Registreer FAQ Ledenlijst Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Reageren
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 21-03-2005, 12:14
AfterTheEulogy.
AfterTheEulogy. is offline
[naar Orpheus in de onderwereld]


Eurydice glimlachte flauwtjes:
‘Natuurlijk, hier is het. Ik herken het, ik heb het hier altijd gekend, het is er altijd geweest, de achtergrond van mijn hele bestaan. Alles wat ik deed, was of zei was een poging om deze plek te vermijden.’
‘Ik weet niet waarom ik er zo bang voor was.’ Ze probeerde te spreken, maar er kwam geen geluid: stilte vulde ieder hoekje en gaatje als gestaag vallende sneeuw, de roerloosheid even doorbroken door een luchtstroom langs haar gezicht, haar handen en haar benen die voor haar uitgestrekt waren. Rotsen markeerden de uitgestrektheid, verlicht door de late schemering van een wintermiddag die geen schaduwen werpt, waardoor het landschap een tweedimensionaal filmbeeld werd waar ze, opgestaan, langzaam doorheen liep.
‘Ik was net een man die bij het zien van een witte muur in paniek raakt, en hem vol tekent met figuren, die een tafereel bedenkt, een verhaal, kleuren toevoegt, elke centimeter bedekt met decoratieve motieven, krabbels, wat dan ook om de witheid te verbergen; zodat noch hij, noch de heer des huizes, noch de minste slaaf een kale muur hoeft te zien als hij die kamer ingaat.
Ik ben druk in de weer geweest om mijn leven te vullen met mensen, dingen, verhalen, voorvallen, gebeurtenissen, kleuren, licht, geluid, en zo heb ik geprobeerd het landschap over te schilderen. Zelfs Orpheus…
Juist Orpheus. Zijn gezang, zijn stem, dat geluid van de lier. Alles leek te zeggen, er is geen Hades. Zijn liefde zei, er is geen Hades.’
Maar die is er wel, dacht ze met voldoening.
Ze ging zitten, vermoeid door de korte wandeling, sloot haar ogen en gleed weg in een half-droom vol schimmen: sommigen staken ter begroeting grijze handen uit, anderen schonken haar een langzame glimlach, weer anderen gingen voorbij zonder haar te zien, door haar heen starend naar een niets verderop. Sommigen herkende ze, hoewel ze zich hun naam niet kon herinneren, of hen kon roepen: allen deelden ze haar lome rust.
‘Ik ben een van hen. Goddank.’
Ze opende haar ogen en was alleen in de koele woestijn van grijs zand en ijzersteen: de schimmen zouden haar niet storen, ze waren er maar hoefden niet gezien te worden. Ze was alleen en volkomen rustig. Het enige wat er nog was uit de wereld was de pijn van de slangenbeet waardoor ze met haar been trok als ze door het onverschillige landschap liep.
‘Waarom zou ik er toch zo bang voor zijn geweest?
Waarom kon ik de gedachte aan een witgekalkte muur niet verdragen? Het is zo vredig, geen storend geluid, zelfs niet de weerklank van mijn eigen stem in mijn oren. Geen gezang van vogels of mensen – deed het gezang van Orpheus geen pijn? Hier doet niets pijn. Geen storende beweging, het dansen, de rusteloosheid van slaven en goden, altijd dingen doen, er een chaos van maken, de orde herstellen, die weer verstoren.’
Ze had weinig energie, en ze had er vrede mee: er werd geen inspanning van haar gevergd, ze kon daar rustig zitten, in het zwart met grijze decor. Als ze liep, werd niets door haar beweging verstoord, zelfs niet het zand waar ze op liep. Ze hoefde nergens heen, en ze kon overal zijn, zelfs, zag ze als ze haar ogen sloot, in de wereld: ze dacht aan Orpheus en zag hem, klein, ver weg en buitengewoon duidelijk, huilend als een kind naast het lichaam van een vrouw waarin ze zichzelf niet herkende. Ze keek niet lang, omdat het felle licht pijn deed aan haar ogen, en het leed van haar minnaar de koele onderwereld leek binnen te dringen en te veranderen. Maar ze vond het een prettige gedachte dat ze, met een oogopslag, de aarde die ze verlaten had kon oproepen, hoewel zij er onbereikbaar voor was.

