Hoi mensen,
Ik zou hier graag mijn (overigens zeer lange) verhaal kwijt willen, omdat ik hier met niemand ooit echt over heb kunnen praten, wat o.a. komt omdat ik een binnenvetter ben en alles altijd opkrop. Voordat ik begin met het vertellen van mijn verhaal, wil ik degene die de moeite neemt om dit alles te lezen, even bedanken:
bedankt. Hopelijk kunnen jullie me misschien wat advies geven of iets dergelijks, maar het belangrijkste is voor mij om mijn verhaal kwijt te kunnen en te horen wat mensen er van denken.
Ik zal nu mijn verhaal beginnen, natuurlijk in chronologische volgorde, omdat het anders niet te snappen is. Sommige dingen die ik ga vertellen lijken geen verband te houden met de titel van mijn topic, maar dat zijn ze wel. Ik vind dat je ook de achtergrond moet weten enzo, en niet alleen het probleem zelf, want dan kan je alles zo goed mogelijk beoordelen en je mening geven. ....Oké, ik zal nu beginnen.
Juli 2001: Ik werk bij de Media Expresse. Op een zaterdagmorgen moest ik de magazines rondbrengen, zoals de Story en de Margriet. Ik was die morgen heel erg moe, want ik ben nu eenmaal geen ochtendmens en bovendien was ik te laat naar bed gegaan. Opeens, nadat ik een magazine in een postbus had gestopt, voelde ik me niet lekker en werd ik duizelig. Wat daarna gebeurde, weet ik niet meer. Het eerste dat ik me herinner, was dat ik bij vreemde mensen thuis was. Ze hadden me raar zien lopen en me naar binnen gehaald. Ik was ook helemaal nat, want het had geregend (dat kan ik me zelf allemaal niet meer herinneren). Al gauw waren mijn ouders daar en namen ze me mee naar huis. Volgens hen hadden die vreemde mensen hen verteld dat ik mijn naam niet meer wist en dat ik alleen nog maar kon zeggen wat mijn achternaam was en hoe de straat heette waar ik woonde. Op de een of andere manier hadden ze toen toch mijn ouders kunnen bellen.
Eenmaal thuis moest ik me uitkleden en zag mijn moeder dat ik bloed op mijn kleren had. Ze onderzocht me, en ontdekte een hoofdwond. Ze ging met me naar de huisarts, die concludeerde dat ik een lichte hersenschudding had en vervolgens hechtte hij de wond. Ik moest een paar dagen veel rusten van hem en dan zou ik zo weer beter zijn. Zo gezegd, zo gedaan.
Wat er werkelijk is gebeurd, zal niemand ooit weten. Volgens mijn moeder had het ge-onweerd, maar daar kan ik me niets meer van herinneren. Ik weet wel nog dat het donker weer was en dat het wel zou
gaan regenen. Volgens mijn moeder was het zo gegaan: er was ergens in het bos de bliksem ingeslagen (want achter die zeer bewoonde straat was alleen maar bos), en hing er electriciteit in de lucht, waardoor mijn fiets onder stroom is komen te staan. Ik zou waarschijnlijk het ijzeren stuur van mijn fiets hebben aangeraakt, en toen een schok hebben gekregen en toen zijn flauwgevallen. Ik weet niet of het zo echt is gegaan, maar ik denk dat het wel aannemelijk is. Na dit voorval ging het leven weer zijn normale gangetje.
