twintig jaar, niets aan kracht en betekenis hebben ingeboet. Maar toen hij die schreef was de kunstenaar nog een jonge hond.


Recensie 2.

Schrijver: Wolkers, Jan
Titel: Brandende Liefde
Jaar van uitgave: 1981
Bron: NRC Handelsblad
Publicatiedatum: 20-11-1981
Recensent: Reinjan Mulder
Recensietitel: Triomf der schoonheid: roman van Jan Wolkers


Aan Jan Wolkers is in het verleden wel eens verweten dat hij de lagere driften liet heersen over de kunst, maar na het verschijnen van de roman Brandende liefde hoeft hij zich van dit verwijt niets meer aan te trekken. In dit boek is eerder het tegenovergestelde het geval.
"De schilderkunst triomfeert over de lagere driften," zegt de hoofdpersoon, een jeugdige academiestudent, op een gegeven ogenblik tegen zijn buurvrouw, terwijl hij bezig is een schilderij van haar te maken. Daarmee geeft hij een van de belangrijkste kenmerken van het boek aan. De driften zijn ingetoomd, gekanaliseerd. De personages bedrijven niet de liefde met elkaar, ze pijnigen elkaar niet en wanneer er iemand sterft gebeurt dat op een natuurlijke wijze. Hun leven is gericht op de kunst, de triomf der schoonheid. Ze tekenen, schilderen en musiceren, en ze scheppen veel genoegen in het lezen en citeren van Flauberts Madame Bovary.
Wat in Wolkers' vorige boek al zichtbaar werd, is in Brandende liefde bevestigd. De agressie, de haat, de angst en de ongeremde liefde hebben plaats gemaakt voor een grote mildheid. De dood is geen obsessie meer, seksualiteit is naar de achtergrond gedrongen. Het enige van belang dat blijft, is kijken en luisteren, de prikkeling door beelden, klanken en geuren, en verder het menselijk leven, gesymboliseerd door het moederschap.
Bijna het hele verhaal speelt zich af op één plaats, een groot oud huis aan de Amsterdamse Sarphatistraat. Hoofdbewoners zijn een hoogbejaarde chirurg en zijn dochter, een ongehuwde frik die haar dagen vult met het geven van Franse les.
Onder haar leerlingen zijn enkele studenten van de Academie voor Beeldende Kunsten. Zij komen een voor een bij haar thuis om thema's te maken en om onder haar leiding de klassieken van de Franse literatuur te lezen: van de geschiedenis van Babar, via La Petite Hutte van Roussin, tot Madame Bovary en La Chartreuse de Parme.

Sandwich
De eerste verdieping van het huis is onderverhuurd aan een echtpaar zonder kinderen. De man is violist bij het Concertgebouworkest en de vrouw is - ja, wat is de vrouw eigenlijk? De vrouw is voornamelijk vrouw. Ze heeft een verleden als bohémienne op het Leidseplein achter zich en ze slijt nu haar dagen als schoonheid naast de violist. Tussen de oude uitgebluste chirurg die op de tweede verdieping huist en zijn schrale vreugdeloze dochter voelt Anna, de vrouw van de violist, zich als het smakelijke hapje tussen de sandwich. En geen man die het ontkent.
Wanneer de chirurg steeds slechter ter been wordt en een van de academiestudenten het souterrain betrekt om de oude man dagelijks de nodige verzorging te kunnen geven is de Amerikaanse sandwich voltooit. Bovenop de langzaam wegstervende grijsaard, daaronder het levendige vrouwtje met haar vaak afwezige echtgenoot, daar weer onder de dorre schoolfrik en onderop, als fundament, de weerbarstige schilderstudent. Om en om, zoet en zuur, een smakelijke combinatie.
Het is de schilderstudent die, minstens tien jaar later, de hele geschiedenis van het huis uit de doeken doet. Op elke etage had hij een model voor zijn studies. Van de schoolfrik moest hij in opdracht van een clubje leerlingen een statieportret maken, en de oude man en de violistenvrouw probeerde hij samen te brengen op één groot doek "Suzanne en de grijsaard".
Met het vorderen van het verhaal vordert ook het grote schilderij. De oude man nadert steeds dichter zijn definitieve einde, de vrouw van de violist gaat steeds meer tekenen van zwangerschap vertonen. Het oude leven sterft al en het nieuwe leven is er al weer op komst.
De symboliek van het schilderij loopt over in de gebeurtenissen van de roman. Wanneer de grijsaard is gestorven krijgen de violist en zijn vrouw een dochtertje. Aan het slot, als ook de schoolfrik naar haar laatste rustplaats is gebracht, ontstaat er naast haar graf een nieuwe verbinding die eens aanleiding tot nieuw leven zou kunnen geven. Uit het afgestorvene en vergaande groeit het komende.

