Oud 20-07-2002, 21:26
OLD DIRTY BASTERD
OLD DIRTY BASTERD is offline
http://forum.scholieren.com/showthre...hreadid=163516
__________________
Als ik het goed heb wie heeft het dan fout???
Advertentie
Oud 20-07-2002, 21:29
Rhinus
Rhinus is offline
Hmmmzz..
Oud 20-07-2002, 22:44
disaster
Avatar van disaster
disaster is offline
doe es niet
Oud 21-07-2002, 19:05
Firefly182
Avatar van Firefly182
Firefly182 is offline
en waarmee moeten we je helpen dan? Je engels of met deze topic blokkeren??????
__________________
Eervolle vermeldingen:Mennuz, GluipigeBever, Dr.Zoidberg, GodSaveTheQueen, Master HJ, M@rco, Sovreze en Wasbeermeneer!
Oud 21-07-2002, 23:24
acid-star
Avatar van acid-star
acid-star is offline
Supertramp.
__________________
It's the same old show, He's a killer of a flash boy oooooooooooooooooohhhhhhh!!!!!!!!!!!!!h
Oud 21-07-2002, 23:29
Rhinus
Rhinus is offline
"Maartje en de jongen van de schoolkrant" door Jolanda Robben

[SIZE=1]1
‘Maartje opstaan, je moet naar school.’ Maartje kwam met haar hoofd boven de dekens en zag dat haar moeder bij de deur stond. ‘Nou, opschieten. Straks ben je weer te laat.’ Maartje knikte en kroop langzaam uit bed. Jeetje wat was ze nog moe, het leek wel alsof de hele nacht had wakker gelegen. Ze pakte haar kleren en liep naar de douche. ‘Vandaag maar even snel wassen, anders red ik het nooit,’ dacht ze terwijl ze met haar hoofd onder de kraan dook. ‘Maartje, waar blijf je nou! Lizzy staat beneden al op je te wachten, schiet nou toch eens op!’ Maartje schreeuwde naar haar moeder dat ze er al aan kwam en dat Lizzy maar even moest wachten. ‘Ik moet alleen nog mijn haren kammen of wil je dat je dochter onverzorgd de deur uitgaat?’ ‘Nee, ik wil dat mijn dochter een keer op tijd opstaat, zodat we dit niet elke ochtend hoeven te bespreken.’ Maartje wist dat haar moeder gelijk had, maar zij kon er ook toch niks aandoen dat haar wekker niet hard genoeg afging.
Maartje pakte haar tas en liep de trap af, richting de keuken. Ze pakte het broodje dat haar moeder voor haar had gesmeerd en nam er een hap van. ‘Mam, ik ga,’ zei ze met volle mond, ‘ik ben om twee uur vrij, tot vanmiddag.’ Maartje liep naar buiten, waar Lizzy al een aantal minuten stond te wachten. ‘Zo zo,’ zei haar vriendin spottend, ‘mevrouw is maar tien minuten te laat vandaag, een nieuw record.’ ‘Haha, lach jij maar. Ik kan er toch niks aan doen als mijn wekker niet afgaat of als mijn moeder me zo laat roept. Ze moeten die scholen gewoon niet zo vroeg laten beginnen. Als ze nou de eerste les om tien uur laten beginnen, dan zou ik elke dag op tijd zijn.’ ‘Nou, zullen we nu dan maar gaan. We hebben het eerste uur namelijk De Bruin en bij hem ben ik liever niet te laat.’ Maartje pakte haar fiets en reed met Lizzy de straat uit. Gelukkig woonden ze maar vijf minuten fietsen van school.
‘Wist je dat we een nieuwe jongen in de klas krijgen,’ zei Lizzy. ‘Nee, wie dan?’ ‘Ik weet het niet, ik hoorde het van iemand uit de tweede. Ik weet alleen dat hij uit in een dorp buiten de stad heeft gewoond en dat hij dus nu bij ons in de klas komt.’ ‘Het zal mij benieuwen, ik hoop dat het een beetje een leuke jongen is, dat kunnen we wel gebruiken in die klas van ons.’ Lizzy lachte om haar vriendin. Toen ze het schoolplein opreden ging net de bel, ze plaatsten hun fietsen in het fietsenrek en liepen snel naar binnen. Ze hadden het eerste uur Nederlands van De Bruin. Het was een strenge leraar, bij wie niks mocht en bij wie te laat komen al helemaal uit den boze was. ‘Gelukkig, we zijn nog op tijd,’ zei Maartje toen ze zag dat de lokaaldeur nog open stond. Ze liepen de klas in en zochten hun plek op. De klas was onrustig en het viel Maartje op dat De Bruin er nog niet was. Ze keek om haar heen en zocht naar een gezicht die ze nog nooit had gezien, maar ze zag de nieuwe jongen niet. ‘Heb jij hem al gezien,’ vroeg ze aan de jongen die achter haar zat. ‘Nee, maar volgens Peter is het een ongelofelijke sukkel. De Bruin is hem nu aan het ophalen bij de directeur, dus we zullen het zo wel zien.’ Maartje draaide zich weer om en pakte haar boeken uit haar tas. Ze wou net iets tegen Lizzy zeggen, toen er drie mensen de klas in kwamen lopen. De man voorop kende Maartje een beetje, ze wist dat het de directeur was, maar voor de rest had ze nog niks met hem te maken gehad. Achter hem liep De Bruin, hij keek streng de klas in en zonder wat te hoeven zeggen, was iedereen stil. De derde die de klas in kwam lopen, had Maartje nog nooit gezien. Het was een blonde jongen met een bril en grote oren. De klas begon te gniffelen toen ze hun nieuwe klasgenoot zagen. ‘Wat een sukkel,’ hoorde Maartje een jongen zeggen. ‘Stil,’ riep De Bruin, ‘ik wil jullie aan iemand voorstellen. Klas dit is Henk-Jan, hij is jullie nieuwe klasgenoot. Hij komt van een scholengemeenschap buiten de stad en hij wil hier opnieuw beginnen. Ik ga ervan uit dat jullie hem zullen opnemen in jullie klas en dat jullie hem een beetje wegwijs maken op onze school.’ Maartje keek naar Lizzy, die haar vinger in de keel stak. ‘Jeetje, wat zeurt De Bruin weer,’ probeerde Maartje zo zachtjes mogelijk te zeggen, maar het was niet zachtjes genoeg. ‘Maartje, wat is er zo interessant dat jij mij moet onderbreken? Zou je het even tegen de rest van de klas willen zeggen.’ Maartje werd rood toen ze de stem van De Bruin hoorde. ‘Eh..nee meneer.’ ‘Wat nee?’ ‘Nou…eh…ik hoef het niet…eh….tegen de rest van de klas te vertellen.’ Maartje staarde naar haar boeken die voor haar lagen. ‘Nou goed, maar om te voorkomen dat je mijn les nog een keer verstoord kom je voor de rest van het jaar hier vooraan zitten. Pak je spullen en schiet een beetje op, ik heb niet uren de tijd.’ Maartje pakte snel haar tas weer in en liep naar voren. Ze ging zitten aan de tafel die voor het bureau van De Bruin stond. ‘Goed, ik geloof dat je nu wel stil zult blijven. Henk-Jan, ga jij maar naast Maartje zitten, zij zal je de komende dagen wegwijs maken door onze school.’ Maartje keek kwaad naar De Bruin. Ze wou er tegen ingaan, maar het gezicht van haar leraar zei al genoeg. De klas begon weer te lachen. Naast haar was de nieuwe jongen gaan zitten. ‘Hoi, ik ben dus Henk-Jan,’ zei hij sullig. ‘Ja, dat hoorde ik net al,’ zei Maartje kortaf. Ze baalde dat ze de rest van het jaar vooraan moest zitten naast die sukkel en ze vond het al helemaal dom dat ze van De Bruin die ‘nieuwe’ moest rondleiden. ‘Hij kan het toch wel alleen,’ dacht ze. Dat had zij immers ook moeten doen toen ze een paar maanden terug op haar nieuwe school kwam. De directeur was ondertussen weer vertrokken en de les Nederlands begon. ‘Goed, pak allemaal jullie boeken en ga naar bladzijde 87. Henk-Jan, ik zal jou na de les je boeken wel even geven, kijk nu nog maar even mee met Maartje.’ Henk-Jan schoof zijn stoel dichterbij. Maartje legde het boek in het midden, maar keek niet naar de bladzijden. ‘Hij moet op bladzijde 87,’ zei Henk-Jan. ‘Nou, dan zorg je toch dat hij op de juiste bladzijde ligt of mankeert er iets aan je handen.’ De jongen werd verlegen en bladerde vlug in het boek. De Bruin las voor, maar Maartje hoorde niet wat hij zei. Ze staarde naar buiten en keek zo nu en dan eens naar haar nieuwe klasgenoot. Ze vond dat hij een veel te grote bril op had en dat hij wel een erg bleek gezicht had, ondanks de rode pukkels die over zijn hele gezicht zaten. ‘Gatver, er zit een dikke puist in zijn oor,’ zag Maartje. Ze keek nog eens beter; het was een dikke rode die op elk moment uit elkaar kon knappen. Ze draaide haar hoofd de andere kant op, toen Henk-Jan haar aankeek. Hij werd rood en probeerde dat te verbergen door weer in het boek te kijken. ‘Oké Maartje, lees jij maar even verder.’ Maartje schrok op en keek naar De Bruin. ‘Nou opschieten of let je weer eens niet op. In dat geval blijf je maar een uurtje na, dan weet ik zeker dat je in het vervolg wel op zult letten.’ Maartje keek in het boek en zocht naar de woorden die ze het laatst had gehoord, maar ze wist het niet. ‘Nou Maartje wat gaat het worden, gaan we lezen of komen we een uurtje terug?’ Maartje keek naar Henk-Jan, hij legde zijn vinger op het boek en wees een regel aan. ‘Op goed geluk,’ dacht Maartje en ze begon te lezen waar Henk-Jan zijn vinger had liggen. ‘Voor het schrijven van een verhaal…’ begon ze. Ze hoorde dat De Bruin niks zei en ze wist dat ze de juiste regel had. Ze las verder en keek ondertussen even snel naar Henk-Jan. ‘Goed, zo is het wel genoeg,’ zei de Nederlands leraar na twee minuten, ‘het is bijna tijd, dus ik wil nog even snel het huiswerk doorgeven. Volgende week maandag hebben jullie een toets, maar dat had ik al gezegd. Hij telt zwaar mee, dus zorg dat je goed leert. Oké, dat was het voor vandaag, Henk-Jan blijf jij nog even.’ Maartje pakte haar tas snel in en liep als eerste de klas uit..
Buiten het lokaal bleef ze wachten op Lizzy, die als een van de laatste het lokaal uit kwam lopen. ‘Gelukkig, dat hebben we ook weer overleefd,’ zei Lizzy, ‘hij moest jou vandaag wel hebben, hè?! Ik kan niet geloven dat we het hele jaar niet meer naast elkaar mogen zitten. Jij hebt tenminste nog mazzel dat die Henk-Jan naast jou zit, ik moet nu het hele jaar alleen zitten.’ ‘Nou, wat een geluk zeg. Het is een ongelofelijke sukkel. Ik kan niet geloven dat ik van De Bruin die jongen moet rondleiden. Denk ook maar niet dat ik dat ga doen.’ Lizzy moest lachen om haar vriendin die haar grote mond weer had teruggevonden. Ze kende haar vriendin goed en ze wist dat ze heel stoer kon praten, maar dat ze eigenlijk helemaal niet zo stoer was. ‘Zullen we naar verzorging gaan, daar zitten we in ieder geval nog wel naast elkaar.’ Maartje en Lizzy liepen de school door naar het volgende lokaal. Ze praatten nog wat na over de les Nederlands. ‘Eh…Maartje,’ hoorde Maartje ineens iemand zeggen. Ze draaide zich om en zag dat Henk-Jan naar haar toe kwam rennen. In zijn handen had hij zijn Nederlands boeken en aan zijn schouder hing zijn tas. Maartje wou doorlopen, maar hij had haar al zien omdraaien. ‘Maartje, je zou me toch rondleiden, dat moest van meneer De Bruin.’ ‘Eerlijk gezegd,’ begon Maartje, ‘ heb ik daar helemaal geen zin in, maar aangezien De Bruin het zei, zal ik het maar moeten doen hè?’ De jongen knikte en kreeg een glimlach op zijn gezicht. ‘Goed,’ zei Maartje, ‘dit is nou de gang en dat daar noemen we hier een lokaal.’ Ze wees naar een deur waar een klas naar binnen ging. ‘Dat is eigenlijk het enige wat jij moet weten. O nee, ik vergeet de kantine, die kun je vinden door de bordjes met het woord ‘kantine’ erop te volgen. Zo, nou weet jij alles wat je moet weten en nu kan ik rustig met Lizzy naar het volgende lokaal, doei.’ De jongen werd rood van Maartjes woorden. Hij begon te stotteren en wou wat zeggen, maar Maartje liep samen met Lizzy verder. Lizzy moest lachen om Maartje, die Henk-Jan keihard had aangepakt. ‘Je hebt gelijk, het is een sukkel,’ lachte Lizzy. De twee vriendinnen liepen de gangen door richting het lokaal. Achter hun aan slofte Henk-Jan. ‘Dames, een beetje doorlopen,’ hoorde ze De Vries zeggen, ‘ik wil beginnen.’ De meisje liepen snel het lokaal binnen en zochten een plaatsje op.
De les verzorging liep zoals hij altijd ging, chaotisch en saai. Maartje en Lizzy hadden de gehele les met hun achterburen gepraat, terwijl mevrouw De Vries iets aan het uitleggen was. ‘Dit is echt het saaiste uur dat wij hebben,’ zei Lizzy. De Vries hoorde dat er iemand praatte en ze stopte zelf even met voorlezen. Ze keek de klas door, maar kon de dader niet vinden en begon weer verder met voorlezen. ‘Waarom moet zij dit toch altijd voorlezen,’ merkte Maartje op, ‘we kunnen zelf toch wel lezen wat er staat en dat is niet echt interessant.’ ‘Toch zijn er ook mensen, die het niet met je eens zijn,’ zei Lizzy. Maartje begreep haar vriendin niet en ze keek de klas door. Overal zaten groepjes mensen te praten en niemand leek op te letten. ‘Over wie heb je het,’ vroeg Maartje aan haar vriendin. ‘Aan die sukkel van jou, hij vindt het wel interessant, want hij leest gewoon mee.’ Maartje keek naar Henk-Jan die met zijn gezicht in het boek keek. ‘Lizzy heeft gelijk,’ dacht Maartje, ‘er is toch iemand die het gezeur van De Vries interessant vindt.’ Maartje vertelde aan haar achterburen wat Lizzy had gezien en al snel ging het de hele klas door. ‘Psst, die nieuwe vindt verzorging leuk, wat een mietje.’ Binnen vijf minuten zat de hele klas om Henk-Jan te lachen. De Vries kreeg door dat er iets aan de hand was in de klas. ‘Wat is er zo grappig,’ vroeg ze aan de klas. Niemand gaf haar antwoord, er werd alleen zo af en toe ergens in de klas zachtjes gelachen. ‘Zijn jullie uitgelachen, dan kan ik tenminste verder gaan,’ reageerde De Vries geïrriteerd. De les verliep verder zonder incidenten, maar het was gelijk al duidelijk dat Henk-Jan niet populair zou gaan worden.
