Twee oren om te horen
Het leven was nog niet zo gemakkelijk als je dieren kon verstaan, vond Levi.
Van tevoren had hij gedacht dat… nou ja, wat had hij nu eigenlijk gedacht? Het leek hem gewoon geweldig om eindelijk eens met Bas te praten. Zijn hond was zijn beste vriend en Levi vertelde hem alles, maar meer dan troostend zijn tranen aflikken of enthousiast met hem door de tuin rennen, kon Bas natuurlijk niet.
Dus had hij geoefend en geoefend, net zo lang tot hij het eindelijk kon. Vogels waren het gemakkelijkst, had hij gemerkt. Die praatten zo veel. Eén en al geroddel, ontdekte Levi echter al snel. Waar de musjes uit de haag de lekkerste zaadjes hadden gevonden. Dat de merel die in de magnolia nestelde, niet op de eieren van haar man zat. Dat alle koolmezen jaloers bleken op hun buren in de boom ernaast.
Na de vogels volgden de kikkers, die het, niet verrassend, meestal over eten hadden, de muizen (veel filosofisch aangelegde types ertussen), en de koeien in de wei achter het huis, maar die waren vooral bezig met hun kalveren.
En nu zat hij sip in de tuin. Hij vond Bas dan zijn beste vriend, maar zijn hond zag dat duidelijk anders. Levi was in zijn ogen blijkbaar een pup waarvoor gezorgd moest worden, maar zijn echte trouw ging uit naar Levi’s vader. Terwijl die Bas maar voor lief nam!
Levi zuchtte diep. Had hij zo graag met Bas willen praten, zodat ze échte vrienden konden zijn, en nu bleek dat zijn hond helemaal niet zo geïnteresseerd was. Al Levi’s fantasieën over de avonturen die Bas en hij samen zouden beleven, over boeven die ze zouden vangen en stiekem de arme mensen helpen en die eikels uit zijn klas terugpakken… Nou, mooi niet, dus. Bas was snel achter Levi’s vader aan naar de schuur gerend.
Met nog een zucht stond Levi op en liep naar binnen. Zijn moeder zat aan de keukentafel te werken achter haar laptop. “Hey, lieverd,” zei ze zonder op te kijken, toen hij zuchtend binnenkwam en op de stoel tegenover haar neerplofte. Voor de vorm zuchtte hij nog een keer heel diep. Uiteindelijk keek ze op. “Wat is er, Levi?” vroeg ze.
“Ik heb er de pest in,” mompelde hij.
Zijn moeder keek hem vragend aan.
“Bas moet me niet,” verduidelijkte hij.
Ze lachte. “Hoe kom je daar nu bij? Bas houdt heel veel van jou.”
Levi trok een gezicht. Tot zover weer zijn moeder. Ze was heel lief, maar wat ze zei, was vaak gewoon niet waar. “Mark is zo’n leuk vriendje voor jou, ga je daar gauw nog weer spelen?” Ook zo eentje. Mark was al geen leuke jongen meer sinds groep twee, toen hij Levi’s mooiste speelgoedauto expres kapot had gemaakt. Of eh, “Papa en ik hebben geen ruzie, hoor, ik ben gewoon moe.” Ja hoor, mama.
“Ga maar lekker weer buitenspelen,” zei z’n moeder. “’t Is zulk mooi weer!”
Levi sloeg zijn ogen ten hemel.
Het werd er niet bepaald beter op, in de daaropvolgende dagen. Bas deed lief genoeg, dat was het niet. Het was alleen meer dat het zo leek op hoe zijn moeder deed: hem speelgoed brengen, knuffelen, troosten… Hij wilde best spelen, maar op avontuur, ho maar.
Maar erger nog was dat hij erachter kwam hoeveel dieren precies zagen. De vinkjes in de dakgoot roddelden niet alleen over de mussen in de heg, maar ook over de mensen in het huis onder hen. Dat ze weer broodkruimels hadden laten liggen onder de picknicktafel in de tuin, bijvoorbeeld, maar ook dat Levi een stuk papier versnipperd had in de bosjes (een proefwerk waar hij een onvoldoende voor had, maar dat ging hen niks aan), dat de mensenvrouw een voorwerp kapot had gegooid (hij zag de scherven later in de prullenbak), en dat de hond een jonge rat had doodgebeten en opgegeten achter de schuur.