Augustus 2001: Er was een kermis bij ons in het dorp. Ik ging altijd al graag in de botsauto's, en zo ook deze keer. Helaas gebeurde er iets raars. Bij de botsauto's heb je altijd van dat felle, knipperende licht, je weet wel. Daar kreeg ik toen last van, iets wat ik nooit eerder had gehad. Ik zag niets anders meer dan die lichtflitsen in die wolk van stoom, en mijn ogen gingen toen hevig meeknipperen met het licht. Toen die lichtflitsen stopten, waren mijn ogen steeds aan het staren en ik kon niet meer normaal kijken. Ik was ook duizelig en een beetje misselijk. Ik wreef in mijn ogen en probeerde dat staren te stoppen, maar het ging niet. Opeens botste iemand keihard met zijn botsauto tegen mij aan, en toen werd ik helemaal stijf, als een standbeeld ofzo. Daarna weet ik niets meer. Het volgende wat ik weet, is dat mensen mij uit de botsauto haalden. De ouders van een vriendin van mijn zusje namen hen mee naar hun huis, waar ze mijn ouders belden. Mijn ouders namen mij mee naar huis, maar gingen niet met mij naar een dokter ofzo. Ze gingen er van uit dat ik gewoon niet lekker was geworden in de botsauto's. Alhoewel sommige mensen later nog aan mijn ouders vroegen of ik epilepsie had, want ze hadden mij zien stuiptrekken in de botsauto's. Mijn ouders geloofden dat niet, zeker omdat het onder zeer dubieuze omstandigheden was gebeurd: in de botsauto's.
Na dit voorval ben ik een paar dagen later nog 1x in de botsauto's gegaan, en toen was er niets gebeurd. Toch moest ik bij de lichtflitsen weer even met mijn ogen knipperen, maar gelukkig was er niets gebeurd. Na de kermis ging het leven weer door zoals normaal.
Januari 2002: Maandagmorgen. Mijn zusje en ik delen een kamer, en er is ook een wasbak, zodat je op onze kamer 's morgens je kunt wassen, enzo. Ik was me aan 't aankleden, terwijl mijn zusje haar tanden ging poetsen met de electrische tandenborstel. Ik was helemaal alleen met haar. Ik was me met mijn rug naar mijn zusje aan het aankleden, dus ik zag haar niet. Opeens hoorde ik een luide knal. Zo hard, dat ik tegen mijn zus zei: "Jeezes, wat was DAT?!" Toen ik geen antwoord kreeg, draaide ik me om, en daar lag mijn zusje op de grond, in haar pyama. Ze lag heel erg raar te bewegen en haar gelaat had een verschrikkelijk enge uitdrukking. Ik schrok me hartstikke dood, mijn hart stopte even met kloppen. Ik zei haar naam maar ze reageerde niet. Totaal in paniek rende ik naar haar toe en pakte ik haar polsen vast, terwijl ik helemaal hysterisch om mijn moeder begon te roepen. Moeder kwam direct, en hield zich toen bezig met mijn zusje. Mijn moeder wist wat ze moest doen, want ze is verpleegster van beroep. Ik ging de slaapkamer uit, want ik kon het allemaal niet meer aanzien. Ik zat in de woonkamer toen moeder naar me toe kwam. Het was over en ze had mijn zusje in bed gestopt en ze zei dat het om een epileptische aanval ging. Ze zou de dokter bellen, maar ik moest intussen verder gaan met me aankleden en naar school gaan. En zo gebeurde het ook. Maar het nam niet weg dat ik er kapot van was om mijn zusje zo gezien te hebben, want het was zó ontzettend eng! Dat beeld van mijn zusje op de grond zou aan me blijven knagen, ik zou er iedere dag steeds weer aan denken.
Toen ik thuiskwam, zei mijn moeder dat de dokter had gezegd dat mijn zusje beter een paar dagen thuis kon blijven, en dat ze naar een neuroloog moest. Bij de neuroloog werden scans gemaakt, en voordat we daarvan de uitslag kregen, kreeg mijn zusje 's morgens weer zo'n epileptische aanval. Dat was een week later. Na die aanval moest mijn zusje medicatie gaan nemen van de neuroloog, wat ze op de dag van vandaag nog steeds doet.