Maar de smart van Orpheus vulde de hemel:
‘Wat moet ik doen zonder Eurydice,’ weende hij.
‘Che farò senz’Euredice, che farò, che farò,’ zong hij, en de lier begeleidde hem deelnemend zonder het getokkel van zijn vingers die nu eens smekend ten hemel geheven waren, en daar weer heftig aan zijn kleren rukten, dan weer gevouwen waren in gebed, dan weer kinderlijk probeerden tranen van zijn gezicht te vegen.
‘Che farò senza ‘l mio amore, che farò,’ zong hij, en het gezang overstroomde de hemel, drong door een scheur en sijpelde als water door de doordringbare aarde, over ondoordringbare steen; en weldra werd het een stroompje van geluiden dat door lagen aarde en steen viel, omlaag naar de plaats waar de schimmen traag hun weg zochten langs de kiezelpaden van de schaduwloze wereld.
En op zijn tocht verloor het gezang zijn harmonie en de melodie, die de hemelen vulde en de wind tot zwijgen bracht, de wolken op hun weg deed stilhouden, en de vlucht van vogels tot stilstand bracht, die met eerbied en tranen bleven luisteren. De melodie vond de smalle scheur niet, de harmonie kon niet door de compacte aarde sijpelen: alleen de hoge dunne noten bereikten de onderwereld, gedestilleerde pijn, en hun klaaglijke geluid echode in de koelte van rotsblok naar rotsblok en werd één opklinkend gejammer. En de schimmen wankelden en bogen als rietstengels in een sterke wind bij de klaaglijke tonen; en ze gingen plat op de grond liggen met bleke handen over onstoffelijke oren, maar vonden geen bescherming.
En ook Persephone kromp ineen bij het geluid, vroeg toen Hermes de zanger te bevelen zijn gezang te staken: Orpheus kon Eurydice spreken in de Hades; en als ze dat verkoos, zou ze met hem terugkeren naar de blauw met groene wereld.
Onmiddellijk viel een stilte als een deken over de onderwereld en rezen de schimmen op van de grond, het geluid van pijn alweer vergeten, terwijl Orpheus van heuvel naar heuvel sprong, door dalen en velden rende, door rivieren waadde en door meren zwom om bij de poorten van de Hades te komen. En de lier op zijn rug was licht als een veer, vingers van wind begeleidden zijn gezang terwijl hij voorttrok, een lieflijke muziek die het hart van de aarde deed opspringen en de hemelen deed blozen, maar de onderwereld niet kon bereiken: Pluto was snel in beweging gekomen en had aardgeesten gezonden om de gevaarlijke scheur te dichten.
En toen Orpheus bij de poorten kwam, stonden Pluto’s dienaren al te wachten, met een mantel die ook zijn hoofd zou bedekken: het groen van zijn tuniek, het blauw van zijn ogen, het zwart van zijn haar, zelfs de kleur van zijn huid zou de Hades doen knipperen als tegen een fel licht.
Zo omhuld gleed hij van de rotsachtige hellingen af, deed stof opwaaien dat nog nooit verstoord was, liet voetstappen achter in het zand die eeuwigheden niet zouden uitwissen.