Maartjes klas had die dag zes uur les en elk uur verliep de les weer hetzelfde. De leraar legde iets uit, terwijl de klas aan het praten was, alleen Henk-Jan lette alle lessen op. Om twee uur was de klas vrij en zoals elke schooldag bleven Maartje en Lizzy nog wat napraten op het schoolplein. ‘Ik kan niet geloven dat hij de lessen leuk vindt,’ zei Maartje tegen een klasgenoot, ‘elke leraar doet hetzelfde en elke keer kun je wat ze zeggen ook terugvinden in het boek, dat ga je dan toch saai vinden.’ Lizzy kwam bij het groepje staan en mengde zich in het gesprek. Ze vertelde wat ze in de kleine pauze van een leerling had gehoord. 'Ingrid uit 3b, je weet wel, dat meisje met die blonde haren en die zwarte bril...’ ‘Oh je bedoelt dat meisje die een broer in de vijfde heeft zitten.’ ‘Ja, die. Nou die vertelde mij dus in de pauze dat ons Henkie op zijn oude school in de redactie van een soort schoolkrantje zat en nu blijkt dat hij op onze school ook zo’n krant wil oprichten. Het blijkt zelfs al dat hij er met De Bruin van Nederlands over heeft gepraat en die vond het een goed idee.’ Maartje bekeek haar nieuwe klasgenoot en zocht iets in hem, wat op een schrijver leek. ‘Ik had niet verwacht dat hij zou schrijven,’ kwam ze tot de conclusie, ‘het leek mij meer zo’n computernerd.’ Lizzy knikte. ‘Maar goed, weet je wat die Ingrid mij ook vertelde en dat is het leukste aan het hele verhaal. Hij blijkt ook poëzie te schrijven.’ ‘Poëzie?’ vroeg Maartje. ‘Ja, je weet wel, gedichten. Zo van: ik houd van jou en ik blijf je trouw.’ ‘Ja, ik weet wel wat je bedoelt, maar dat is toch niet erg. Ik schrijf soms ook wel gedichten, dat is toch niet vreemd?’ ‘Nee, maar jij bent toch een meisje,’ zei een jongen die het gesprek had meegeluisterd. ‘Ja, misschien is dat is wel zo.’ Maartje keek nog eens naar Henk-Jan, die in het fietsenrek zijn fiets pakte. Hij bond zijn tas behendig onder de rode snelbinders en reed het schoolplein af. ‘Lizzy, wij moeten ook gaan. Ik had tegen mijn moeder gezegd dat ik gelijk naar huis zou komen.’ Lizzy en Maartje namen afscheid van de jongen en liepen naar de fietsen. ‘O, was ik het bijna vergeten,’ zei Lizzy, ‘ik kan niet met je terugfietsen, ik moet namelijk na mijn oma en dat is de andere kant op.’ ‘Oké, haal je me morgenvroeg om acht uur op.’ ‘Ja, ben jij morgen dan een keer op tijd klaar.’ ‘Ja ja, ik zal het proberen, tot morgen.’ De vriendinnen reden het schoolplein af en gingen beide een andere kant op.
Toen Maartje de straat in kwam rijden, zag ze dat het oude huis wat al jaren leegstond, weer bewoond was. ‘Wie zal daar nou wonen,’ vroeg ze zich af. Ze reed de oprit van het huis op en zette de fiets tegen de muur. ‘Mam, ik ben thuis,’ schreeuwde ze, toen ze de keuken binnenliep. ‘Lieverd, ik ben in de woonkamer,’ hoorde Maartje haar moeder zeggen. Maartje gooide haar tas bij de trap en liep de kamer in. ‘Je raadt nooit wat ik vandaag op school heb beleefd…’ Maartje liep de kamer en ze stopte met praten toen ze zag dat haar moeder visite had. Op de bank zaten een man en een vrouw, ze had ze nog nooit gezien, maar toch kwamen ze haar wel bekend voor. ‘Maartje, dit zijn onze nieuwe buren, ze wonen hier sinds een week en ze kwamen even langs om kennis te maken.’ Maartje gaf de bezoekers een hand en ging op de bank zitten. ‘Dus jij bent nou Maartje, ik heb net al veel over je gehoord.’ De vrouw lachte naar Maartje, die ook even een glimlach op haar gezicht toverde. ‘Jij gaat toch ook naar het Tolberg college.’ Maartje knikte en vertelde dat ze in de 1E klas zat. ‘O, maar dan ken je onze zoon ook.’ ‘Wie is dat dan?’ vroeg Maartje nieuwsgierig. ‘Henk-Jan, hij moest vandaag voor het eerst naar school en als ik me niet vergis kwam hij ook in 1E, zo was het toch Jan?’ De man, die de hele tijd niks had gezegd, knikte en zei dat Henk-Jan in de mentorklas van meneer De Bruin kwam. ‘Wat leuk, dat is Maartjes mentor ook!’ Maartje kon niet geloven dat Henk-Jan bij haar in de straat was komen wonen. ‘Dan moet ik hem nog vaker zien,’ dacht ze bij zichzelf.

2
Maartje en Lizzy hadden zich in de kleedkamer verkleedt en liepen de gymzaal in. ‘Heb jij Henk-Jan al gezien,’ vroeg Lizzy. ‘Nee, als hij nog op tijd wil zijn, moet hij opschieten, want de les begint zo.’ De twee vriendinnen liepen naar een groepje meiden en wachtten daar op de gymleraar. ‘Rogge is ook altijd te laat, daar moeten ze iets tegen doen,’ zei Maartje, ‘als wij maar een paar minuten te laat zijn, moeten we meteen een uur terugkomen, terwijl de leraren kunnen doen wat ze willen.’ Maartje had het nog maar net gezegd, toen de deur openging. De leraar liep in sportkleren richting zijn klas en begon te tellen. ‘Oké, ik tel er 25, wie ontbreekt er?’ De leerlingen keken om zich heen om te zien wie er miste. ‘Henk-Jan is er niet, meneer,’ riep Lizzy. ‘Dat is jullie nieuwe klasgenoot toch?’ De klas knikte. ‘Goed, ik schrijf hem wel als afwezige op. Gaan jullie maar als warming-up drie rondjes rond de zaal rennen.’ Maartje en Lizzy zuchtte. ‘Dat is echt het domste wat er is, rondjes rennen. Dat is toch niet leuk, je wordt er alleen maar moe van,’ zei Maartje. Maartje had een hekel aan gymlessen en zeker als ze gewoon rondjes moesten rennen. ‘Dat Henk-Jan er niet is,’ merkte Lizzy verbaast op, ‘hij zit net twee dagen op school, dan ga je toch niet gelijk spijbelen.’ ‘Nee, dat lijkt me ook niet slim en hij is ook niet ziek, want ik heb hem vanmorgen de straat uit zien fietsen.’ ‘Dames, kletsen doen we maar een andere keer.’ De leraar keek Maartje en Lizzy strak aan, waardoor de meisjes gelijk stil werden. Na drie rondjes te hebben gerend, moest de klas gaan rekken en strekken. De leraar had ondertussen volleybalvelden klaargezet en hij legde aan de klas uit wat ze vandaag gingen doen. ‘Deze les gaan we alleen maar volleyballen, want over een paar weken is er weer een schooltoernooi. Vorige week heb ik jullie al in teams verdeeld en met dat team gaan jullie vandaag ook weer oefenen. Goed, team 1 speelt tegen team 3 op het achterste veld en team 2 speelt tegen team 4 op dit veld. Team 5 zit eerst aan de kant. We spelen wedstrijden van vijf minuten, dus begin gelijk, anders is de tijd alweer om. Oké, beginnen maar.’ Maartje zat in team 5, terwijl Lizzy in team 1 zat. Maartje ging op een bankje zitten en keek na de wedstrijd van haar vriendin. ‘Peter,’ vroeg Maartje aan de jongen die naast haar zat, ‘weet jij waar Henk-Jan is, hij was toch wel op school?’ ‘Ja, ik heb hem nog zien lopen. Ik heb alleen geen idee waar hij nu kan zijn.’ De leraar liep langs de veldjes en gaf hier en daar aanwijzingen. ‘Anke, je kan die bal beter met twee handen terug slaan, dan kan je beter sturen en Pierre speel nou eens een keer over, je hoeft de bal niet gelijk terug te slaan, je speelt in een team, maar daar een keer gebruik van.’ De jongen luisterde niet naar de aanwijzingen van de leraar en sloeg de eerstvolgende bal gelijk weer over het net. ‘Rogge, kan net zo goed tegen doven praten, want ze luisteren toch niet,’ zei Liesbeth, het tweede meisje in Maartjes team. Maartje vond dat zij een leuk team hadden, want Peter, Rob en Liesbeth waren immers goed in balsporten, alleen zij en Leo misten de bal nog wel eens een keertje, maar dat maakte volgens Maartje niet zoveel uit. ‘Meneer, tegen wie mogen wij zo meteen spelen,’ vroeg Liesbeth. ‘Even kijken, jullie beginnen over twee minuten jullie eerste wedstrijd tegen team 1.’ Maartje vond het leuk om tegen Lizzy te mogen beginnen en ze verheugde zich nu al op de wedstrijd. Net toen Maartje en haar team mochten gaan volleyballen, kwamen er twee mensen de sportzaal inlopen. Maartje draaide zich om en zag dat De Bruin met Henk-Jan richting Rogge liepen. Ze praatten wat, maar niemand kon verstaan wat ze zeiden. ‘Jeetje, hij is op tijd,’ grapte Leo. Maartje moest lachen, maar ze schrok toen ze zag dat De Bruin haar kant op kwam lopen. ‘Maartje, kom je even mee. Ik moet even met jou praten.’ Maartje volgde haar mentor naar de kleedkamer. Ze vroeg zich af wat er kon zijn, maar ze durfde het nog niet te vragen. ‘Maartje, wat heb ik jou maandag in de les gevraagd.’ Maartje dacht na. ‘U heeft gezegd dat ik vooraan moest zitten…’ ‘Nee, niet zo bijdehand doen, wat heb ik jou gevraagd om te doen.’ ‘Ik weet het niet meer,’ zei Maartje zachtjes. ‘Dat blijkt, want ik had jou gevraagd of jij Henk-Jan een beetje wegwijs wilde maken op onze school, maar hoe kan het dan dat Henk-Jan het gymlokaal niet kon vinden?’ ‘Eh…dat weet ik niet, maar ik heb hem wel rondgeleid.’ ‘Onder een rondleiding versta ik niet: dit is een lokaal en dat is de kantine. Ik had je duidelijk gevraagd of je hem de komende dagen een beetje mee wou nemen, zodat hij zich thuis zou voelen op onze school, maar dat heb jij niet gedaan. Wat gaan we daar nu aan doen?’ Maartje staarde naar de grond en zei dat ze niet wist wat ze nou moest gaan doen. ‘Nee, je weet het niet. Jij gaat zo meteen naar Henk-Jan en je zegt tegen hem dat het je spijt dat je zo lullig hebt gedaan. Daarnaast ga je hem alsnog op een normale manier rondleiden door onze school en als ik nog één keer van Henk-Jan hoor, dat je lullig tegen hem doet, dan kom je een hele week terug bij mij en dan weet ik wel een leuk klusje die jij dan mag gaan doen, heb je dat begrepen?’ Maartje was geschrokken van de harde stem van De Bruin. ‘Eh…ja, dat heb ik…eh…begrepen.’ ‘Goed en ga nu snel terug naar de les, want je hebt alweer wat gemist. Denk erom dat ik je in de gaten houdt.’ Maartje knikte en rende terug de gymzaal in. De tweede wedstrijd was net afgelopen en Maartje moest met haar team tegen team 2 spelen. ‘Wat zei De Bruin?’ vroeg Peter, maar Maartje had geen zin om antwoord te geven. ‘Niks, bijzonders. Kom laten we gaan volleyballen.’ Maartje liep het veld in en pakte de bal.
De rest van de gymles dacht Maartje niet na over de woorden van De Bruin. Henk-Jan was door Rogge bij haar in het team ingedeeld. Ze had nog geen excuses aangeboden, maar ze had zich voorgenomen om dat pas na de les te gaan doen. Na de les liep Maartje naar de kleedkamer, ze kleedde zich snel om en liep het lokaal uit. ‘Maartje, wacht je niet even op mij,’ vroeg Lizzy. ‘Nee, ik moet nog wat doen. Ik zie je straks wel bij Engels.’ Maartje deed de deur open en ging voor de kleedkamer van de jongens staan wachten op Henk-Jan. ‘Waarom moet ik die jongen rondleiden,’ dacht ze bij zichzelf, ‘ik mag die hele jongen niet eens.’ Henk-Jan was de laatste die de kleedkamer uit kwam lopen en hij schrok toen hij Maartje zag staan. ‘Wat doe jij hier,’ vroeg hij aan haar. ‘Ik moest van De Bruin sorry tegen je zeggen, dus bij deze.’ ‘O, bedankt,’ zei Henk-Jan voorzichtig. Hij wou weglopen, maar Maartje liep achter hem aan. ‘Ik heb moeten beloven dat ik je alsnog zou gaan rondleiden, dus vind je het erg als ik met je meeloop naar het volgende lokaal.’ ‘Nee, dat maakt mij niet uit.’ Maartje ging naast Henk-Jan lopen, die nog niet kon begrijpen waarom Maartje ineens zo aardig tegen hem deed. ‘Is het je al gelukt om een schoolkrant te beginnen,’ vroeg ze aan hem. Hij stopte en keek haar verbaasd aan. ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Dat hoorde ik van iemand, maar lukt het al een beetje?’ Ze liepen verder en Henk-Jan vertelde dat hij volgende week met de directeur erover zou gaan praten. ‘De Bruin gaat dan ook mee,’ vertelde hij. ‘Heb je al meer leden of ben je nog alleen?’ ‘De Bruin kende een aantal leerlingen uit de hogere klassen die ook wel in een schoolkrant willen zitten. Dus we zijn nu al zeker met vijf mensen.’ Maartje knikte en keek voor haar uit. ‘In dit lokaal hebben we nu les.’ Ze liepen het lokaal in, de klas keek verbaasd naar het tweetal. Waarom liep Maartje bij die Henk-Jan? Maartje liep naar haar plaats toe en ging zitten. ‘Waarom liep je met hem mee,’ vroeg Lizzy aan haar vriendin. ‘Dat moest van De Bruin, hij vond dat ik niet goed mij best had gedaan om Henk-Jan het na zijn zin te maken en nu mag ik dat nog een keer doen. Doe ik het niet, dan mag ik een hele week terugkomen, dus ik heb eigenlijk geen keus.’ ‘Jippie, je bent nu zeker wel blij dat je met ons Henkie mag lopen?’ Maartje vertelde niet aan Lizzy dat hij eigenlijk best wel aardig was, ze zou haar toch niet geloven. ‘Ik ben er niet blij mee, zou jij dat zijn als je een sukkel moest rondleiden?’ zei ze stoer.
