Hey iedereen,
Ik ben de laatste tijd ruk bezig geweest met het schrijven van korte verhalen, en merkte daarbij dat elke keer mijn 'style' iets beter werd. Nu ben ik weer een verhaaltje aan het schrijven en ben benieuwd wat jullie ervan vinden.
Edit: Let niet op de spelling
.
-------------------------------------------------------------------------------------
Het was alsof iemand met een rubberen hamer op Ferry zijn hoofd had staan rammen. Zoals gewoonlijk kwam hij er weer veel te laat achter dat hij niet zoveel moest drinken. Maar het was ook zo gezellig gisteren. Hij was samen met wat vrienden naar een cafe in de stad gegaan, en dan was het bijna onmogelijk om alcoholische drank af te slaan. Tenminste, als je niet vreemd aangekeken wou worden.
Ferry zijn oogleden voelden zwaar. Hij moest steun zoeken aan het rand van zijn bed om overeind te kunnen komen. Met een stekende hoofdpijn waggelde hij naar de badkamer. Hij draaide de kranen van de douche open die antwoorden met een zacht gepiep. De badkamer werd vrijwel direct gevuld met een grote wolk stoom. Uit het witte medicijnkastje boven de wastafel haalde hij een klein, wit doosje paracetamol en nam er twee in. Hij bekeek zichzelf in de spiegel en moest eerlijk bekennen dat hij er niet uitzag. Zijn blonde haren stonde warrig overeind, en waren inmiddels alweer veel te lang. Zijn gezicht was bleek, en onder zijn ogen hingen twee grote paarse wallen. 'Van een douche knap je wel op.' Zei hij glimlachend tegen zijn inmiddels door damp vervaagde spiegelbeeld, en kleedde zich uit.
De douche deed Ferry inderdaad goed. Hij kon nu iets rechter lopen, zijn hoofdpijn was verdwenen en hij voelde zich weer fit genoeg voor een nieuwe dag. Ferry liep rustig de halfronde, houten trap af waarna hij linea recta doorliep naar de keuken om een grote pot koffie te zetten. Naukweurig meette hij het aantal schepjes af, deed wat water in het apparaat en drukte op het aan-knopje. Een zacht sissent geluid kwam van het apparaat af, waarna er een bruine vloeistof in de pot liep. Ferry had geen zin om de hele tijd te wachten tot de koffie klaar was, hij zou nogsteeds een nieuw apparaat kopen. Met dit apparaat duurde het zo lang dat hij beter verse koffie uit Curacao kon bestellen, en deze per luchtpost als een pakje aan een parachute in zijn achtertuin kon laten droppen.
De mist was inmiddels opgetrokken; door de grote ramen die een hele muur bestreken keek Ferry uit op enkele lege weilanden. De zon verlichtte de kleine huisjes, en aan de bomen was te zien dat het windstil was.
Ferry zat nog geen seconde aan de eettafel naar buiten te staren toen de deurbel ging.
Voor de deur stond een oudere man. De diepe rimpels in zijn gezicht vormden rivieren van zweet. Het was dan ook flink warm in de zon. Op zijn hoofd droeg de man een grijze hoed. Hij droeg een zwarte t-shirt, en een broek die prima bij de hoed paste. Ferry kon zijn ogen niet zien: hij droeg een smalle zonnebril waarin Ferry weer aan zijn warrige haren herrinerd werd.
`Bent u Ferry Rentgendal?' Vroeg de man met een zware, maar heldere stem.
`Dat ben ik ja. Kan ik u ergens mee helpen?'
De man haalde een vierkant kaartje uit zijn jas, ter grootte van een bankpas, en liet deze aan Ferry zien. Hij hoefde maar even te kijken om te weten dat het de recherche was.
`Marcello Rihngenvol,' stelde hij zich voor, 'recherche. Wij hebben enkele vragen voor u.' Hij wees naar nog een man die zich de hele tijd achter Marcello had schuilgehouden. Hij had kort zwart haar, eveneens een kleine zonnebril. Hij droeg een zwart, leren jack (
Wie doet er nou een leren jas aan met dit weer? dacht Ferry), en een zwarte spijkerbroek. Hij knikte naar Ferry en stelde zich voor als Hendry Verkenhuizen.
`Ehm...komt u binnen.' Zei Ferry. Hij had geen idee wat ze hier kwamen doen, maar daar kwam hij vanzelf wel achter als hij de vragen hoorde.
De mannen waren al met zijn allen rond de tafel gaan zitten. Ferry had ze nog koffie aangeboden - die inmiddels klaar was - maar deze weigerden ze. `We zijn hier zo weer weg.' had Marcello gezegd. Het leek erop dat Ferry ergens van verdacht werd. Ze vroegen hem waar hij gisteren tussen zeven en acht was ('In het cafe.') en of hij nog vreemde geluiden had gehoord.
`Nee. Ik heb niets gehoord. Ik zat daar gezellig met wat vrienden, en we hadden aardig wat gedronken moet ik u vertellen. Maar ik kan me niet herinneren dat ik verdachte geluiden heb gehoord. Wat is er gebeurd dan?'
`Kent u Shandy Miller?' Vroeg Marcello terwijl hij enkele dingen noteerde op zijn blocnote.
`Shandy Miller...' begon Ferry. Hij dacht na. Hij had die naam inderdaad wel eens gehoord, maar verder wist hij niet wie het was. `Nee die ken ik niet.'
De twee mannen keken elkaar even aan. Nu was Hendry aan het woord, terwijl Marcello nogsteeds met zijn ballpoint over het witte papier gleedt.
`U bent gisteren met haar gezien in cafe de Bierpul.' Hij gooide een zwart-wit foto voor Ferry zijn armen, die hij overelkaar geslagen op de tafel had gelegd, en ging verder: 'ze is vanmorgen dood aangetroffen in een steeg, net naast de kroeg.'