Eurydice zat, gedachteloos nu, op een rots in het vage licht te staren toen de in de mantel gehulde gedaante haar aantrof. Ze keek er onverschillig naar: schimmen hadden zich voor haar langs voortbewogen en waren weer verdwenen, hoewel ze hen gezien had met haar ogen dicht, in een droom.
‘Het hoofd is bedekt,’ mijmerde ze. Alle schimmen die ze gezien had droegen slepende tunieken en waren blootshoofds, net als zijzelf. Hun haar, net als het hare, kleurloos.
‘O, ze is koud,’ fluisterde Orpheus toen hij aan haar voeten knielde en de hand pakte die stil in de schoot lag. En de onderwereld beefde als bij een aardschok bij het geluid van een stem.
‘Wie is die schim die de Hades doet beven en zich verbergt onder een mantel?’
Eurydice keek op hem neer met een vage angst.
‘Eurydice, ga met me terug naar de wereld, verlaat de koude Hades en de stilheid van het niet bestaan,’sprak hij fluisterend, maar de woorden deden de stenen om hem heen barsten, en Eurydice trok haar handen terug uit de zijne om haar oren te bedekken tegen de scherpe geluiden.
De hand was warm, dacht ze, en ze was bang om verder te denken.
‘Eurydice, Eurydice,’ fluisterde hij tegen de koude schim.
Is dat mijn naam? en ze herinnerde het zich.
‘Wie ben jij die mijn naam op aarde weet en die warm aanvoelt?’
Hij is echt, dacht ze met ontzetting en deinsde terug, ze voelde plotseling de vochtige lucht door zich heentrekken alsof ze lichaam was; ze huilde, maar nog steeds zonder woorden: Persephone, neem me mee terug naar de stilte.
‘Ga met me mee, ga met me mee terug naar de wereld, Eurydice,’ sprak Orpheus weer; en toen hij zag dat ze bleek was en huiverde, ging hij naast haar op de rots zitten.
Nee, nee, dacht ze, machteloos tegenover de wil van de goden, toen hij de mantel om haar heen wikkelde. En ze werd weer lichaam in de warmte; haar voeten in sandalen en haar bleke gezicht kregen een lichte kleur door het bloed dat door de aderen begon te stromen, haar haar werd donkerder, haar ogen werden helderder en vulden zich met tranen toen ze hem herkende.
Orpheus heeft de Hades getrotseerd, Orpheus heeft me gered van de dood. Ik moet terugkeren naar de aarde vanwege zijn liefde, dacht ze, en ze weende omdat ze de wereld van geluid en beweging weer binnen zou moeten gaan.
‘Eurydice, Eurydice,’ fluisterde Orpheus.
‘Neem me mee naar de aarde waar hitte en warmte en schoonheid is,’ zei ze, wenend omdat ze niet meer dood was, en verlangend om de grijsheid te verlaten en bij Orpheus te zijn in het leven.
‘Ik ben nu koud in deze koude wereld,’ weende ze, en Orpheus wierp zijn mantel af zodat die haar nieuw gevonden lichaam kon verwarmen; en de beweging deed de Hades wankelen, en zijn aanblik verblindde Eurydice; en vol ontzag hield ze op met wenen.

En Orpheus speelde op zijn lier om leven in de Hades te brengen, en terwijl hij zong, groeiden er kleine groene grassprietjes op de grond die nat was van Eurydice’s tranen, werd het licht als het licht van een zonsopgang in de zomer, staakten de schimmen hun zinloze gedwaal. En allen waren aanwezig, zodat Orpheus en Eurydice de Hades vol met drommen mannen, vrouwen en kinderen zagen; en het grijs van hun onstoffelijke wezen werd gekleurd met het licht dat opgeroepen was door de lieflijkheid van Orpheus’ lied.
Een poos, zolang het gezang duurde, weenden allen, bij de herinnering aan wat niet meer van hen was; en zodra hun tranen de grond raakten, groeide er een dik groen dons van gras.
Toen het gezang uit was, glimlachten de schimmen naar Orpheus en Eurydice.
‘Ga,’ zongen ze, en wuifden naar hen.
‘Maar,’ donderde Pluto, ‘Orpheus, kijk niet om naar haar voordat je buiten de poorten bent; laat zij jouw mantel dragen voor de warmte, maar laat haar niet de warmte van jouw lichaam voelen, zelfs geen helpende hand, totdat je onze wereld uit bent.’
‘Ga,’ fluisterden de schimmen. En al voordat ze zich hadden omgedraaid om weg te gaan, vervaagde het rozige licht van de zonsopgang, verwelkte het gras, verdwenen de schimmen, en waren Orpheus en Eurydice alleen in de onderwereld.