Weerspiegeling
Brandende Liefde zit hecht in elkaar. Het kost weinig moeite om een groot aantal elementen aan te wijzen die hun weerspiegeling vinden op andere plaatsen in het boek. De mooi gevormde witte kan die de schilder voor zijn stillevens kiest uit een verzameling dorre, stijve lampetkannen "met een huishoudschortkleurige decoratie" komt terug in het hem obsederende damesbeen en later in de zwangerschap van Anna. Het wonderlijke instrument dat de oude chirurg heeft vervaardigd om benen te spalken lijkt rechtstreeks te verwijzen naar het apparaat dat dokter Bovary maakte om de horrevoet van een stalknecht te genezen. De chirurg zou Charles Bovary kunnen zijn.
Met enige fantasie kan ook de eerste kennismaking tussen de student en Anna, de vrouw van de violist met Madame Bovary worden verbonden. De student pakt bij die gelegenheid de naaldhak van de begeerde vrouw af, zodat zij gedwongen is even mank door te lopen als de stalknecht die aan zijn horrelvoet geopereerd is. Me dunkt, genoeg materiaal voor tientallen "werkcolleges" literatuurwetenschap.
De roman is een lofzang op de kunst, met in de hoofdrol een academiestudent. In een dergelijke lofzang schuilt het gevaar van arrogantie. De gevoelige, scherp ziende kunstenaar die neerkijkt op de burgerij kan, zeker wanneer deze kunstenaar het verhaal zelf vertelt, een irritant gegeven zijn. Jan Wolkers heeft dit gevaar echter afgewend door een tweede jonge academiestudent in te voeren.
Deze medestudent heeft alle negatieve eigenschappen meegekregen die de lezer zich bij het woord kunstenaar kan voorstellen. Bijna nergens noemt Wolkers zijn naam.
We krijgen in het begin van het boek te horen dat hij een rode stoppelbaard draagt, zoals Van Gogh had, en daarna wordt hij consequent aangeduid als "die Van Gogh baard". Die Van Gogh baard is geen kunstenaar, maar hangt de kunstenaar uit; hij is niet kunstzinnig, maar artistiek. Hij wil zijn inzicht in het schilderen niet vergroten, hij wil roem als schilder, hij zoekt naar opvallende shockerende onderwerpen en is in de handel geïnteresseerd. Die Van Gogh baard is onecht. Hij spreekt met twee tongen en is meer in het publiek dan in het werk geïnteresseerd.
Hoe gunstig steekt tegenover hem niet de hoofdpersoon af. Die maakt het zijn publiek niet naar de zin, maar werkt onverstoorbaar door aan onopvallende stillevens, met in zijn achterhoofd het werk van Morandi en Chardin.
Een dergelijke houding moet Wolkers ook bij het schrijven van zijn roman Brandende Liefde hebben nagestreefd. Geen spectaculair boek, maar een bewijs van evenwichtig en doorleefd vakmanschap
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 20:45.