De dagen erna, liep Maartje tijdens elke leswisseling met Henk-Jan mee naar het volgende lokaal. In het begin deed ze het alleen omdat het moest, maar na een paar dagen vond ze het zelfs leuk. Ze ontdekte dat Henk-Jan heel slim en vooral heel aardig was. De klas begon daarentegen langzamerhand met het pesten van Henk-Jan. Ze scholden hem uit voor brilaap en sukkel, maar Henk-Jan trok zich er weinig van aan. Maartje zei er niks van, want ze wist dat de jongens die het deden, heel populair waren in de klas en als zij er wat van zou gaan zeggen, dan zouden ze haar ook gaan pesten. Henk-Jan had de school zover gekregen dat hij een schoolkrant mocht gaan beginnen. Maartje en hij praatten er veel over en ze vond het leuk om naar de verhalen van Henk-Jan te luisteren. De klas dacht dat Maartje alleen maar met Henk-Jan praatte, omdat ze dat van De Bruin moest, maar ze wisten niet dat Maartje Henk-Jan gewoon aardig vond. Ze vertelde het ook niet tegen anderen, want ze was bang dat ze dan niet meer populair zou zijn.
‘Maartje, zullen we vanmiddag wat af gaan spreken?’ Maartje stond met Lizzy te praten toen Henk-Jan eraan kwam lopen. ‘Ik wil je namelijk wat gedichten van mij laten lezen.’ Maartje keek naar Lizzy, die hard begon te lachen. ‘Sorry, ik kan niet,’ zei Maartje. ‘O, nou misschien dan een andere keer, doei.’ Henk-Jan liep weer weg en Lizzy begon te schateren. ‘Jeetje, wat een sukkel. Denkt hij nou echt dat je hem leuk vindt.’ Maartje lachte mee, maar ze vond het helemaal niet grappig. ‘Hé, Peter kom eens,’ riep Lizzy, ‘moet je nou eens horen wat Henk-Jan vroeg aan Maartje.’ De jongen kwam met zijn vrienden bij Lizzy en Maartje staan en Lizzy vertelde het hele verhaal opnieuw. ‘Hij denkt dat zij hem leuk vindt, wat een dombo of niet?’ De jongens begonnen te lachen. Maartje stond erbij, maar keek de hele tijd de andere kant op. ‘Ik zou maar oppassen,’ zei Peter, ‘ straks heeft hij een oogje op je en dan krijg je een liefdesgedicht van hem.’ ‘Peter, doe niet zo flauw,’ zei Maartje geïrriteerd. ‘Wat is er, vind jij hem ook leuk?’ Maartje had door dat Peter haar uit de kast aan het lokken was. ‘Tuurlijk vind ik hem niet leuk, wat denk jij dan. Het is gewoon een sukkel.’ Maartje keek vol trots naar de jongens, die begonnen te lachen. ‘Nou hoor je het eens zelf, Henkie.’ Maartje schrok en draaide zich om. Achter haar stond Henk-Jan, hij had tranen in zijn ogen en Maartje begreep dat hij had gehoord wat ze had gezegd. ‘Dus zo denk je over me,’ zijn stem trilde. Maartje wist niet wat ze moest doen, ze wou hem zeggen dat ze had gelogen, maar ze durfde het niet, want de jongens stonden lachend naast haar. Henk-Jan draaide zich om en liep hard weg. ‘Zo, die hoef je ook niet meer te zien,’ zei Lizzy opgelucht, ‘zag je dat hij bijna begon te huilen, wat een klein kind.’ ‘Ja,’ zei Maartje zacht. De jongens lachten om de hele gebeurtenis en renden het schoolplein op om het aan iedereen te vertellen. Maartje stond in de gang en wou dat het allemaal nooit gebeurd was.

3
‘Ding Dong.’ ‘Maartje, doe jij even open. Ik ben in de keuken bezig!’ Maartje liep de trap af naar de voordeur. ‘Wie komt er zo laat nog langs,’ dacht ze bij zichzelf. Maartje opende de deur. Voor haar stond Henk-Jan, hij schrok toen hij Maartje voor zich zag staan en ook Maartje had hem niet verwacht te zien. ‘Hoi,’ zei ze voorzichtig. ‘Hoi, zou jij dit bakje aan je moeder willen geven. Ik moest hem van mijn moeder even langs brengen.’ Maartje pakte het witte bakje aan en zei dat ze het wel zou geven. ‘Henk-Jan, ik wil nog even met je praten over vorige week, ik…’ ‘Je hoeft niks te zeggen,’ onderbrak hij haar, ‘je bent heel duidelijk geweest. Ik zal je ook niet meer lastig vallen. Ik moet nu weg, doei.’ Nog voor Maartje wat kon zeggen, liep Henk-Jan het grindpad af. Maartje bleef naar hem staan kijken. Ze baalde dat ze hem niet gewoon durfde te zeggen, hoe ze over hem dacht, maar ze was te bang dat haar klas erachter zou komen. Ze sloot de deur en liep naar de keuken. Haar moeder zat aan de keukentafel en was bezig met het breien van een sjaal. ‘Wie was er aan de deur,’ vroeg ze nieuwsgierig. ‘Henk-Jan, hij kwam dit bakje brengen.’ ‘O, zet het maar op de aanrecht, ik ruim het later wel op. Wat vind je van de sjaal, hij wordt mooi hè?’ Maartje knikte en liep naar boven. ‘Wil je niet even gezellig bij je moeder zitten!’ schreeuwde haar moeder haar tevergeefs na, maar haar dochter had andere dingen aan haar hoofd. Maartje liep naar haar slaapkamer en liet zich op haar bed vallen. Ze keek door het dakraam naar de sterren en dacht na over Henk-Jan. ‘Ik moet hem maar gewoon uit mijn hoofd zetten,’ kwam Maartje na een halfuur tot de conclusie.
‘Maartje, schiet je op. Ik wil niet weer te laat op school komen.’ Maartje liep naar de garage om haar fiets te pakken, buiten stond Lizzy al ongeduldig op haar te wachten. ‘Rustig, we komen heus wel op tijd.’ ‘Ja ja, schiet nou maar even op.’ Maartje liep met haar fiets in de hand over het grindpad de straat op. ‘Weet je wie ik net ook nog zag?’ zei Lizzy. ‘Nee, wie?’ ‘Je buurjongen, Henk-Jan. Hij fietste tien minuten geleden al naar school, wat moet hij daar toch zo vroeg?’ ‘Vandaag komt toch de schoolkrant uit, misschien moest hij nog wat doen.’ ‘O, dat kan.’ De vriendinnen fietsten de straat uit richting school. ‘Ik ben wel benieuwd wat er in die krant van hem komt te staan,’ zei Maartje. ‘Ja, misschien heeft hij wel een gedichtje geschreven, haha.’ ‘Doe niet zo dom. Ik schrijf toch ook, wat geeft het nou dat die jongen gedichten schrijft, ik vind het wel wat hebben.’ Lizzy dacht dat Maartje een grapje maakte, maar toen ze naar het gezicht van haar vriendin keek, zag ze dat Maartje bloedserieus was. ‘Sorry, ik bedoelde het niet zo,’ verontschuldigde Lizzy zich. ‘Het is al goed.’ De vriendinnen reden een leeg schoolplein op. ‘Shit, de bel is al gegaan. We moeten opschieten!’ De vriendinnen zetten hun fietsen snel weg en renden de school in. ‘Dames, waar komen wij zo laat vandaan?’ vroeg De Bruin, toen ze de les in kwamen stormen. ‘Sorry, maar mijn band was lek,’ loog Maartje, ‘dus die hebben we eerst op moeten pompen.’ ‘Nou, ga maar snel zitten. Ik wil beginnen.’ Maartje en Lizzy liepen naar hun plaatsen en wilden net gaan zitten toen De Bruin tegen Maartje begon te praten. ‘Maartje ik had toch gezegd dat je het hele jaar vooraan zou komen zitten of ben je dat vergeten.’ ‘Nee meneer, maar ik dacht dat ik tijdens mentorles wel gewoon naast Lizzy mocht zitten.’ ‘Dat heb je dan verkeerd gedacht, want jou plek tijdens mijn lessen is hier vooraan naast Henk-Jan.’ Maartje pakte haar tas op en liep naar voren. ‘Goed, dan kan ik nu eindelijk beginnen. Ik wil het vandaag met jullie over twee dingen gaan hebben. Het eerste is de schoolkrant. Henk-Jan gaat hem straks voor jullie ophalen, zodat jullie hem in het tweede gedeelte van de les kunnen lezen. Ik wil het eerst met jullie hebben over de schoolreis waar jullie al maanden naar vragen…’ Uit de klas klonk een luid gejuich. Iedereen had zin in het kamp dat aan het einde van het jaar zou gaan komen. ‘Stil!’ riep De Bruin, ‘ik wil er met jullie over praten, maar dan verwacht ik wel dat jullie stil zijn. Ik hoorde al dat jullie graag op een kamp zouden gaan en nou heb ik samen met mevrouw Luik van Aardrijkskunde, een leuke plek gevonden waar we heen kunnen gaan. Ik heb hier een papier en ik wil dat jullie dat aan je ouders laten lezen.’ De Bruin deelde een stapeltje papieren, met op het bovenste papier de naam van het kamp. ‘Lees het allemaal even rustig door, dan praten we zo meteen over de dingen die we tijdens die drie dagen kunnen gaan doen.’ Maartje pakte het papier dat De Bruin op haar tafel had gelegd en begon te lezen: “Ons kamp is geschikt voor schoolkinderen, door de vele activiteiten die we hebben. Bij het kamp is een zwembad en een groot meer aanwezig, daarnaast kan er ook een survival door de bossen worden gedaan. ’s Avonds is er tijd voor een groot kampvuur en tijdens de laatste nacht is er traditioneel een bonte avond, waarbij verschillende spelletjes kunnen worden gespeeld. Kortom op Kamp De Blauwe Bizon is het een feest voor elke leerling.” Maartje draaide zich om en zocht de blik van Lizzy, maar zij was druk bezig met het lezen van het verhaal. ‘Het ziet er leuk uit hè,’ vroeg Henk-Jan aan Maartje. ‘Ja, ik heb wel zin om daar heen te gaan.’ ‘Ik ook,’ zei Henk-Jan enthousiast. ‘Henk-Jan, haal jij alvast de schoolkranten op?’ Naast Henk-Jan stond De Bruin. ‘Ja, ik ga meteen.’ Henk-Jan stond op en liep de klas uit. Maartje dacht na over de schoolreis en bedacht wat voor kleren ze mee zou nemen voor die drie dagen.
Maartje had zo zitten nadenken, dat ze Henk-Jan niet eens had horen terugkomen. In zijn handen hield hij trots een doos vast. ‘Goed, kunnen we allemaal weer even stil zijn,’ vroeg De Bruin, ‘de eerste schoolkrant is namelijk af en Henk-Jan zal hem jullie persoonlijk overhandigen. Als je voor de volgende krant nog een verhaal, mop, strip of iets anders thuis hebt liggen, lever het dan in bij Henk-Jan, misschien dat je dan de volgende keer jouw verhaal leest.’ Henk-Jan liep door de klas en legde op elke tafel een exemplaar. Maartje kreeg als eerste haar krant en nieuwsgierig begon ze te bladeren. Er stonden verhalen in van bovenbouw leerlingen, een interview met een leraar en er stond een erg grappige strip in. Maartje vond het een leuke krant en zei tegen Henk-Jan dat hij het erg mooi had gemaakt. Met een glimlach op zijn gezicht, opende Henk-Jan zijn exemplaar. ‘Maar heb jij niks geschreven,’ vroeg Maartje aan Henk-Jan, ‘ik zie niks van jou erin staan.’ ‘Ik heb een gedichtje erin gezet, op bladzijde twaalf. Maartje zocht de bladzijde op en wou het gedichtje lezen. ‘Voor je het leest moet ik je eerst wat vertellen.’ ‘Wat dan,’ vroeg Maartje. ‘Het gedichtje gaat over jou,’ Maartje keek naar Henk-Jan. Had hij een gedichtje voor haar geschreven, waarom? ‘Oké, mag ik het nu lezen,’ vroeg ze aan hem, ‘of moet ik het lezen als jij er niet bij bent.’ ‘Ik heb het liever dat je het een andere keer leest, als ik er niet bij ben.’ Maartje begreep het en zei dat ze het gedichtje pas na de les zou gaan lezen. De rest van de les verliep volgens Maartje veel te langzaam. Het kostte haar moeite om het gedichtje niet te gaan lezen, maar ze had het hem beloofd. ‘Oké,’ zei De Bruin, ‘het is tijd. Vergeten jullie niet om het papier van het kamp thuis te laten lezen. Tot maandag!’ Maartje pakte haar spullen en liep met de schoolkrant in haar handen de klas uit. Buiten stond Lizzy te wachten. ‘Gelukkig, we hebben eerst pauze,’ zei ze toen Maartje aan kwam lopen, ‘wil je naar buiten of naar de kantine.’ Maartje zag dat Henk-Jan naar de kantine was gegaan. ‘Ik ga liever even naar buiten.’ Lizzy vond het goed en met zijn tweeën liepen ze de school uit. ‘Is er iets,’ vroeg Lizzy, ‘je bent zo stil.’ ‘Lizzy, zou jij een gedicht lezen als hij aan jou is gericht en je weet niet waar het over kan gaan.’ ‘Ja, maar waar heb je het over?’ ‘Nou Henk-Jan vertelde me dat hij een gedicht over mij in de schoolkrant had gezet en ik wil hem wel lezen, maar aan de andere kant durf ik het niet. Wat moet ik doen?’ ‘Waar staat het dan, ik heb het nog niet gelezen. Ik denk dat je hem moet gaan lezen, dan weet je het in ieder geval.’ Maartje wist dat haar vriendin gelijk had en ze opende haar schoolkrant.

Knoop van gevoel...

Als ik naar je kijk
Voel ik een lach opkomen
Je kijkt me aan
Een brede lach op jou gezicht
Een lach, die amper past in dit gedicht
Voel jij iets voor mij?
Als jij me ziet, voel jij je dan ook zo blij?