Een tijd lang, terwijl ze door het onvriendelijke zand en kiezel sjokten, dreef de herinnering aan zijn gezang en zijn warme omhelzing Eurydice voort alsof ze door een luchtstroming werden meegevoerd. Ze zag hem vastberaden en zeker voor haar uit lopen, stenen uit de weg ruimend, het landschap veranderend, en had hem lief.
Toen kwamen de verleiders: een geest kwam langs haar als een ademtocht, en fluisterde in haar oor, snel gevolgd door anderen.
‘Ben je de pijn vergeten?‘
‘En de nooit ophoudende dans?’
‘De zinloze bezigheden?’
‘Je zult weer doodgaan.’
‘Wat heeft het voor zin de Hades slechts te verlaten om er weer terug te keren?’
‘Hij is onontkoombaar.’
‘Maar vredig.’
‘En stil.’
‘Er is geen stilte in de wereld van Orpheus.’
‘Er is geen vrede in de wereld van Orpheus.’
‘En de liefde is iets armzaligs, dat voorbijgaat.’
‘Hij geeft nu al niet meer om je. Kijk hoe hij vooruit loopt, met grote stappen de Hades uit, alles vergetend.’
En ze dacht: Laat hij omkijken zodat ik terug kan gaan naar de wereld zonderlicht, maar dan: O, maar hij is naar de Hades gekomen om mij terug te brengen naar de wereld. Is mijn leven niet zijn prijs omdat hij mij tot in de dood gevolgd heeft?
Toen hij een kreet hoorde als het zachte gejank van een jong katje, stond Orpheus stil: ‘Eurydice,’ zei hij, ‘ik mag niet omkijken, blijf dicht bij me zodat ik weet dat er niets met je is.’
‘Ja,’ zei ze.
‘Blijf zo dicht bij dat ik je zoete adem kan voelen,’ zei Orpheus.
‘Ja,’ zei ze. Maar de verleiders kwamen terug.
‘Er is daar alleen winter en ijs. Het gras verdort en de bloem verwelkt, alleen de Hades blijft, onveranderlijk en stil.’
‘Denk aan de vrede, Eurydice.’
‘De liefde vergaat, vergaat altijd.’
‘O, zolang ze bestaat, zolang ze bestaat…’
‘Eurydice, ze zal vergaan, op een dag zal Orpheus weggaan en zal voor jou het gezang zwijgen.’
‘Hij zal voor anderen zingen en je zult alleen zijn.’
‘Denk aan de pijn van het alleen zijn, Eurydice.’
‘Kun je niet het beste teruggaan naar de wereld zonder pijn?‘
‘Waar alleen zijn vrede is?’
‘Je zult Orpheus kunnen zien en alles weten wat hij doet.’
‘De pijn van het liefhebben zal je bespaard worden.’
‘Eurydice, Eurydice, keer terug naar de Hades.’
Laat hem omkijken zodat ik terug kan gaan naar de levenloze wereld, dacht ze. Maar toen schreeuwde Eurydice: ‘Nee, laat me gaan. Ik wil leven en ik wil Orpheus liefhebben. Als hij niet meer van mij houdt zal ik rouwen in het veld, aan de voet van een sterkte boom. Maar zolang hij van me houdt wil ik bij hem zijn.’
Orpheus, die haar niet achter zich hoorde, stond weer stil.
‘Eurydice, Eurydice, ik mag niet omkijken, als ik omkijk zal ik je verliezen, blijf dicht achter me. Zeg me waarom je zo roept en waarom je achterblijft. Ben je moe, zullen we een poosje rusten?’
‘Nee, nee, Orpheus, laten we de Hades uitrennen naar de wereld. Laten we niet meer talmen, niet meer lopen, laten we rennen. Ik hou je wel bij, ren alsjeblieft, laten we de onderwereld ontvluchten.’
Eurydice stak een hand uit, maar Orpheus deed een stap terug: ‘Eurydice, steek je hand niet uit om me aan te raken, dat mag niet voordat de Hades achter ons ligt. Maar laten we rennen zodat ik je gauw in mijn armen kan houden.’
En ze renden naar de poorten toe: het licht van de wereld was een diamant in het halfduister, en ze renden, klauterden omhoog over de harde grond. Terwijl ze rende dacht Eurydice nog één keer: Laat hij omkijken zodat ik terug kan gaan naar de wereld zonder gedachten, en glimlachte toen omdat ze wist dat dat licht haar weldra zou overspoelen en dat Orpheus voor haar zou zingen. En Orpheus rende, als een spelend kind, snel naar de poorten, keek om hoever ze achter hem was, en zag haar een seconde lang zoals ze voor haar dood geweest was. Maar Pluto was nog heer en meester aan de poorten: toen Orpheus zijn armen uitspreidde om haar op te vangen, zag hij haar ogen dof worden, de warme vleeskleur uit haar gezicht wegtrekken, de mantel verschrompelde, lag leeg aan zijn voeten, en Eurydice

