30-05-2007, 12:21 | |
Verwijderd
|
Omdat het maken van tien verschillende topic's natuurlijk niet erg handig is:
Ik heb net het examen VWO natuurkunde1,2 2005-II gemaakt: http://www.examenbundel.nl/assets/GE...K_1_2_2_05.pdf correctievoorschrift: http://www.examenbundel.nl/assets/GE...K_1_2_2_05.pdf Na het nakijken (ik had een 6,2) snapte ik een aantal vragen niet: Vraag 11: leg met behulp van het begrip uigin uit waarom geluidsgolven uit het hoorbare gebied niet geschikt zijn voor deze toepassing van echoscopie. Ik snap niet precies wat ze bedoelen met buigen? Het buigen van geluidsgolven? Wat is het verschil tussen het buigen van geluidsgolven en ultrasonegolven? Vraag 14: Teken zowel in R als in S de vector B die de richting van de resulterende magneetveld van de twee magneten aangeeft. Waarom is tussen de twee magneetvelden de richting van de vector in R naar rechts? Ik dacht eigenlijk dat zeg maar in het midden het magneetveld 0 was? Want twee keer noord met R precies in het midden maar aan de zijkant geeft toch 0? Ik snap niet zo goed hoe ik het moet beredeneren. Al helemaal niet met S. Kan iemand het mij uitleggen ? Vraag 21: Leg uit waarom deze methode inderdaad minder schade oplevert voor het milieu. De dochterkernen zijn stabiel, dus dan vervallen ze toch niet meer? Tenminst, ik snap het niet zo goed. In het correctievoorschrift noemen ze een argument over "geld" maar dat is toch geen schadelijk effect voor het milieu? En de halveringstijd van jood-128 is kortyer dan I-129 dan is het toch beter om jood-129 te houden want dan is de halveringstijd onwijs lang, en dan moe tje het gewoon opslaan een eeuwigheid. Of moet je juist ervoor zorgen da thet zo snel mogelijk vervalt in dingen die niet schadelijk zijn met een korte halveringstijd. Kortom: hoe moet je dit beredeneren? Als er iemand is die de moeite wil nemen om 1 of meerdere vragen te beantwoorden krijgt die nu alvast een bedankje. Laatst gewijzigd op 30-05-2007 om 14:33. |
Advertentie | |
|
|
|