Ik wil jou niet verliezen
Hoewel ik jou nu ook niet heb
Maar het gevoel
Jou kwijt te raken
Ook al heb ik je dan niet
Doet pijn in mijn hart
Misschien is het tijd
Dat deze knoop eens wordt ontward

Henk-Jan (1E)

Maartje las het gedicht nog een keer. Was hij verliefd op haar? Waarom had ze dat nooit gemerkt? In haar hoofd zaten vragen, maar ze durfde het niet aan Henk-Jan te gaan vragen. ‘Goh, die jongen is wel erg verliefd op jou zeg.’ Maartje keek naar Lizzy, die lachend naast haar zat. ‘Peter, kom eens hier!’ Lizzy riep naar een groepje jongens die met vliegtuigjes naar elkaar aan het gooien waren. ‘Wat er is,’ vroeg de jongen toen hij dichterbij kwam. ‘Heb je het gedicht van Henk-Jan al gelezen?’ ‘Nee, dit is van mijn schoolkrant geworden.’ Hij liet de meisjes een vliegtuig van papier zien. ‘Is het een leuk gedicht dan?’ ‘Het is niks bijzonders,’ probeerde Maartje hem wijs te maken, ‘Lizzy, ik heb hem beloofd dat ik tegen niemand wat zou zeggen.’ ‘Ach, wat maakt het nou uit, ze komen er toch wel achter.’ ‘Waarachter,’ vroeg Peter. ‘Lees eerst het gedicht maar.’ Lizzy overhandigde hem de schoolkrant en aandachtig las hij de pagina die ze aanwees. ‘Zo, Henkie is dus verliefd. Wie is de ongelukkige?’ ‘Maartje,’ schaterde Lizzy het uit. Peter keek naar Lizzy en begon te lachen. ‘Dit moeten de andere jongens weten!’ Maartje probeerde hem tegen te houden, maar het was al te laat. Lizzy zag dat haar vriendin kwaad was. ‘Wat is er, het is maar een grapje.’ ‘Voor jou misschien, maar ik had het hem beloofd.’ ‘Ach, maak je niet zo druk, misschien komt hij er nooit achter.’ ‘Dat geloof je toch zelf niet, de jongens zullen hem ermee pesten en dat is dan allemaal mijn schuld. Je had je mond moeten houden!’ Maartje stond op en liep kwaad weg. ‘Maartje, doe niet zo flauw, wacht even op mij.’ Lizzy pakte haar tas en liep achter Maartje aan. Halverwege het schoolplein werd Lizzy door een aantal meisjes tegengehouden, ze wilden het hele verhaal over Henk-Jan en Maartje horen. Maartje stond in de deur en zag hoe haar vriendin stoer vertelde wat ze had gehoord. ‘Wat is ze soms toch ontzettend dom,’ dacht Maartje, ‘ze zoekt het maar lekker zelf uit!’ Kwaad liep ze naar de kantine en zocht naar Henk-Jan. Ze vond hem alleen aan een tafel. Ze wilde naar hem toegaan, maar ze durfde niet. Wat moest ze tegen hem zeggen? Verdrietig ging ze op een bankje zitten en wachtte tot de bel ging.

4
Lizzy had geen gelijk, toen ze zei dat de jongens Henk-Jan niet zouden gaan pesten. Tijdens de eerste les, na de pauze, werden er vliegtuigjes naar zijn hoofd gegooid. Voor het papier gebruikte ze de bladzijde van het gedicht. Sommigen hadden zelfs teksten als sukkel, of brilaap erop gezet. Maartje zat achterin de klas en keek alles met tranen in de ogen aan. De leraar deed niks, want hij was druk bezig dingen op het bord te schrijven. Één keer keek Henk-Jan Maartje aan, maar nog voor hun blikken elkaar raakten, kreeg hij al een vliegtuigje van Peter tegen zijn hoofd. Maartje zag hoe het papier tegen zijn oog kwam. Een seconde later schreeuwde Henk-Jan het uit van pijn. De leraar draaide zich om en zag dat zijn leerling naar zijn oog greep. De klas zat keek geschrokken naar Henk-Jan, die begon te huilen van de pijn. De leraar nam Henk-Jan mee naar de conciërge en kwam vijf minuten later woest de klas inlopen. ‘Wie is er zo dom geweest om dat vliegtuigje in Henk-Jan zijn oog te gooien? Nou vertel op, wie heeft het gedaan!’ Dreigend keek hij de klas door, maar niemand zei iets. Maartje keek naar haar klasgenoten, die minuten daarvoor nog de grootste lol hadden met het pesten van Henk-Jan. Allemaal zaten ze strak voor zich uit te kijken en wachtten op datgene wat komen ging. ‘Natuurlijk heeft niemand er iets te zeggen. Laat me daarom dit zeggen. Degene die dit gedaan heeft, kan zich tot vijf uur vanmiddag bij mij melden. Komt er niemand, dan komt de hele klas twee weken lang bij mij persoonlijk terug. Jullie hadden die jongen wel blind kunnen gooien!’ De leraar stond te schreeuwen, maar niemand durfde ook maar iets te zeggen. Zelfs toen de leraar dreigde met straf voor de hele klas, zei niemand iets. Hij pakte de vliegtuigen die op de grond lagen op en gooide ze in de prullenmand. ‘Jullie blijven voor de rest van het uur zo zitten en de eerste die ik ook maar even hoor praten, die kan vier weken lang terugkomen.’ Maartje keek naar de leraar die rood van woede was geworden. Opeens bedacht Maartje zich geen moment en stak haar hand op. De leraar keek verbaasd toen hij de vinger omhoog zag komen. ‘Heb jij het gedaan Maartje?’ ‘Nee, maar ik wou even vragen hoe het met Henk-Jan is?’ ‘O, hij is naar de dokter,’ vertelde de leraar rustig, ‘maar waarschijnlijk is er niks in het oog beschadigd.’ Toch had dat heel goed gekund, want het oog is ontzettend kwetsbaar en er hoeft maar iets kleins in te komen en het is mis. Volgens mij heeft Henk-Jan mazzel gehad, maar dat neemt niet weg dat degene die dit heeft gedaan, ontzettend dom was en door mij zal worden gestraft.’ Maartje knikte en ze hoopte dat Peter zich zou melden. Ze vroeg zich af of zij Peter moest aangeven als hij dat zelf niet deed. Toen de bel ging, liep iedereen rustig de klas uit. Buiten werd er al gelijk weer geschreeuwd en hier en daar zelfs gelachen. ‘Maartje, heb je even.’ Maartje schrok toen de leraar naar haar toe kwam lopen. Ze wachtten tot de klas leeg was. ‘Ik hoorde dat jij bij Henk-Jan in de straat woont, zou jij vanavond even bij hem langs willen gaan.’ Maartje knikte en zei dat ze dat wel zou doen. ‘Fijn, dank je wel.’ ‘Eh…meneer.’ ‘Ja, wat is er Maartje.’ ‘Stel ik weet wie het heeft gedaan, moet ik dat dan zeggen of stilhouden.’ ‘Als je weet wie het deed, moet je het zeggen.’ ‘O, maar ik wil niet dat iemand er in de klas achter komt.’ ‘Dat begrijp ik wel, maar wat er is gebeurd is heel ernstig. Henk-Jan kon wel blind worden door dat pijltje. Ik zal mijn mond houden en tegen niemand zeggen wie mij heeft verteld wie de dader is, maar dan moet je het me wel vertellen.’ Maartje keek naar de leraar en ze wist dat ze het moest zeggen. ‘Het was Peter, meneer.’ ‘Dank je wel, ik zal hem straks aanpakken.’ Maartje nam afscheid en liep de klas uit, ze was opgelucht dat ze het had verteld, maar ze was ook bang dat Peter erachter zou komen. ‘Ach, daar moet ik maar niet over nadenken,’ dacht Maartje.

5
‘Maartje, heb je alles?’ ‘Ja, ik kom er gelijk aan.’ Maartje liep naar haar kamer en pakte nog snel haar zaklamp die op haar bureau stond. ‘Maartje, kom nou! Straks vertrekt de bus zonder jou.’ Beneden stond Maartje haar moeder ongeduldig naar boven te roepen. ‘Jaaaaah, ik kom al,’ zei Maartje terwijl ze de trap afliep, ‘we hebben nog tien minuten hoor.’ ‘Ja, maar ik wil er gewoon op tijd zijn. Dus pak je tas, dan kunnen we eindelijk gaan.’ Maartje pakte de sporttas die onder de trap stond en liep met haar moeder mee naar buiten. Buiten stond haar moeder al met de kofferbak open. Maartje gooide de tas in de auto en ging voorin zitten. De rit naar school duurde nog geen minuut en Maartje was dan ook op tijd. Op het schoolplein stonden al klasgenoten van Maartje met tassen in hun hand en naast hun de ouders. ‘Lizzy, is er ook al,’ zei Maartje blij. ‘Hoeveel leraren gaan er eigenlijk mee?’ vroeg haar moeder, terwijl ze auto parkeerde. ‘Drie, De Bruin van Nederlands, Luik van Aardrijkskunde en De Vries van Verzorging, genoeg leraren voor ons brave klasje,’ grapte Maartje. ‘Nou, ik denk dat er een heel leger van leraren aan te pas moet komen, willen jullie stil zijn.’ Maartje stapte uit de auto en pakte haar tas. Met haar moeder liep ze het schoolplein op, richting Lizzy. ‘Hé, Henk-Jan is er ook met zijn moeder,’ zag Maartjes moeder, ‘ik ga hun even gedag zeggen.’ ‘Waar gaat je moeder heen,’ vroeg Lizzy, ‘O, ze gaat Henk-Jan zijn moeder even gedag zeggen.’ ‘Kennen die elkaar dan?’ ‘Ja, slimmerd. Ben je vergeten dat Henk-Jan bij mij in de straat woont. Mijn moeder gaat wel eens op visite bij zijn moeder.’ ‘O, heb je zin in het kamp,’ vroeg Lizzy. ‘Wat denk jezelf? Hier heb ik weken naar toe geleefd, ik hoop echt wel dat het tof gaat worden!’
‘Jongens en meisjes,’ hoorde ze opeens een stem schreeuwen, ‘willen jullie afscheid nemen van jullie ouders. De bus is er namelijk.’ Op straat stond een grote bus. Maartje liep erheen en gooide haar tas in de bagageruimte. Haar moeder was ondertussen weer terug gekomen en gaf Maartje een kus. ‘Mam, moet dat hier!’ ‘Wat is er lieverd, schamen we ons,’ grapte haar moeder. ‘Nou, ik wens je veel plezier en geen domme dingen doen, hè?’ ‘Nee, je krijgt over een paar dagen gewoon je oude lieve dochter terug.’ ‘Gelukkig, tot zondag. Ik moet werken, dus je vader haalt je dan op.’ ‘Ja, dat heb je al tien keer gezegd. Het lijkt wel of ik maanden wegga, maar ik ben er over drie dagen weer. Ik moet nu gaan, doei.’ Maartje gaf haar moeder een zoen en liep naar de bus. ‘Doe je wel voorzichtig!’ schreeuwde haar moeder haar nog na. Lizzy zat achterin de bus en Maartje liep erna toe. ‘Yes, we gaan weg!’ Toen alle leerlingen zaten en de leraren concludeerden dat iedereen er was, reed de bus de straat uit. Achter hun bleven tientallen ouders staan zwaaien.
‘Hallo, jongens en meisje. Ik ben jullie buschauffeur voor vandaag, ik breng jullie naar Kamp De Blauwe Bizon en ik zal jullie zondag ook weer ophalen. Het is ongeveer twee uur rijden naar de plaats van bestemming. Ik neem aan dat jullie allemaal wel eens eerder met een bus hebben gereisd, dus jullie kennen de huisregels wel. Ik wil alleen nog even zeggen dat de vuilniszakken aan een aantal stoelen in het gangpad hangen. Daar kunnen jullie je afval ingooien, zodat de bus netjes blijft. Nou veel plezier dit weekend.’ De klas juichte toen de chauffeur klaar was met praten. ‘Ik heb er echt wel zin in,’ zei Maartje enthousiast. ‘En anders ik wel,’ hoorde ze naast zich iemand zeggen. Lizzy was met haar achterburen aan het praten en zat omgedraaid op de stoel. Maartje draaide zich ook om en pakte de snoepzak, die ze had meegenomen, uit haar rugzak. ‘Willen jullie een snoepje,’ vroeg ze, terwijl ze de zak naar voren stak. De zak ging de hele bus door en toen hij naar een kwartier terugkwam bij Maartje, was de zak al voor de helft leeg. Maartje haalde haar schouders op en stopte de zak weer terug in haar tas. De reis naar het kamp was gezellig, iedereen zat met elkaar te praten en maakten de grootste lol. Zelfs Henk-Jan had het gezellig, hij zat voorin de bus, met nog een andere jongen te praten. Maartje was blij dat hij met iemand in de klas kon praten en ze hoopte dat hij dit weekend niet zou worden gepest.