Sprak een laatst vaarwel dat hij nog maar
heel vaag kon horen, en ging terug
naar de plaats vanwaar ze kwam.


En toen de poorten opengingen en aardgeesten Orpheus het meedogenloze licht induwden, zweeg zelfs de lier.

En zij, in dodelijke
kou verstard, werd reeds over de Styx geroeid.
Met citaat reageren
Advertentie
Oud 21-03-2005, 15:14
AfterTheEulogy.
AfterTheEulogy. is offline
Kritiek is natuurlijk welkom.
Met citaat reageren
Oud 21-03-2005, 15:22
I C U
Avatar van I C U
I C U is offline
Wow! Ik ken natuurlijk het verhaal van Eurydice (lang leve latijn ) en ik vind het een mooi verhaal. Ook jouw versie vind ik mooi.
Toch storen die vele vergelijkingen me. Mooi gevonden, dat wel, maar ik zou er toch een aantal wissen. Het is gewoon 'overdone'.
Toch: Goed werk!
__________________
Ik ben ook maar een product van mijn opvoeding.
Met citaat reageren
Oud 22-03-2005, 09:41
AfterTheEulogy.
AfterTheEulogy. is offline
Citaat:
I C U schreef op 21-03-2005 @ 16:22 :
Wow! Ik ken natuurlijk het verhaal van Eurydice (lang leve latijn ) en ik vind het een mooi verhaal. Ook jouw versie vind ik mooi.
Toch storen die vele vergelijkingen me. Mooi gevonden, dat wel, maar ik zou er toch een aantal wissen. Het is gewoon 'overdone'.
Toch: Goed werk!
Dankje. Ik vond de vergelijkingen wel bij de stijl, zegmaar, passen, maar het zijn er misschien inderdaad ietwat veel. ik ga er eens naar kijken.
Met citaat reageren
Oud 22-03-2005, 11:48
I C U
Avatar van I C U
I C U is offline
In de originele tekst zullen ook wel veel vergelijkingen zitten (is meestal zo bij klassieke stukken), maar voor mij werkt dat storend. Het is wel mooi, vaak ook heel creatief, maar door al die vergelijkingen raak je de kern een beetje kwijt, en dat is zonde, omdat het verhaal verder goed is.
__________________
Ik ben ook maar een product van mijn opvoeding.
Met citaat reageren
Advertentie
Reageren


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Huiswerkvragen: Klassieke & Moderne talen Gedichten op basis van de oudheid.
Jannekus
10 06-09-2006 19:22
Verhalen & Gedichten Het Onvermijdelijke
Changshan
7 25-07-2005 15:07
Huiswerkvragen: Klassieke & Moderne talen Vertaling Orpheus en Eurydice
pimomes1987
3 17-02-2004 19:15
Huiswerkvragen: Klassieke & Moderne talen Orpheus en Eurydice
Eurynome
8 27-11-2003 11:02
Huiswerkvragen: Klassieke & Moderne talen Ovidius
spunky
6 15-11-2002 19:05
Verhalen & Gedichten Eurydice
Anne
4 12-10-2002 21:48


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 14:24.