Een week na die tweede aanval was ik op een zaterdagmorgen weer magazines aan het rondbrengen met de fiets. Opeens voelde ik me even niet lekker en leek het net alsof ik zou verstijven, maar dat was niet zo. Toch was ik opeens bang, ontzettend bang. Een verlammende angst maakte zich van mij meester en ik ging toen even op de grond zitten, bang dat ik ook zo'n aanval zou krijgen. Op een gegeven moment raapte ik de moed op om naar huis te fietsen, waar ik op de bank ging liggen en ik hoefde niet meer rond te brengen. Dat deden mijn ouders wel, maar niet voordat ze me gekalmeerd hadden. Want eerst na een huilbui op de bank, werd ik helemaal gek, helemaal hysterisch. Ik was zo ontzettend bang dat ik ook zo'n aanval zou krijgen, dat ik ook zo op de grond zou liggen stuiptrekken als mijn zusje. Iedere beweging van mij voelde niet goed aan, iedere beweging leek aan te geven dat er een aanval aan zou komen. Ik bibberde helemaal van angst, mijn handen en voeten werden koud, en het leek alsof er in mijn rechterhand minder gevoel was dan in mijn linkerhand, iets wat me ook weer erg van streek maakte. Ik maakte heel veel ontzettend zenuwachtige bewegingen: ik wreef steeds met mijn handen door mijn haren, over mijn voorhoofd, en kneep steeds in mijn handen. Ook mijn benen bewoog ik steeds. Ik kon niet stilliggen, want dan zou er vast iets gebeuren. Er mocht ook niemand me alleen laten, want stel je voor dat ik een aanval kreeg en niemand zou er zijn?
Tegen de avond werd ik rustiger, maar 's nachts durfde ik niet te slapen in mijn bed. Ik was bang dat je heel gemakkelijk een aanval kon krijgen als ik probeerde te slapen. Dus ik zat 's nachts heel laat in de keuken, ontzettend bang om te slapen. Uiteindelijk wilde ik daar niet meer alleen zijn en ben ik naar mijn moeder gegaan. Ik mocht bij haar in bed slapen, waar ik heel blij om was. Het kon ook, omdat mijn vader vrachtwagenchauffeur is en 's nachts meestal vroeg vertrekt. Zo ging het een aantal dagen door: ik bleef bij moeder in bed slapen 's nachts, en overdag was ik erg bang. De eerste twee dagen ben ik niet naar school geweest, want dan zou ik daar gek worden. Ik wou helemaal niet op school zo'n aanval krijgen. De eerste dag op school heb ik niet helemaal afgemaakt, want op een gegeven moment werd ik toch gek en heb ik mijn moeder gebeld dat ze me moest komen ophalen. Toen werd mijn moeder het zat en begon tegen me te schreeuwen dat ik me moest 'bijeenrapen', dat ik me moest vermannen. Ik moest weer in mijn eigen bed gaan slapen, enzo, en gewoon niet meer denken aan dat nare voorval met mijn zusje. Mijn moeder d'r aanpak van "nu is het genoeg, nu weer door met het normale leven" hielp uiteindelijk wel een beetje, omdat mijn angst minder werd en ik ook steeds weer beter in mijn eigen bed kon slapen. Wel kon ik in mijn bed niet meer op mijn kussen slapen, dat durfde ik om de een of andere reden niet meer. Vroeger sliep ik ook aan de linkerkant van mijn bed, maar daar durfde ik ook niet meer te slapen, dus ik sliep aan mijn rechterkant van het bed.
Maar één ding bleef toch: mijn angst om ook zo'n epileptische aanval te krijgen. Het kan ook zijn dat ik echt zo'n aanval heb gehad, kijk maar naar die dubieuze voorvallen in juli en augustus 2001. Iedere dag weer denk ik eraan, en controleer ik mijn lichaam op alles wat ook maar raar of anders aanvoelt. Zo voel ik steeds mijn pols om mijn hartslag te voelen: als het te hoog is of te laag, ben ik direct heel bang voor een aanval. Ook als ik even een deel van mijn lichaam niet voel, ofzo, word ik direct heel bang. En als ik te lang stilsta lijkt het net heel even of ik duizelig word en een aanval krijg, dan ga ik snel ergens zitten. Ook durf ik mensen tijdens een gesprek niet meer te lang aan te kijken: als ik te lang hen aankijk, kan ik een aanval krijgen, denk ik steeds. Naar iets staren met mijn ogen is ook helemaal taboe geworden: straks verstijf ik, zoals die keer in de botsauto's. Fietsen durfde ik eerst helemaal niet, want stel je voor dat ik al fietsend omval? (Tegenwoordig fiets ik weer, maar die angst blijft.) Enzovoorts.