‘Mag ik even jullie aandacht?’ Maartje zat met Lizzy te praten, toen de stem van De Vries door de bus klonk. ‘We zijn over vijf minuten in het kamp en…’ Ze wou verder praten, maar ze werd door luid gejuich onderbroken. ‘We zijn er bijna!’ klonk het door de bus. ‘Mag ik nog even jullie aandacht,’ probeerde De Vries erboven uit te komen, ‘als we in het kamp aankomen, gaan jullie in de groepjes staan, zoals we die op school hadden ingedeeld. Dan krijgen jullie van de leiding te horen in welke hut jullie komen te slapen. Heeft iedereen dat begrepen en weet ook iedereen in welke groep hij zit?’ ‘Ja,’ riep iemand achterin de bus. ‘Goed, dan heb ik niks meer te vertellen.’ De Vries legde de microfoon terug en ging weer zitten. Maartje keek uit het raam naar de bomen. Ze reden al minstens een kwartier door een groot bos en het einde leek nog lang niet in zicht. Vijf minuten later reed de bus met 26 enthousiaste leerlingen het terrein van kamp De Blauwe Bizon op. Op het terrein stonden vele hutten en buiten stonden basketbal- en volleybalveldjes. Maartje stapte uit de bus. Ze pakte haar tas uit het bagagevak en liep naar haar groepje. Maartje zat in een groepje met Lizzy, Peter, Leo, Liesbeth en Henk-Jan. Maartje had verbaasd gereageerd toen De Bruin in de les had verteld dat Henk-Jan in haar groep zat, maar aan de andere kant vond ze het ook wel weer leuk. Maartje wist ook wel waarom ze Henk-Jan in haar groepje had gedaan. Peter had sinds het ‘vliegtuigincident’ een staakt-het-vuren met Henk-Jan. Dat moest van De Bruin, want die had tegen Peter gezegd dat als hij Henk-Jan nog 1 keer zou pesten, dat hij dan zou worden geschorst. De Bruin wist dat Maartje en Henk-Jan elkaar wel een beetje kenden en hij wist ook dat Leo, soms wel met Henk-Jan praatte over computerspelletjes. Het was dus logisch dat Henk-Jan in haar groep zat, met deze mensen kon hij tenminste nog een beetje opschieten ‘Heb je alles,’ vroeg Lizzy aan haar. ‘Ja, hebben jullie al gehoord in welke hut wij moeten.’ ‘Ja,’ zei Peter, ‘wij moeten in hut drie, die staat daar.’ Peter wees naar een bruine hut achter het basketbalveld. Met zijn zessen liepen ze erheen. ‘Kijk eens wat een groot meer daar ligt.’ Maartje keek naar het meer, dat ze tussen de bomen door kon zien. Op de kant lagen kano’s en het had een steiger. ‘Dit gaat het beste schoolkamp ooit worden,’ zei Liesbeth. Lizzy en Maartje liepen de hut in, terwijl de anderen nog even buiten bleven praten. De hut had drie stapelbedden en een aantal kasten. ‘Waar wil jij slapen,’ vroeg Lizzy. ‘Daar bij het raam,’ Maartje pakte haar tas en legde deze op het bed. ‘Wil jij boven of onder slapen?’ vroeg ze aan haar vriendin. ‘Boven, als je het niet erg vindt.’ ‘Nee, natuurlijk vind ik dat niet erg, anders had ik het toch niet aan je gevraagd.’ Lizzy legde haar tas op het bed en klom naar boven. ‘Vind je het niet erg dat Henk-Jan in onze groep zit,’ begon Lizzy plotseling, ‘hij is immers verliefd op jou.’ ‘Nee, ik vind het niet erg. Ik denk dat het wel leuk kan worden.’ ‘Tja, ik weet het niet. Ik ken hem niet hoor, maar hij lijkt mij een beetje saai.’ Maartje klom omhoog en ging naast Lizzy zitten. ‘Hij kan soms vreemd zijn, maar hij is best wel aardig.’ Lizzy wou nog verder praten, maar de rest kwamen binnen lopen. ‘Hebben jullie al jullie bed uitgekozen,’ vroeg Liesbeth. De dames knikten. ‘Peter, wil jij met mij een bed delen,’ vroeg Liesbeth uitdagend. ‘Ja natuurlijk liefste,’ grapte Peter. Henk-Jan en Leo namen het bed naast Maartje. ‘Wat gaan we nu doen, we hebben tot vijf uur vrij.’ ‘Zullen we bij het meer gaan kijken,’ bedacht Maartje. Niemand protesteerde en zo liepen ze met z’n allen naar het meer. Ze waren niet de enige die dat hadden bedacht, want bij het meer zaten nog meerdere groepjes. ‘Hé, Peter,’ schreeuwde een jongen, ‘hoe is het om Henkie in je groep te hebben. Zal wel lekker saai zijn of niet.’ Peter reageerde niet op zijn klasgenoot en liep de steiger op. Maartje keek naar Henk-Jan. ‘Je moet je er niks van aantrekken,’ zei Maartje tegen hem. ‘Nee, dat probeer ik ook niet.’ Tot vijf uur bleef de groep op de steiger zitten, ze praatten over school en over het kamp. ‘We moeten terug, we gaan eten,’ zei Henk-Jan. Ze stonden op en liepen terug naar het kamp. Toen ze daar aankwamen zat iedereen al aan tafel. ‘Ga snel zitten,’ zei Luik, ‘dan kunnen we gaan eten.’ Op het menu stond macaroni. Maartje vond er niks aan en at ook maar een beetje. Tijdens het eten vertelde een begeleider van het kamp wat ze die avond zouden gaan doen. Tot acht uur gingen ze een beetje volleyballen of basketballen, tot tien uur waren ze dan weer vrij en daarna gingen ze een dropping doen. De groep juichte toen ze dat laatste hoorde. ‘Een dropping, dat heb ik nog nooit gedaan. Is dat leuk,’ vroeg Maartje. Henk-Jan vertelde dat hij wel vaker een dropping had gedaan en dat het erg leuk was. ‘Je wordt dan gedropt en dan moet je zelf de weg terugvinden. Het is echt heel tof.’ Maartje raakte aangestoken door Henk-Jan zijn enthousiasme en ze had al helemaal zin in de dropping. Na het eten moesten Maartjes groep meedoen aan een klein sporttoernooi. Ze konden kiezen of ze wilden volleyballen of basketballen. De groep van hut drie koos volleybal. Ze moesten drie wedstrijden spelen tegen de andere teams, maar van echte wedstrijden kwam het niet. Maartje en haar team verloren alle wedstrijden met grote cijfers. Toch hadden ze ontzettend veel lol in het verliezen. Als er een bal in hun veld werd gespeeld, doken ze er met z’n drieën bovenop, maar uiteindelijk raakte niemand het voorwerp. De tijd vloog voorbij en voor ze het wisten was het al acht uur. ‘Oké,’ zei De Bruin na afloop van het toernooi, ‘zoals beloofd hebben jullie nu vrij. Jullie mogen zelf weten wat jullie gaan doen, maar ga ten eerste niet te ver weg en ten tweede zorg ervoor dat je om half tien hier weer bent, want dan krijgen jullie instructies over de dropping.’ Maartje liep met haar groep naar hun hut. ‘Wat gaan we doen,’ vroeg Leo. ‘Ik wil eerst even douchen,’ antwoordde Liesbeth, ‘ik zit onder het zand, maar daarna kunnen we wel iets leuks gaan doen met z’n zessen.’ De groep spraken af dat ze eerst zouden gaan douchen en dat ze daarna met z’n allen naar de steiger aan het meer zouden gaan. Maartje pakte kleren uit haar tas en liep met Lizzy en Liesbeth naar de vrouwendouche twee hutten verderop. Het was een soort kleedkamer, zoals ze die op school kende, alleen zat deze in een apart huisje. De omkleedkamer had haakjes en bankjes waar je kleren op kon hangen. De doucheruimte had vele douches en dat was maar goed ook, want het was er druk. Blijkbaak waren anderen ook op het idee gekomen om te gaan douchen, want het was er druk. Gelukkig duurde het niet lang en een half uur later, stonden de dames alweer aangekleed buiten. Ook de jongens waren net klaar en met z’n allen liepen ze naar de steiger.

6
‘Oké, is iedereen er? Dan kan ik beginnen om jullie te vertellen wat de bedoeling bij deze dropping is.’ Voor de groep stond een begeleider van het kamp. Ze had een groene pet op en een bril die steeds van haar neus afzakte. Maartje zat met haar groep, achterin. Ze luisterde maar half naar de vrouw. Ze was veel meer bezig met het bekijken van de groepen. Het viel haar op dat iedereen bij zijn groep bleef en dat iedereen ook wel tevreden was met de groepen waar ze inzaten. ‘Goed, het volgende gaat er gebeuren. Jullie gaan met jullie groep in een bus en worden na een half uur rijden ergens gedropt. Jullie krijgen een landkaartje, twee zaklantaarns en een kompas mee. Daar moeten jullie het dus meedoen. Heeft iemand iets te vragen?’ Maartje keek naar de groep en wachtte op een vraag van één van haar klasgenoten. ‘Wat gebeurd er als we verdwalen,’ vroeg een meisje. ‘Jullie kunnen niet van ons terrein af, dat is afgezet met prikkeldraad. Het beste wat je dan ook kan doen, mocht je verdwalen met je groep is het volgende. Zoek het prikkeldraad op en loop langs het prikkeldraad verder. Uiteindelijk kom je altijd uit bij de poort van het kamp. Het is wel een langere route, maar zo kan je altijd de weg terugvinden. Heeft iemand anders nog vragen.’ De vrouw keek naar de groep, maar iedereen begreep wat de bedoeling was. ‘Mooi, nog even iets anders voor we weggaan. Wat er ook gebeurd, je blijft altijd als groep bij elkaar. Heeft iedereen dat begrepen?’ De klas knikte. ‘Goed, dan zal ik jullie de indeling geven. Hut 1 gaat in auto 1, hut 2 in auto 2 en zo gaat het verder. Ga nu maar met je groep naar de auto’s.’ Maartje en haar groep stonden op en liepen naar auto drie. Iedereen in haar groep had een rugzak met eten en drinken meegenomen. Maartje had haar eigen zaklantaarn ook in haar tas gestopt. ‘Als die anderen kapot gaan, hebben we in ieder geval nog licht,’ had ze gedacht. ‘Maartje, kom nou. We gaan weg.’ Peter zat druk gebarend in de auto naar Maartje te roepen. ‘Ik kom al,’ riep ze terug. Toen iedereen in de auto zat, vertrok de groep. De ramen van de auto waren van binnen afgeplakt en niemand kon zien waar ze langs reden. ‘Spannend,’ riep Lizzy zenuwachtig uit. Maartje hield haar vriendin aan haar arm vast. ‘Ach, ik ben niet bang hoor,’ zei Leo stoer. De groep lachte, maar aan de stemmen was te horen dat iedereen wel een beetje zenuwachtig was voor de dropping. Na een klein halfuurtje te hebben gereden, stopte de auto opeens. De deuren werden geopend en de begeleider liet de groep eruit. ‘Dit is jullie beginpunt,’ zei de man, ‘veel succes en blijf altijd bij elkaar.’ ‘Is het mogelijk dat we een andere groep tegenkomen,’ vroeg Liesbeth. ‘Het blijft altijd mogelijk, maar ik denk dat het onwaarschijnlijk is. De groepen worden namelijk op verschillende plaatsen gedropt en als je de anderen wil tegenkomen, moet je heel ver uit de richting gaan lopen en dat zou dom zijn. Maar ga nou maar, dan zijn jullie des te eerder terug.’ De groep nam afscheid en keek om zich heen. Ze stonden in een donker bos. Maartje keek naar boven en zag door de bomen een heldere maan opduiken. ‘Waar gaan we langs,’ vroeg Lizzy. Henk-Jan stond met het kaartje in zijn hand, terwijl Leo en Peter ernaast stonden. ‘We kunnen gewoon de auto sporen volgen,’ merkte Maartje op. ‘Ja, maar dan loop je helemaal om,’ zei Henk-Jan, ‘Ze hebben ons met een grote omweg naar deze plaats gebracht en het zou dom zijn om die weg terug te lopen.’ ‘Wat moeten we dan doen,’ vroeg Leo. ‘Op het kaartje staan verschillende punten die je kunnen helpen voor het terugvinden van de weg. Met het kompas kunnen we die punten één voor één gaan opzoeken, zodat we uiteindelijk bij het meer uitkomen en van daaruit is het kamp heel gemakkelijk te vinden.’ Henk-Jan wees met zijn vinger de weg aan, die hij had bedacht. Iedereen was het ermee eens, dat het de snelste route was. ‘Maar wie kan er kompas lezen?’ vroeg Leo. ‘Ik,’ zei Henk-Jan, ‘ik heb jarenlang bij de scouting gezeten.’ ‘Goed, dan ben jij onze wegwijzer,’ zei Peter. ‘Oké dan gaan we maar gelijk weg, want we staan hier alweer vijf minuten.’ Maartje pakte haar tas op en deed die op haar rug. Ze volgde Henk-Jan die voorop met Peter liep. Leo slofte achter de twee jongens aan, terwijl de dames met hun zaklantaarn achteraan liepen. Henk-Jan had niet gelogen toen hij zei dat hij wel met een kompas kon werken. Na een half uur lopen, kwam de groep al aan bij het eerste punt. ‘Zullen we even rusten,’ vroegen de dames vermoeid. ‘We kunnen beter doorlopen,’ zei Peter. ‘Ja, maar ik heb honger en dorst,’ zei Liesbeth. ‘Goed, we blijven vijf minuten en dan gaan we verder.’ Henk-Jan deed zijn tas van zijn rug af en ging op de grond zitten. ‘Wil iemand wat drinken,’ vroeg Maartje. Ze pakte uit haar tas pakjes drinken en deelde deze uit. Stil genoot de groep van het eten en drinken. Na tien minuten moesten ze toch echt verder, vond Henk-Jan. Ze stonden weer op en liepen verder. ‘Hoe lang is het nog,’ vroeg Maartje die naast Henk-Jan was gaan lopen. ‘Ik denk dat we nu bijna op de helft zitten,’ schatte Henk-Jan. ‘O, hoeveel punten komen we dan nog tegen?’ ‘Nog twee, voordat we bij het meer zijn.’ Ze liepen over drassig grond met vele takken, het verbaasde dan ook niemand dat het tweede gedeelte van de dropping erg langzaam ging. ‘Is iedereen er nog,’ riep Henk-Jan naar achteren. ‘Ja, loop maar gewoon door,’ hoorde hij een jongensstem terugroepen. ‘Heb je zin om maandag weer naar school te moeten,’ vroeg Maartje. ‘Ach, het is de laatste week voor de grote vakantie,’ antwoordde haar buurman. ‘Ja, maar word je niet zat van die pesterijen die je op school over je heen krijgt.’ ‘Ja, maar wat kan ik daar aan doen.’ Maartje merkte dat Henk-Jan er liever niet over wou praten en liet zich daarom maar naar achteren afzakken. Ze stond te wachtten op de rest. ‘Schiet nou op,’ riep ze naar de achterblijvers. Ze sprong in de lucht om ze aan te moedigen, maar ze had niet door dat er een tak onder haar voet lag. Met een klap viel Maartje op de grond. Ze schreeuwde van de pijn en greep naar haar enkel. Henk-Jan had het geschreeuw gehoord en was meteen teruggelopen, ook de anderen waren snel naar Maartje toe gerend. ‘Heb je veel pijn,’ vroeg Peter. Maartje huilde en zei dat haar enkel dubbel ging bij het landen. Henk-Jan trok voorzichtig Maartjes broek omhoog. ‘Hij is niet gebroken,’ concludeerde hij, ‘maar je hebt hem goed verzwikt. Kan je er op staan?’ Maartje schudde van nee, maar probeerde het toch. Peter en Leo ondersteunde Maartje, maar toen ze haar voet neerzette, schreeuwde ze het uit van pijn. ‘Wat gaan we nu doen,’ vroeg Lizzy ongerust. ‘Een aantal van ons moeten hulp gaan halen,’ zei Henk-Jan rustig. ‘Maar we moesten altijd bij elkaar blijven,’ zei Peter. ‘Ja,’ antwoordde Henk-Jan zijn teamgenoot, ‘maar Maartje kan er niet op lopen en we moeten nog te ver, dus dragen is ook geen optie.’ ‘Oké, misschien heb je gelijk, maar wie gaat er hulp halen?’ De groep keek elkaar aan, maar niemand wist wie er moest gaan. ‘Het lijkt mij het beste als jullie met z’n vieren gaan,’ zei Henk-Jan, ‘ik leer jullie wel kompas lezen, zodat ik bij Maartje kan achterblijven.’ Henk-Jan pakte zijn kompas en liep met Peter naar een rustig plekje. ‘Hoe gaat het,’ vroeg Lizzy aan haar vriendin. ‘Slecht, het doet ontzettend veel pijn.’ Lizzy opende haar tas en haalde er een regenjas uit. ‘Hier, dan heb je het iets warmer.’ Ze gaf de jas aan Maartje, die het over haar benen legde. ‘Goed,’ zei Peter toen hij er weer aan kwam lopen, ‘we gaan het volgende doen; we zijn op een paar minuten lopen van het tweede punt af. Dus we gaan eerst met z’n allen naar dat tweede punt lopen. Leo, Henk-Jan en ik zullen Maartje daar heen dragen. Als we daar zijn, laten we Henk-Jan en Maartje achter en gaan wij hulp halen. Henk-Jan schat dat het dan nog een klein uurtje lopen is naar het kamp.’ ‘Waarom moeten wij Maartje eerst naar punt twee brengen,’ vroeg Leo. ‘Nou, dat begreep ik eerst ook niet,’ zei Peter, ‘maar Henk-Jan kwam met de opmerking dat we dan precies weten waar hun zijn.’ ‘Als jullie hulp hebben gehaald,’ onderbrak Henk-Jan Peter, ‘moeten jullie ook weer terug en het is gemakkelijker als jullie precies weten waar wij dan zijn.’ Leo begreep het en zo ging het ook gebeuren. Maartje werd door Leo en Peter ondersteund, terwijl Henk-Jan haar voeten omhoog tilde. Na een paar minuten kwamen ze bij het tweede punt aan. Er lag een wit paaltje op de grond en ernaast stond een bankje. ‘Wat een mazzel,’ zei Henk-Jan, ‘we hoeven niet op de grond te zitten.’ De jongens zetten Maartje op het bankje neer. ‘Zit je zo goed,’ vroeg Lizzy, die de regenjas weer over Maartje heen legde. ‘Ja, dank je wel.’ ‘Goed, wij gaan nu naar het kamp. We laten ons eten en drinken hier bij jullie, mocht het wat langer duren dan hebben jullie in ieder geval wat te doen.’ ‘Is goed, maar ga nu maar,’ zei Henk-Jan, ‘we hebben al veel vertraging op gelopen.’ Met z’n vieren liepen ze weg en na een paar minuten waren ze al uit het zicht verdwenen.

