|
Zaterdagmorgen, half 8. Ik ben op weg naar m’n werk en moet echt hard doorfietsen, ik ben al een half uur te laat. Mijn baas vermoordt me als ik nog een keer te laat kom. Op het kruispunt kijk ik even naar links, waar Paul woont. Twee weken geleden hebben we gekust. Ik ken zijn reputatie, maar hij heeft iets onweerstaanbaars. Er is nog geen beweging te zien bij zijn huis. Jammer. Hou nu eens op met jezelf voor de gek houden, hij wil toch niks van je, roep ik mezelf tot de orde. Maar dromen blijft leuk. 10 koude minuten later ben ik bijna op mijn werk. Ja, ik ben er nog voor acht uur. Nu word ik niet ontslagen! Nog maar 5 minuten, denk ik opgelucht. Ineens hoor ik achter me een stem. “Monique! Wacht even. Wacht nou even!” Ik kijk verbaasd om en krijg bijna een hartverzakking. Paul! Ik stop, en het kan me ineens niks meer schelen of ik nu te laat kom of niet. Hijgend stapt hij van zijn fiets af. “Wat heb jij een tempo zeg. Ik fiets me de longen uit het lijf” Ik grinnik. Hij buigt zich over zijn dynamo en begint er wat aan te prutsen. Paul is moeilijk te vangen, is me altijd gezegd, en houdt er van als hij wat moeite moet doen. Ik ga ongeïnteresseerd om me heen staan gapen. Maar wat zou ik hem graag om zijn nek vliegen! “Ik wil niet onbeleefd zijn, maar is het erg dringend wat je wil zeggen?” vraag ik. “Ik ben namelijk al te laat op mijn werk, mijn tenen vriezen eraf en ik moet echt heel nodig plassen. Dus als het niet erg vind, fiets ik door.” Paul staat me beduusd aan te kijken. “Ja… Ehm, sorry” stamelt hij. “Geeft niet, maar ik heb nu gewoon haast. Weet je wat? Ik geef je mijn nummer, en als het echt heel dringend is, bel je maar!” Ik schrijf mijn nummer op zijn hand, stap op mijn fiets en rijd verder. Met moeite, dat wel. Mijn benen lijken wel van elastiek. Dat ik dat durfde! Shit, wat een stomme actie. Wat moet hij wel niet van me denken? Misschien kwam hij wel zeggen dat hij niks meer met me te maken wil hebben, en nu heeft hij ineens mijn telefoonnumer! Monique stop! Je weet niet eens wat hij kwam zeggen. Concentreer je nu maar op je werk.
Als ik het hele verhaal in de pauze aan Ellis vertel, vliegt ze me bijna om m’n nek. “O man, dat je dat durfde! Jij, Monique! Je durft in de drogist nauwelijks tampons af te rekenen en nu geef je zomaar ongevraagd je telefoonnummer weg!” Ik moet lachen om haar uitbundige reactie. Het kriebelt van binnen. Zal hij bellen?
De hele week vertel ik mezelf dat hij toch niet belt, maar stiekem hoop ik er toch op. Ik voel me net een klein meisje net voor Sinterklaas. Je weet eigenlijk wel dat je die fiets niet krijgt, want als Sinterklaas voor alle kinderen een fiets koopt, zijn al zijn centjes op. Maar toch blijf je hopen.
De hele week heb ik mijn telefoon bij me. Ik laat hem zelfs ’s nachts aan, wat ik normaal nooit doe. Mijn vriendin vragen de eerste twee dagen nog enthousiast of hij gebeld heeft, maar na 3 dagen begint de interesse te verslappen. Want waarom energie stoppen in iets dat toch niks word? Hoe kan ik ook zo stom zijn? Waarom zou hij in godshemelsnaam iets met mij willen?
Zaterdagavond, kwart voor 9. Ik sta me klaar te maken om met Ellis naar de bios te gaan en daarna naar ons lievelingscafé te gaan. Om half 10 komt ze me ophalen, dus ik ben ruim op tijd. Maar om 9 uur gaat de telefoon. Het is Ellis. “Ik heb net knallende herrie gehad met mijn moeder, en ik mag echt niet weg. Ze is laaiend, en ik moet de hele week binnen blijven. Het enige wat ik mag is naar school.. Sorry!” Ik heb medelijjden met haar. Haar ouders zijn heel erg streng. Haar ouders zijn streng gelovig, maar Ellis gelooft niet. Alleen dat al is de grootste reden van veel ruzie’s bij hen thuis. Ik ben wel teleurgesteld, maar dan huur ik vanavond een goede film, en installeer mezelf op de bank met een fles witte wijn, toastjes en Franse kaas. Ook leuk.
Om vijf minuten over half 10 gaat de bel. Ik ben verbaasd, mijn ouders komen pas laat terug. In m’n pyjama en met een glas wijn in de hand maak ik open. Ik schrik me rot. Voor me staat Paul. Hij kijkt verlegen als hij ziet dat ik mijn pyjama al aan heb, en lijkt niet zo goed te weten wat hij moet zeggen. Ik kan wel door de grond zakken. Dit is echt een grote ramp! Komt de jongen van mijn dromen eindelijk bij me aan de deur, sta ik er als een slons bij. Hij glimlacht onzeker. “Hoi… Ehm, ja… Ik hoorde van Ellis dat je niks te doen had, en vroeg me af… Ja… Of je, misschien he, als je geen zin hebt moet je het zeggen, dat is ook prima!” “Wat vraag je je af dan?” Hij lijkt zich een beetje te schamen, kijkt naar de grond en mompelt: “Of je zin hebt om met mij naar de film te gaan.” Mijn hart maakt een driedubbele salto. “Ja hoor, ik kleed me even om. Ga maar even ergens zitten, ik ben zo terug” Ik vlieg de trap op. Het eerste wat ik doe, is Ellis bellen. “Ellis, je bent geweldig, ik hou van je, maar nu ga ik me omkleden, hij zit onder op de bank! Wens me succes!” Ik hoor Ellis lachen, en ze zegt: “Succes!” Ik schiet in mijn groene rok en zwarte shirtje, gooi een beetje make-up om mijn gezicht, bind mijn haren vast met een lint en trek als een gek mijn laarzen aan. Tevreden kijk ik in de spiegel op de gang. Niet gek voor iets wat binnen vijf minuten is ontstaan. Op trillende benen loop ik naar beneden. “Je ziet er… mooi uit!” zegt Paul als ik de kamer binnen kom. “Dank je. Zullen we gaan?” En als ik de deur achter me dicht trek, voel ik dat het een geweldige avond gaat worden.
Het einde is kut, verder ben ik benieuwd wat jullie er van vinden. laat horen!
|