Het komt erop neer dat ik denk dat ik hypochondrie heb gekregen. Ik ben bang voor een epileptische aanval, en iedere dag leef ik met die angst. Het ontneemt me mijn levenslust, en zorgt ervoor dat ik nog meer in een sociaal isolement raak. Ik ben liever niet in de buurt van vreemde mensen of op school, want als ik een aanval zou krijgen, zien zij dat en zullen ze me na die aanval ook anders gaan bekijken, als "dat meisje met epilepsie" en niet gewoon als "ik." Ook ben ik steeds gaan denken dat niemand me meer wil: wie wil er nu iemand die mogelijk epilepsie heeft en die steeds hartstikke bang is dat zij zo'n aanval krijgt? Bovendien zou een mogelijk vriendje me toch gauw verlaten, als ik zo'n aanval heb gekregen. Ik geef hem dan gelijk, waarom zou je daar mee opgescheept willen zitten? Met als gevolg dat het minderwaardigheidscomplex dat ik allang had, nog erger werd. Inmiddels heb ik wel een vriendje (nog niet zo heel lang), hij heeft heel veel moeite moeten doen om mij voor zich te winnen, omdat ik me steeds terugtrok, enzo. Maar hij weet hier allemaal niets van af, en ik wil ook niet dat hij er wat van af weet. Ik ben door deze hypochondrie en ook door mijn minderwaardigheidscomplex ook heel geremd in de relatie, en ik denk dat de relatie toch wel gedoemd is om te mislukken hierdoor. Ik denk dat ik het maar beter kan uitmaken met mijn vriend, dan bespaar ik hem deze ellende. Ik denk dat hij waarschijnlijk ook mijn eerste en mijn laatste vriend zal zijn, want wie wil er nou zo'n hypochonder als vriendin? Enzovoorts.
*zucht*
Mijn leven is gewoon helemaal in duigen gevallen op die morgen dat ik alleen op mijn kamer was met mijn zusje, en haar daar zag liggen stuiptrekken. Ook mijn toekomst is helemaal in duigen gevallen. Oude dromen van ik met een goede baan, een man en 4 kinderen zijn dingen die hoorden bij de ''oude ik'', degene die ik was voor al deze narigheid. Ik ben erg depressief geworden hierdoor, en ik heb mijn levenslust verloren. Ik zou liever dood zijn. Waarom dit ellendige bestaan nog laten voortduren? Dit kan je toch geen leven meer noemen? Ik wil geen heel leven in die angst en depressiviteit leven, daar wil en kan ik geen 60 jaar oud mee worden. En er is toch niemand die me helpen kan. Ik voel me zo gevoelloos, een zombie. Ik wil ook niet meer voelen, want dat maakt het allemaal wat draaglijker. Als je voelt, maak je het allemaal alleen maar erger, dan ga je er nog meer kapot aan.
*zucht* Ik kan het misschien allemaal niet zo goed verwoorden, maar.... dit heeft me van binnen dood gemaakt. Ik ben een dode onder de levenden geworden, en ik wacht alleen maar miserabel op mijn dood. Zo voel ik me eigenlijk.
Nou ja, dit was dan mijn verhaal.
Het spijt me dat het zo lang en zo saai is, maar ik moést het ergens kwijt. Ik heb hier nog nooit met iemand over kunnen praten. Mijn ouders zouden het toch niet begrijpen, ze vinden dat ik me aanstel. Vrienden of vriendinnen heb ik niet, want ik ben een te gesloten persoon die niet gauw vrienden maakt. Mijn vriendje wíl ik het gewoon niet vertellen, o.a. omdat ik niet wil dat hij op een andere manier over me gaat denken. Dus, dit forum hier was mijn enige oplossing.
Bedankt voor het lezen.
Groetjes,
Ripper