7
‘Nou, daar zit je dan,’ grapte Maartje, ‘ik wist niet dat een dropping zo leuk kon zijn.’ ‘Nee, zo heb ik ze ook nog nooit meegemaakt.’ Henk-Jan ging naast Maartje zitten en keek in de tassen van de anderen. ‘Wil je nog een extra trui,’ vroeg hij, toen hij in Leo’s tas een warme trui vond. ‘Wil jij hem niet dan?’ vroeg Maartje. ‘Nee, ik neem de regenjas uit Liesbeth haar tas al.’ Maartje pakte de trui aan. Ze deed haar jas uit en trok de trui over haar hoofd. ‘Zo, dit is een stuk warmer,’ zei ze toen ze haar jas weer aan had. ‘Mooi, wil je ook wat drinken.’ ‘Ja, graag. Ik verga van de dorst.’ Henk-Jan gaf haar een fles drinken en pakte er zelf ook één. ‘Hoe lang, denk je dat het gaat duren, voor ze hier weer zijn?’ ‘Henk-Jan staarde naar wat takken die op de grond lagen en zei dat het wel twee uur kon duren. ‘Ze moeten er eerst eens zien te komen,’ zei hij, ‘en ik heb Peter wel uitgelegd hoe het kompas werkt, maar ik weet niet of hij hem nu goed gebruikt.’ ‘O,’ zei Maartje. Ze keek om zich heen en hoewel ze in een donker bos waren, kwam er toch genoeg licht van de maan door de bomen. ‘Ik heb een zaklamp bij me,’ zei ze opeens. ‘Waar,’ vroeg Henk-Jan. ‘Hij zit in het voorvakje van mijn tas.’ Henk-Jan stond op en liep naar Maartje haar tas. ‘Hij zit daar ergens,’ zei ze tegen Henk-Jan die druk aan het zoeken was. ‘Ik heb hem al!’ Hij ging weer zitten met de lamp in zijn handen. ‘Dan hebben we in ieder geval wat licht,’ zei hij, terwijl hem aandeed.
Minutenlang bleef het stil tussen de twee klasgenoten. Maartje keek naar de bomen en bedacht wat ze tegen hem moest zeggen. Henk-Jan speelde ondertussen met de zaklamp en lette niet op Maartje. ‘Henk-Jan?’ ‘Ja, wat is er?’ ‘Ben jij boos op mij?’ ‘Nee,’ zei Henk-Jan, die zich naar Maartje toedraaide, ‘waarom moet ik boos zijn op jou?’ ‘Nou, omdat ik een tijdje terug op school tegen die jongens zei dat ik je een sukkel vond en omdat ik aan Lizzy vertelde dat jou gedicht over mij ging.’ ‘O, ik weet het niet. Het is niet dat ik boos ben, maar ik baal er alleen van.’ ‘Hoezo dan?’ ‘Omdat ik dacht dat jij anders was. Ik dacht dat jij me aardig vond, maar dat dacht ik dus fout. Ik dacht ook dat we vrienden waren, maar toen jij mij zo voor schut zette op de gang, wist ik wel beter.’ ‘Dat begrijp ik, maar je moet weten dat ik het niet zo had bedoeld.’ ‘O en hoe bedoelde je het dan?’ ‘Ik zei het alleen maar omdat ik bang was dat ze mij ook gingen pesten, ik durfde niet te zeggen dat ik jou aardig vond.’ Henk-Jan stond op en ging voor Maartje staan. ‘Beschouwde jij mij dan als een vriend?’ vroeg hij aan haar. ‘Ja, ik vond van wel.’ Henk-Jan zijn gezicht veranderde en Maartje begreep dat ze iets verkeerds moest hebben gezegd. ‘Dan ben ik wel heel erg benieuwd wat jij onder de term “vrienden” verstaat, want wat jij hebt gedaan doen echte vrienden niet.’ ‘Ja, maar ik zeg toch dat ik bang was dat ze mij ook gingen pesten.’ ‘Dat was nog altijd beter dan dat achterbakse gedrag. Vrienden komen voor elkaar op en die zijn niet bang om met elkaar gezien te worden. Jij bent geen vriendin van mij, je schaamde je voor mij en waarom eigenlijk? Ben ik nou zo erg?’ Henk-Jan was druk aan het schreeuwen tegen Maartje, die niet wist wat ze moest zeggen. ‘Je bent niet erg…’ ‘Nee,’ onderbrak Henk-Jan ha
Oud 22-07-2002, 00:42
battlestar
Avatar van battlestar
battlestar is offline
idd supertramp - the logical song
Oud 22-07-2002, 00:45
kaleidoscope
kaleidoscope is offline
[QUOTE]Rhinus schreef:
[B]"Maartje en de jongen van de schoolkrant" door Jolanda Robben

[SIZE=1]1
‘Maartje opstaan, je moet naar school.’ Maartje kwam met haar hoofd boven de dekens en zag dat haar moeder bij de deur stond. ‘Nou, opschieten. Straks ben je weer te laat.’ Maartje knikte en kroop langzaam uit bed. Jeetje wat was ze nog moe, het leek wel alsof de hele nacht had wakker gelegen. Ze pakte haar kleren en liep naar de douche. ‘Vandaag maar even snel wassen, anders red ik het nooit,’ dacht ze terwijl ze met haar hoofd onder de kraan dook. ‘Maartje, waar blijf je nou! Lizzy staat beneden al op je te wachten, schiet nou toch eens op!’ Maartje schreeuwde naar haar moeder dat ze er al aan kwam en dat Lizzy maar even moest wachten. ‘Ik moet alleen nog mijn haren kammen of wil je dat je dochter onverzorgd de deur uitgaat?’ ‘Nee, ik wil dat mijn dochter een keer op tijd opstaat, zodat we dit niet elke ochtend hoeven te bespreken.’ Maartje wist dat haar moeder gelijk had, maar zij kon er ook toch niks aandoen dat haar wekker niet hard genoeg afging.
Maartje pakte haar tas en liep de trap af, richting de keuken. Ze pakte het broodje dat haar moeder voor haar had gesmeerd en nam er een hap van. ‘Mam, ik ga,’ zei ze met volle mond, ‘ik ben om twee uur vrij, tot vanmiddag.’ Maartje liep naar buiten, waar Lizzy al een aantal minuten stond te wachten. ‘Zo zo,’ zei haar vriendin spottend, ‘mevrouw is maar tien minuten te laat vandaag, een nieuw record.’ ‘Haha, lach jij maar. Ik kan er toch niks aan doen als mijn wekker niet afgaat of als mijn moeder me zo laat roept. Ze moeten die scholen gewoon niet zo vroeg laten beginnen. Als ze nou de eerste les om tien uur laten beginnen, dan zou ik elke dag op tijd zijn.’ ‘Nou, zullen we nu dan maar gaan. We hebben het eerste uur namelijk De Bruin en bij hem ben ik liever niet te laat.’ Maartje pakte haar fiets en reed met Lizzy de straat uit. Gelukkig woonden ze maar vijf minuten fietsen van school.
‘Wist je dat we een nieuwe jongen in de klas krijgen,’ zei Lizzy. ‘Nee, wie dan?’ ‘Ik weet het niet, ik hoorde het van iemand uit de tweede. Ik weet alleen dat hij uit in een dorp buiten de stad heeft gewoond en dat hij dus nu bij ons in de klas komt.’ ‘Het zal mij benieuwen, ik hoop dat het een beetje een leuke jongen is, dat kunnen we wel gebruiken in die klas van ons.’ Lizzy lachte om haar vriendin. Toen ze het schoolplein opreden ging net de bel, ze plaatsten hun fietsen in het fietsenrek en liepen snel naar binnen. Ze hadden het eerste uur Nederlands van De Bruin. Het was een strenge leraar, bij wie niks mocht en bij wie te laat komen al helemaal uit den boze was. ‘Gelukkig, we zijn nog op tijd,’ zei Maartje toen ze zag dat de lokaaldeur nog open stond. Ze liepen de klas in en zochten hun plek op. De klas was onrustig en het viel Maartje op dat De Bruin er nog niet was. Ze keek om haar heen en zocht naar een gezicht die ze nog nooit had gezien, maar ze zag de nieuwe jongen niet. ‘Heb jij hem al gezien,’ vroeg ze aan de jongen die achter haar zat. ‘Nee, maar volgens Peter is het een ongelofelijke sukkel. De Bruin is hem nu aan het ophalen bij de directeur, dus we zullen het zo wel zien.’ Maartje draaide zich weer om en pakte haar boeken uit haar tas. Ze wou net iets tegen Lizzy zeggen, toen er drie mensen de klas in kwamen lopen. De man voorop kende Maartje een beetje, ze wist dat het de directeur was, maar voor de rest had ze nog niks met hem te maken gehad. Achter hem liep De Bruin, hij keek streng de klas in en zonder wat te hoeven zeggen, was iedereen stil. De derde die de klas in kwam lopen, had Maartje nog nooit gezien. Het was een blonde jongen met een bril en grote oren. De klas begon te gniffelen toen ze hun nieuwe klasgenoot zagen. ‘Wat een sukkel,’ hoorde Maartje een jongen zeggen. ‘Stil,’ riep De Bruin, ‘ik wil jullie aan iemand voorstellen. Klas dit is Henk-Jan, hij is jullie nieuwe klasgenoot. Hij komt van een scholengemeenschap buiten de stad en hij wil hier opnieuw beginnen. Ik ga ervan uit dat jullie hem zullen opnemen in jullie klas en dat jullie hem een beetje wegwijs maken op onze school.’ Maartje keek naar Lizzy, die haar vinger in de keel stak. ‘Jeetje, wat zeurt De Bruin weer,’ probeerde Maartje zo zachtjes mogelijk te zeggen, maar het was niet zachtjes genoeg. ‘Maartje, wat is er zo interessant dat jij mij moet onderbreken? Zou je het even tegen de rest van de klas willen zeggen.’ Maartje werd rood toen ze de stem van De Bruin hoorde. ‘Eh..nee meneer.’ ‘Wat nee?’ ‘Nou…eh…ik hoef het niet…eh….tegen de rest van de klas te vertellen.’ Maartje staarde naar haar boeken die voor haar lagen. ‘Nou goed, maar om te voorkomen dat je mijn les nog een keer verstoord kom je voor de rest van het jaar hier vooraan zitten. Pak je spullen en schiet een beetje op, ik heb niet uren de tijd.’ Maartje pakte snel haar tas weer in en liep naar voren. Ze ging zitten aan de tafel die voor het bureau van De Bruin stond. ‘Goed, ik geloof dat je nu wel stil zult blijven. Henk-Jan, ga jij maar naast Maartje zitten, zij zal je de komende dagen wegwijs maken door onze school.’ Maartje keek kwaad naar De Bruin. Ze wou er tegen ingaan, maar het gezicht van haar leraar zei al genoeg. De klas begon weer te lachen. Naast haar was de nieuwe jongen gaan zitten. ‘Hoi, ik ben dus Henk-Jan,’ zei hij sullig. ‘Ja, dat hoorde ik net al,’ zei Maartje kortaf. Ze baalde dat ze de rest van het jaar vooraan moest zitten naast die sukkel en ze vond het al helemaal dom dat ze van De Bruin die ‘nieuwe’ moest rondleiden. ‘Hij kan het toch wel alleen,’ dacht ze. Dat had zij immers ook moeten doen toen ze een paar maanden terug op haar nieuwe school kwam. De directeur was ondertussen weer vertrokken en de les Nederlands begon. ‘Goed, pak allemaal jullie boeken en ga naar bladzijde 87. Henk-Jan, ik zal jou na de les je boeken wel even geven, kijk nu nog maar even mee met Maartje.’ Henk-Jan schoof zijn stoel dichterbij. Maartje legde het boek in het midden, maar keek niet naar de bladzijden. ‘Hij moet op bladzijde 87,’ zei Henk-Jan. ‘Nou, dan zorg je toch dat hij op de juiste bladzijde ligt of mankeert er iets aan je handen.’ De jongen werd verlegen en bladerde vlug in het boek. De Bruin las voor, maar Maartje hoorde niet wat hij zei. Ze staarde naar buiten en keek zo nu en dan eens naar haar nieuwe klasgenoot. Ze vond dat hij een veel te grote bril op had en dat hij wel een erg bleek gezicht had, ondanks de rode pukkels die over zijn hele gezicht zaten. ‘Gatver, er zit een dikke puist in zijn oor,’ zag Maartje. Ze keek nog eens beter; het was een dikke rode die op elk moment uit elkaar kon knappen. Ze draaide haar hoofd de andere kant op, toen Henk-Jan haar aankeek. Hij werd rood en probeerde dat te verbergen door weer in het boek te kijken. ‘Oké Maartje, lees jij maar even verder.’ Maartje schrok op en keek naar De Bruin. ‘Nou opschieten of let je weer eens niet op. In dat geval blijf je maar een uurtje na, dan weet ik zeker dat je in het vervolg wel op zult letten.’ Maartje keek in het boek en zocht naar de woorden die ze het laatst had gehoord, maar ze wist het niet. ‘Nou Maartje wat gaat het worden, gaan we lezen of komen we een uurtje terug?’ Maartje keek naar Henk-Jan, hij legde zijn vinger op het boek en wees een regel aan. ‘Op goed geluk,’ dacht Maartje en ze begon te lezen waar Henk-Jan zijn vinger had liggen. ‘Voor het schrijven van een verhaal…’ begon ze. Ze hoorde dat De Bruin niks zei en ze wist dat ze de juiste regel had. Ze las verder en keek ondertussen even snel naar Henk-Jan. ‘Goed, zo is het wel genoeg,’ zei de Nederlands leraar na twee minuten, ‘het is bijna tijd, dus ik wil nog even snel het huiswerk doorgeven. Volgende week maandag hebben jullie een toets, maar dat had ik al gezegd. Hij telt zwaar mee, dus zorg dat je goed leert. Oké, dat was het voor vandaag, Henk-Jan blijf jij nog even.’ Maartje pakte haar tas snel in en liep als eerste de klas uit..
