Om het iets algemener te stellen:
-bij metoniemie gebruik je, in plaats van een woord y, een woord x dat verwijst naar object x', welk object x' reëel samenhangt met het object y' waarnaar dat woord y verwijst. Met andere woorden: in de gegeven context krijgt woord x de betekenis van woord y. Concreet: in "hij heeft geen dak boven zijn hoofd" wordt "dak (boven z'n hoofd)" (woord x, verwijzend naar het object x', t. w. een dak) gebruikt in plaats van "huis" (woord y, met object y', t. w. een huis), en verwíjst dus ook naar een huis, niet naar een dak, waarbij de onderscheiden objecten (huis/dak) in de realiteit ook echt samenhangen. "pars pro toto" en "totum pro parte" zijn dan ook vormen van metoniemie.
-bij een metafoor is er van een dergelijke "reële" samenhang tussen de objecten x' en y' (of meestal: verhoudingen, omstandigheden) waarnaar woord(groep) x en woord(groep) y verwijzen geen sprake. Als bijvoorbeeld een onoplosbaar conflict (woord y) in de ministerraad wordt omschreven als een "patstelling", dan zie je dat het eigenlijke "object" x' behorend bij woord x (patstelling), t. w. een bepaalde toestand van de schaakstukken op een schaakbord, niet "fysiek" iets te maken heeft met "object" y', t. w. een onoplosbaar conflict/impasse. Een metafoor is in die zin wat abstracter, doordat geen reële "concrete" samenhang van objecten x' en y' voor beeldspraak gebruikt wordt, maar een
overeenkomst tussen objecten of situaties, waarbij in het voorbeeld dat ik noemde, van impasse en patstelling, de overeenkomst er één is van situaties, in die zin dat in beide situaties geen verdere "zetten" (weer een metafoor
) gedaan kunnen worden.
¿Comprendes?