Bas rook meteen of Levi zich wel had gewassen en dat hij stiekem ’s avonds na het tandenpoetsen een koekje gegeten had, hoewel het de hond gelukkig verder niet kon schelen. Niet alleen kreeg hij steeds meer het gevoel dat al zijn bewegingen gadegeslagen werden, maar ook kwam hij alsmaar meer te weten over wat iedereen om het huis, mens en dier, nu precies deed. En dat was lang niet zo leuk als hij van tevoren gedacht had.
Toen zelfs de koeien hem op moederlijke toon begonnen te vragen waarom hij zo bedrukt keek, riep hij ze verontwaardigd toe dat ze zich er niet mee moesten bemoeien en rende naar binnen.
“Levi?”
Hij hield stil in de deuropening. “Ja, pap?”
Zijn vader liep naar hem toe en tilde zachtjes met één vinger Levi’s kin op. “Wat is er aan de hand? Je moeder en ik maken ons een beetje zorgen; je bent de laatste dagen nogal uit je doen.”
Levi trok een gezicht. “Er is niets hoor, papa.”
Zijn vader trok zijn wenkbrauwen op.
Levi schudde zijn hoofd. “Echt niet, hoor.”
Zijn vader trok hem tegen zich aan en knuffelde hem even stevig. “Goed hoor, stoere man. Maar je kunt altijd met ons praten, dat weet je.”
Levi liet zich even knuffelen, en duwde zijn vader toen weer van zich af. “Jaaa, papa.”
Zijn vader lachte. “Hup dan, gaat heen en vermenigvuldigt u!”
Levi trok weer een gezicht. “Gadver.” Hij liep gauw de keuken in.
Papa was al net zo lief als mama, maar Levi wist even niet goed wat hij tegen hem moest zeggen. Voor het eerst in zijn leven vroeg hij zich af of het misschien toch niet fijner was om een broertje of zusje te hebben. Dan had hij misschien aan iemand anders kunnen vragen of mama nog wel van papa hield. Of misschien hadden zij aan Levi kunnen uitleggen dat ze heus geen ruzie maakten om hem.
Eigenlijk had hij er nu wel genoeg van. Het was hem allemaal te doen geweest om Bas, om eindelijk met zijn beste vriend te kunnen praten. Maar zijn hond was helemaal geen vriend; Bas was zijn oppas. En het werd er niet leuker op als zijn oppas niet alleen oplette of hij niet te ver weg liep, maar bovendien kon ruiken dat hij helemaal niet in bad was geweest, zoals Levi zijn moeder verzekerde. Goed, Bas kon het niet doorvertellen aan mama, maar Levi voelde zich al schuldig genoeg als de hond het opmerkte. Hij wilde helemaal niet telkens herinnerd worden aan de stoute dingen die hij deed. En hij hoefde al helemaal niet te weten wanneer zijn ouders ruzie hadden, en waarom.
Nee, het was mooi geweest. Levi hurkte neer bij Bas z’n mand en keek hem ernstig aan. “Ik kan het niet meer, hoor Bas,” zei hij stellig.
“Wat niet?” vroeg zijn moeder, die achter hem de keuken binnen was gekomen.
“Dieren verstaan,” verklaarde Levi.
Zijn moeder schoot in de lach. “Kon je dat dan?”
Hij haalde zijn schouders op.
“Het lijkt mij best leuk,” zei zijn moeder vrolijk. “Ben benieuwd wat Bas nu allemaal denkt.”
“Die denkt vooral aan papa,” zei Levi gemelijk.
Zijn moeder grinnikte weer. “Of wat de vogels nu aan het vertellen zijn.”
Levi spitste zijn oren. Door het open keukenraam ving hij het heldere gezang van een merel op. “Het is allemaal niet zo boeiend, hoor,” zei hij. “En ik kan het nu niet meer.” Hij haalde weer zijn schouders op.
Zijn moeder aaide hem over zijn bol en liep naar het aanrecht. “We eten spaghetti vanavond, okee?”
“Ja, lekker.” Levi kriebelde Bas even achter zijn oren. Zijn hond kwispelde even met het puntje van zijn staart en duwde zijn neus in Levi’s handpalm. Levi glimlachte.