Buiten het lokaal bleef ze wachten op Lizzy, die als een van de laatste het lokaal uit kwam lopen. ‘Gelukkig, dat hebben we ook weer overleefd,’ zei Lizzy, ‘hij moest jou vandaag wel hebben, hè?! Ik kan niet geloven dat we het hele jaar niet meer naast elkaar mogen zitten. Jij hebt tenminste nog mazzel dat die Henk-Jan naast jou zit, ik moet nu het hele jaar alleen zitten.’ ‘Nou, wat een geluk zeg. Het is een ongelofelijke sukkel. Ik kan niet geloven dat ik van De Bruin die jongen moet rondleiden. Denk ook maar niet dat ik dat ga doen.’ Lizzy moest lachen om haar vriendin die haar grote mond weer had teruggevonden. Ze kende haar vriendin goed en ze wist dat ze heel stoer kon praten, maar dat ze eigenlijk helemaal niet zo stoer was. ‘Zullen we naar verzorging gaan, daar zitten we in ieder geval nog wel naast elkaar.’ Maartje en Lizzy liepen de school door naar het volgende lokaal. Ze praatten nog wat na over de les Nederlands. ‘Eh…Maartje,’ hoorde Maartje ineens iemand zeggen. Ze draaide zich om en zag dat Henk-Jan naar haar toe kwam rennen. In zijn handen had hij zijn Nederlands boeken en aan zijn schouder hing zijn tas. Maartje wou doorlopen, maar hij had haar al zien omdraaien. ‘Maartje, je zou me toch rondleiden, dat moest van meneer De Bruin.’ ‘Eerlijk gezegd,’ begon Maartje, ‘ heb ik daar helemaal geen zin in, maar aangezien De Bruin het zei, zal ik het maar moeten doen hè?’ De jongen knikte en kreeg een glimlach op zijn gezicht. ‘Goed,’ zei Maartje, ‘dit is nou de gang en dat daar noemen we hier een lokaal.’ Ze wees naar een deur waar een klas naar binnen ging. ‘Dat is eigenlijk het enige wat jij moet weten. O nee, ik vergeet de kantine, die kun je vinden door de bordjes met het woord ‘kantine’ erop te volgen. Zo, nou weet jij alles wat je moet weten en nu kan ik rustig met Lizzy naar het volgende lokaal, doei.’ De jongen werd rood van Maartjes woorden. Hij begon te stotteren en wou wat zeggen, maar Maartje liep samen met Lizzy verder. Lizzy moest lachen om Maartje, die Henk-Jan keihard had aangepakt. ‘Je hebt gelijk, het is een sukkel,’ lachte Lizzy. De twee vriendinnen liepen de gangen door richting het lokaal. Achter hun aan slofte Henk-Jan. ‘Dames, een beetje doorlopen,’ hoorde ze De Vries zeggen, ‘ik wil beginnen.’ De meisje liepen snel het lokaal binnen en zochten een plaatsje op.
De les verzorging liep zoals hij altijd ging, chaotisch en saai. Maartje en Lizzy hadden de gehele les met hun achterburen gepraat, terwijl mevrouw De Vries iets aan het uitleggen was. ‘Dit is echt het saaiste uur dat wij hebben,’ zei Lizzy. De Vries hoorde dat er iemand praatte en ze stopte zelf even met voorlezen. Ze keek de klas door, maar kon de dader niet vinden en begon weer verder met voorlezen. ‘Waarom moet zij dit toch altijd voorlezen,’ merkte Maartje op, ‘we kunnen zelf toch wel lezen wat er staat en dat is niet echt interessant.’ ‘Toch zijn er ook mensen, die het niet met je eens zijn,’ zei Lizzy. Maartje begreep haar vriendin niet en ze keek de klas door. Overal zaten groepjes mensen te praten en niemand leek op te letten. ‘Over wie heb je het,’ vroeg Maartje aan haar vriendin. ‘Aan die sukkel van jou, hij vindt het wel interessant, want hij leest gewoon mee.’ Maartje keek naar Henk-Jan die met zijn gezicht in het boek keek. ‘Lizzy heeft gelijk,’ dacht Maartje, ‘er is toch iemand die het gezeur van De Vries interessant vindt.’ Maartje vertelde aan haar achterburen wat Lizzy had gezien en al snel ging het de hele klas door. ‘Psst, die nieuwe vindt verzorging leuk, wat een mietje.’ Binnen vijf minuten zat de hele klas om Henk-Jan te lachen. De Vries kreeg door dat er iets aan de hand was in de klas. ‘Wat is er zo grappig,’ vroeg ze aan de klas. Niemand gaf haar antwoord, er werd alleen zo af en toe ergens in de klas zachtjes gelachen. ‘Zijn jullie uitgelachen, dan kan ik tenminste verder gaan,’ reageerde De Vries geïrriteerd. De les verliep verder zonder incidenten, maar het was gelijk al duidelijk dat Henk-Jan niet populair zou gaan worden.
Maartjes klas had die dag zes uur les en elk uur verliep de les weer hetzelfde. De leraar legde iets uit, terwijl de klas aan het praten was, alleen Henk-Jan lette alle lessen op. Om twee uur was de klas vrij en zoals elke schooldag bleven Maartje en Lizzy nog wat napraten op het schoolplein. ‘Ik kan niet geloven dat hij de lessen leuk vindt,’ zei Maartje tegen een klasgenoot, ‘elke leraar doet hetzelfde en elke keer kun je wat ze zeggen ook terugvinden in het boek, dat ga je dan toch saai vinden.’ Lizzy kwam bij het groepje staan en mengde zich in het gesprek. Ze vertelde wat ze in de kleine pauze van een leerling had gehoord. 'Ingrid uit 3b, je weet wel, dat meisje met die blonde haren en die zwarte bril...’ ‘Oh je bedoelt dat meisje die een broer in de vijfde heeft zitten.’ ‘Ja, die. Nou die vertelde mij dus in de pauze dat ons Henkie op zijn oude school in de redactie van een soort schoolkrantje zat en nu blijkt dat hij op onze school ook zo’n krant wil oprichten. Het blijkt zelfs al dat hij er met De Bruin van Nederlands over heeft gepraat en die vond het een goed idee.’ Maartje bekeek haar nieuwe klasgenoot en zocht iets in hem, wat op een schrijver leek. ‘Ik had niet verwacht dat hij zou schrijven,’ kwam ze tot de conclusie, ‘het leek mij meer zo’n computernerd.’ Lizzy knikte. ‘Maar goed, weet je wat die Ingrid mij ook vertelde en dat is het leukste aan het hele verhaal. Hij blijkt ook poëzie te schrijven.’ ‘Poëzie?’ vroeg Maartje. ‘Ja, je weet wel, gedichten. Zo van: ik houd van jou en ik blijf je trouw.’ ‘Ja, ik weet wel wat je bedoelt, maar dat is toch niet erg. Ik schrijf soms ook wel gedichten, dat is toch niet vreemd?’ ‘Nee, maar jij bent toch een meisje,’ zei een jongen die het gesprek had meegeluisterd. ‘Ja, misschien is dat is wel zo.’ Maartje keek nog eens naar Henk-Jan, die in het fietsenrek zijn fiets pakte. Hij bond zijn tas behendig onder de rode snelbinders en reed het schoolplein af. ‘Lizzy, wij moeten ook gaan. Ik had tegen mijn moeder gezegd dat ik gelijk naar huis zou komen.’ Lizzy en Maartje namen afscheid van de jongen en liepen naar de fietsen. ‘O, was ik het bijna vergeten,’ zei Lizzy, ‘ik kan niet met je terugfietsen, ik moet namelijk na mijn oma en dat is de andere kant op.’ ‘Oké, haal je me morgenvroeg om acht uur op.’ ‘Ja, ben jij morgen dan een keer op tijd klaar.’ ‘Ja ja, ik zal het proberen, tot morgen.’ De vriendinnen reden het schoolplein af en gingen beide een andere kant op.
Toen Maartje de straat in kwam rijden, zag ze dat het oude huis wat al jaren leegstond, weer bewoond was. ‘Wie zal daar nou wonen,’ vroeg ze zich af. Ze reed de oprit van het huis op en zette de fiets tegen de muur. ‘Mam, ik ben thuis,’ schreeuwde ze, toen ze de keuken binnenliep. ‘Lieverd, ik ben in de woonkamer,’ hoorde Maartje haar moeder zeggen. Maartje gooide haar tas bij de trap en liep de kamer in. ‘Je raadt nooit wat ik vandaag op school heb beleefd…’ Maartje liep de kamer en ze stopte met praten toen ze zag dat haar moeder visite had. Op de bank zaten een man en een vrouw, ze had ze nog nooit gezien, maar toch kwamen ze haar wel bekend voor. ‘Maartje, dit zijn onze nieuwe buren, ze wonen hier sinds een week en ze kwamen even langs om kennis te maken.’ Maartje gaf de bezoekers een hand en ging op de bank zitten. ‘Dus jij bent nou Maartje, ik heb net al veel over je gehoord.’ De vrouw lachte naar Maartje, die ook even een glimlach op haar gezicht toverde. ‘Jij gaat toch ook naar het Tolberg college.’ Maartje knikte en vertelde dat ze in de 1E klas zat. ‘O, maar dan ken je onze zoon ook.’ ‘Wie is dat dan?’ vroeg Maartje nieuwsgierig. ‘Henk-Jan, hij moest vandaag voor het eerst naar school en als ik me niet vergis kwam hij ook in 1E, zo was het toch Jan?’ De man, die de hele tijd niks had gezegd, knikte en zei dat Henk-Jan in de mentorklas van meneer De Bruin kwam. ‘Wat leuk, dat is Maartjes mentor ook!’ Maartje kon niet geloven dat Henk-Jan bij haar in de straat was komen wonen. ‘Dan moet ik hem nog vaker zien,’ dacht ze bij zichzelf.

2
Maartje en Lizzy hadden zich in de kleedkamer verkleedt en liepen de gymzaal in. ‘Heb jij Henk-Jan al gezien,’ vroeg Lizzy. ‘Nee, als hij nog op tijd wil zijn, moet hij opschieten, want de les begint zo.’ De twee vriendinnen liepen naar een groepje meiden en wachtten daar op de gymleraar. ‘Rogge is ook altijd te laat, daar moeten ze iets tegen doen,’ zei Maartje, ‘als wij maar een paar minuten te laat zijn, moeten we meteen een uur terugkomen, terwijl de leraren kunnen doen wat ze willen.’ Maartje had het nog maar net gezegd, toen de deur openging. De leraar liep in sportkleren richting zijn klas en begon te tellen. ‘Oké, ik tel er 25, wie ontbreekt er?’ De leerlingen keken om zich heen om te zien wie er miste. ‘Henk-Jan is er niet, meneer,’ riep Lizzy. ‘Dat is jullie nieuwe klasgenoot toch?’ De klas knikte. ‘Goed, ik schrijf hem wel als afwezige op. Gaan jullie maar als warming-up drie rondjes rond de zaal rennen.’ Maartje en Lizzy zuchtte. ‘Dat is echt het domste wat er is, rondjes rennen. Dat is toch niet leuk, je wordt er alleen maar moe van,’ zei Maartje. Maartje had een hekel aan gymlessen en zeker als ze gewoon rondjes moesten rennen. ‘Dat Henk-Jan er niet is,’ merkte Lizzy verbaast op, ‘hij zit net twee dagen op school, dan ga je toch niet gelijk spijbelen.’ ‘Nee, dat lijkt me ook niet slim en hij is ook niet ziek, want ik heb hem vanmorgen de straat uit zien fietsen.’ ‘Dames, kletsen doen we maar een andere keer.’ De leraar keek Maartje en Lizzy strak aan, waardoor de meisjes gelijk stil werden. Na drie rondjes te hebben gerend, moest de klas gaan rekken en strekken. De leraar had ondertussen volleybalvelden klaargezet en hij legde aan de klas uit wat ze vandaag gingen doen. ‘Deze les gaan we alleen maar volleyballen, want over een paar weken is er weer een schooltoernooi. Vorige week heb ik jullie al in teams verdeeld en met dat team gaan jullie vandaag ook weer oefenen. Goed, team 1 speelt tegen team 3 op het achterste veld en team 2 speelt tegen team 4 op dit veld. Team 5 zit eerst aan de kant. We spelen wedstrijden van vijf minuten, dus begin gelijk, anders is de tijd alweer om. Oké, beginnen maar.’ Maartje zat in team 5, terwijl Lizzy in team 1 zat. Maartje ging op een bankje zitten en keek na de wedstrijd van haar vriendin. ‘Peter,’ vroeg Maartje aan de jongen die naast haar zat, ‘weet jij waar Henk-Jan is, hij was toch wel op school?’ ‘Ja, ik heb hem nog zien lopen. Ik heb alleen geen idee waar hij nu kan zijn.’ De leraar liep langs de veldjes en gaf hier en daar aanwijzingen. ‘Anke, je kan die bal beter met twee handen terug slaan, dan kan je beter sturen en Pierre speel nou eens een keer over, je hoeft de bal niet gelijk terug te slaan, je speelt in een team, maar daar een keer gebruik van.’ De jongen luisterde niet naar de aanwijzingen van de leraar en sloeg de eerstvolgende bal gelijk weer over het net. ‘Rogge, kan net zo goed tegen doven praten, want ze luisteren toch niet,’ zei Liesbeth, het tweede meisje in Maartjes team. Maartje vond dat zij een leuk team hadden, want Peter, Rob en Liesbeth waren immers goed in balsporten, alleen zij en Leo misten de bal nog wel eens een keertje, maar dat maakte volgens Maartje niet zoveel uit. ‘Meneer, tegen wie mogen wij zo meteen spelen,’ vroeg Liesbeth. ‘Even kijken, jullie beginnen over twee minuten jullie eerste wedstrijd tegen team 1.’ Maartje vond het leuk om tegen Lizzy te mogen beginnen en ze verheugde zich nu al op de wedstrijd. Net toen Maartje en haar team mochten gaan volleyballen, kwamen er twee mensen de sportzaal inlopen. Maartje draaide zich om en zag dat De Bruin met Henk-Jan richting Rogge liepen. Ze praatten wat, maar niemand kon verstaan wat ze zeiden. ‘Jeetje, hij is op tijd,’ grapte Leo. Maartje moest lachen, maar ze schrok toen ze zag dat De Bruin haar kant op kwam lopen. ‘Maartje, kom je even mee. Ik moet even met jou praten.’ Maartje volgde haar mentor naar de kleedkamer. Ze vroeg zich af wat er kon zijn, maar ze durfde het nog niet te vragen. ‘Maartje, wat heb ik jou maandag in de les gevraagd.’ Maartje dacht na. ‘U heeft gezegd dat ik vooraan moest zitten…’ ‘Nee, niet zo bijdehand doen, wat heb ik jou gevraagd om te doen.’ ‘Ik weet het niet meer,’ zei Maartje zachtjes. ‘Dat blijkt, want ik had jou gevraagd of jij Henk-Jan een beetje wegwijs wilde maken op onze school, maar hoe kan het dan dat Henk-Jan het gymlokaal niet kon vinden?’ ‘Eh…dat weet ik niet, maar ik heb hem wel rondgeleid.’ ‘Onder een rondleiding versta ik niet: dit is een lokaal en dat is de kantine. Ik had je duidelijk gevraagd of je hem de komende dagen een beetje mee wou nemen, zodat hij zich thuis zou voelen op onze school, maar dat heb jij niet gedaan. Wat gaan we daar nu aan doen?’ Maartje staarde naar de grond en zei dat ze niet wist wat ze nou moest gaan doen. ‘Nee, je weet het niet. Jij gaat zo meteen naar Henk-Jan en je zegt tegen hem dat het je spijt dat je zo lullig hebt gedaan. Daarnaast ga je hem alsnog op een normale manier rondleiden door onze school en als ik nog één keer van Henk-Jan hoor, dat je lullig tegen hem doet, dan kom je een hele week terug bij mij en dan weet ik wel een leuk klusje die jij dan mag gaan doen, heb je dat begrepen?’ Maartje was geschrokken van de harde stem van De Bruin. ‘Eh…ja, dat heb ik…eh…begrepen.’ ‘Goed en ga nu snel terug naar de les, want je hebt alweer wat gemist. Denk erom dat ik je in de gaten houdt.’ Maartje knikte en rende terug de gymzaal in. De tweede wedstrijd was net afgelopen en Maartje moest met haar team tegen team 2 spelen. ‘Wat zei De Bruin?’ vroeg Peter, maar Maartje had geen zin om antwoord te geven. ‘Niks, bijzonders. Kom laten we gaan volleyballen.’ Maartje liep het veld in en pakte de bal.
De rest van de gymles dacht Maartje niet na over de woorden van De Bruin. Henk-Jan was door Rogge bij haar in het team ingedeeld. Ze had nog geen excuses aangeboden, maar ze had zich voorgenomen om dat pas na de les te gaan doen. Na de les liep Maartje naar de kleedkamer, ze kleedde zich snel om en liep het lokaal uit. ‘Maartje, wacht je niet even op mij,’ vroeg Lizzy. ‘Nee, ik moet nog wat doen. Ik zie je straks wel bij Engels.’ Maartje deed de deur open en ging voor de kleedkamer van de jongens staan wachten op Henk-Jan. ‘Waarom moet ik die jongen rondleiden,’ dacht ze bij zichzelf, ‘ik mag die hele jongen niet eens.’ Henk-Jan was de laatste die de kleedkamer uit kwam lopen en hij schrok toen hij Maartje zag staan. ‘Wat doe jij hier,’ vroeg hij aan haar. ‘Ik moest van De Bruin sorry tegen je zeggen, dus bij deze.’ ‘O, bedankt,’ zei Henk-Jan voorzichtig. Hij wou weglopen, maar Maartje liep achter hem aan. ‘Ik heb moeten beloven dat ik je alsnog zou gaan rondleiden, dus vind je het erg als ik met je meeloop naar het volgende lokaal.’ ‘Nee, dat maakt mij niet uit.’ Maartje ging naast Henk-Jan lopen, die nog niet kon begrijpen waarom Maartje ineens zo aardig tegen hem deed. ‘Is het je al gelukt om een schoolkrant te beginnen,’ vroeg ze aan hem. Hij stopte en keek haar verbaasd aan. ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Dat hoorde ik van iemand, maar lukt het al een beetje?’ Ze liepen verder en Henk-Jan vertelde dat hij volgende week met de directeur erover zou gaan praten. ‘De Bruin gaat dan ook mee,’ vertelde hij. ‘Heb je al meer leden of ben je nog alleen?’ ‘De Bruin kende een aantal leerlingen uit de hogere klassen die ook wel in een schoolkrant willen zitten. Dus we zijn nu al zeker met vijf mensen.’ Maartje knikte en keek voor haar uit. ‘In dit lokaal hebben we nu les.’ Ze liepen het lokaal in, de klas keek verbaasd naar het tweetal. Waarom liep Maartje bij die Henk-Jan? Maartje liep naar haar plaats toe en ging zitten. ‘Waarom liep je met hem mee,’ vroeg Lizzy aan haar vriendin. ‘Dat moest van De Bruin, hij vond dat ik niet goed mij best had gedaan om Henk-Jan het na zijn zin te maken en nu mag ik dat nog een keer doen. Doe ik het niet, dan mag ik een hele week terugkomen, dus ik heb eigenlijk geen keus.’ ‘Jippie, je bent nu zeker wel blij dat je met ons Henkie mag lopen?’ Maartje vertelde niet aan Lizzy dat hij eigenlijk best wel aardig was, ze zou haar toch niet geloven. ‘Ik ben er niet blij mee, zou jij dat zijn als je een sukkel moest rondleiden?’ zei ze stoer.
De dagen erna, liep Maartje tijdens elke leswisseling met Henk-Jan mee naar het volgende lokaal. In het begin deed ze het alleen omdat het moest, maar na een paar dagen vond ze het zelfs leuk. Ze ontdekte dat Henk-Jan heel slim en vooral heel aardig was. De klas begon daarentegen langzamerhand met het pesten van Henk-Jan. Ze scholden hem uit voor brilaap en sukkel, maar Henk-Jan trok zich er weinig van aan. Maartje zei er niks van, want ze wist dat de jongens die het deden, heel populair waren in de klas en als zij er wat van zou gaan zeggen, dan zouden ze haar ook gaan pesten. Henk-Jan had de school zover gekregen dat hij een schoolkrant mocht gaan beginnen. Maartje en hij praatten er veel over en ze vond het leuk om naar de verhalen van Henk-Jan te luisteren. De klas dacht dat Maartje alleen maar met Henk-Jan praatte, omdat ze dat van De Bruin moest, maar ze wisten niet dat Maartje Henk-Jan gewoon aardig vond. Ze vertelde het ook niet tegen anderen, want ze was bang dat ze dan niet meer populair zou zijn.
‘Maartje, zullen we vanmiddag wat af gaan spreken?’ Maartje stond met Lizzy te praten toen Henk-Jan eraan kwam lopen. ‘Ik wil je namelijk wat gedichten van mij laten lezen.’ Maartje keek naar Lizzy, die hard begon te lachen. ‘Sorry, ik kan niet,’ zei Maartje. ‘O, nou misschien dan een andere keer, doei.’ Henk-Jan liep weer weg en Lizzy begon te schateren. ‘Jeetje, wat een sukkel. Denkt hij nou echt dat je hem leuk vindt.’ Maartje lachte mee, maar ze vond het helemaal niet grappig. ‘Hé, Peter kom eens,’ riep Lizzy, ‘moet je nou eens horen wat Henk-Jan vroeg aan Maartje.’ De jongen kwam met zijn vrienden bij Lizzy en Maartje staan en Lizzy vertelde het hele verhaal opnieuw. ‘Hij denkt dat zij hem leuk vindt, wat een dombo of niet?’ De jongens begonnen te lachen. Maartje stond erbij, maar keek de hele tijd de andere kant op. ‘Ik zou maar oppassen,’ zei Peter, ‘ straks heeft hij een oogje op je en dan krijg je een liefdesgedicht van hem.’ ‘Peter, doe niet zo flauw,’ zei Maartje geïrriteerd. ‘Wat is er, vind jij hem ook leuk?’ Maartje had door dat Peter haar uit de kast aan het lokken was. ‘Tuurlijk vind ik hem niet leuk, wat denk jij dan. Het is gewoon een sukkel.’ Maartje keek vol trots naar de jongens, die begonnen te lachen. ‘Nou hoor je het eens zelf, Henkie.’ Maartje schrok en draaide zich om. Achter haar stond Henk-Jan, hij had tranen in zijn ogen en Maartje begreep dat hij had gehoord wat ze had gezegd. ‘Dus zo denk je over me,’ zijn stem trilde. Maartje wist niet wat ze moest doen, ze wou hem zeggen dat ze had gelogen, maar ze durfde het niet, want de jongens stonden lachend naast haar. Henk-Jan draaide zich om en liep hard weg. ‘Zo, die hoef je ook niet meer te zien,’ zei Lizzy opgelucht, ‘zag je dat hij bijna begon te huilen, wat een klein kind.’ ‘Ja,’ zei Maartje zacht. De jongens lachten om de hele gebeurtenis en renden het schoolplein op om het aan iedereen te vertellen. Maartje stond in de gang en wou dat het allemaal nooit gebeurd was.

3
‘Ding Dong.’ ‘Maartje, doe jij even open. Ik ben in de keuken bezig!’ Maartje liep de trap af naar de voordeur. ‘Wie komt er zo laat nog langs,’ dacht ze bij zichzelf. Maartje opende de deur. Voor haar stond Henk-Jan, hij schrok toen hij Maartje voor zich zag staan en ook Maartje had hem niet verwacht te zien. ‘Hoi,’ zei ze voorzichtig. ‘Hoi, zou jij dit bakje aan je moeder willen geven. Ik moest hem van mijn moeder even langs brengen.’ Maartje pakte het witte bakje aan en zei dat ze het wel zou geven. ‘Henk-Jan, ik wil nog even met je praten over vorige week, ik…’ ‘Je hoeft niks te zeggen,’ onderbrak hij haar, ‘je bent heel duidelijk geweest. Ik zal je ook niet meer lastig vallen. Ik moet nu weg, doei.’ Nog voor Maartje wat kon zeggen, liep Henk-Jan het grindpad af. Maartje bleef naar hem staan kijken. Ze baalde dat ze hem niet gewoon durfde te zeggen, hoe ze over hem dacht, maar ze was te bang dat haar klas erachter zou komen. Ze sloot de deur en liep naar de keuken. Haar moeder zat aan de keukentafel en was bezig met het breien van een sjaal. ‘Wie was er aan de deur,’ vroeg ze nieuwsgierig. ‘Henk-Jan, hij kwam dit bakje brengen.’ ‘O, zet het maar op de aanrecht, ik ruim het later wel op. Wat vind je van de sjaal, hij wordt mooi hè?’ Maartje knikte en liep naar boven. ‘Wil je niet even gezellig bij je moeder zitten!’ schreeuwde haar moeder haar tevergeefs na, maar haar dochter had andere dingen aan haar hoofd. Maartje liep naar haar slaapkamer en liet zich op haar bed vallen. Ze keek door het dakraam naar de sterren en dacht na over Henk-Jan. ‘Ik moet hem maar gewoon uit mijn hoofd zetten,’ kwam Maartje na een halfuur tot de conclusie.
‘Maartje, schiet je op. Ik wil niet weer te laat op school komen.’ Maartje liep naar de garage om haar fiets te pakken, buiten stond Lizzy al ongeduldig op haar te wachten. ‘Rustig, we komen heus wel op tijd.’ ‘Ja ja, schiet nou maar even op.’ Maartje liep met haar fiets in de hand over het grindpad de straat op. ‘Weet je wie ik net ook nog zag?’ zei Lizzy. ‘Nee, wie?’ ‘Je buurjongen, Henk-Jan. Hij fietste tien minuten geleden al naar school, wat moet hij daar toch zo vroeg?’ ‘Vandaag komt toch de schoolkrant uit, misschien moest hij nog wat doen.’ ‘O, dat kan.’ De vriendinnen fietsten de straat uit richting school. ‘Ik ben wel benieuwd wat er in die krant van hem komt te staan,’ zei Maartje. ‘Ja, misschien heeft hij wel een gedichtje geschreven, haha.’ ‘Doe niet zo dom. Ik schrijf toch ook, wat geeft het nou dat die jongen gedichten schrijft, ik vind het wel wat hebben.’ Lizzy dacht dat Maartje een grapje maakte, maar toen ze naar het gezicht van haar vriendin keek, zag ze dat Maartje bloedserieus was. ‘Sorry, ik bedoelde het niet zo,’ verontschuldigde Lizzy zich. ‘Het is al goed.’ De vriendinnen reden een leeg schoolplein op. ‘Shit, de bel is al gegaan. We moeten opschieten!’ De vriendinnen zetten hun fietsen snel weg en renden de school in. ‘Dames, waar komen wij zo laat vandaan?’ vroeg De Bruin, toen ze de les in kwamen stormen. ‘Sorry, maar mijn band was lek,’ loog Maartje, ‘dus die hebben we eerst op moeten pompen.’ ‘Nou, ga maar snel zitten. Ik wil beginnen.’ Maartje en Lizzy liepen naar hun plaatsen en wilden net gaan zitten toen De Bruin tegen Maartje begon te praten. ‘Maartje ik had toch gezegd dat je het hele jaar vooraan zou komen zitten of ben je dat vergeten.’ ‘Nee meneer, maar ik dacht dat ik tijdens mentorles wel gewoon naast Lizzy mocht zitten.’ ‘Dat heb je dan verkeerd gedacht, want jou plek tijdens mijn lessen is hier vooraan naast Henk-Jan.’ Maartje pakte haar tas op en liep naar voren. ‘Goed, dan kan ik nu eindelijk beginnen. Ik wil het vandaag met jullie over twee dingen gaan hebben. Het eerste is de schoolkrant. Henk-Jan gaat hem straks voor jullie ophalen, zodat jullie hem in het tweede gedeelte van de les kunnen lezen. Ik wil het eerst met jullie hebben over de schoolreis waar jullie al maanden naar vragen…’ Uit de klas klonk een luid gejuich. Iedereen had zin in het kamp dat aan het einde van het jaar zou gaan komen. ‘Stil!’ riep De Bruin, ‘ik wil er met jullie over praten, maar dan verwacht ik wel dat jullie stil zijn. Ik hoorde al dat jullie graag op een kamp zouden gaan en nou heb ik samen met mevrouw Luik van Aardrijkskunde, een leuke plek gevonden waar we heen kunnen gaan. Ik heb hier een papier en ik wil dat jullie dat aan je ouders laten lezen.’ De Bruin deelde een stapeltje papieren, met op het bovenste papier de naam van het kamp. ‘Lees het allemaal even rustig door, dan praten we zo meteen over de dingen die we tijdens die drie dagen kunnen gaan doen.’ Maartje pakte het papier dat De Bruin op haar tafel had gelegd en begon te lezen: “Ons kamp is geschikt voor schoolkinderen, door de vele activiteiten die we hebben. Bij het kamp is een zwembad en een groot meer aanwezig, daarnaast kan er ook een survival door de bossen worden gedaan. ’s Avonds is er tijd voor een groot kampvuur en tijdens de laatste nacht is er traditioneel een bonte avond, waarbij verschillende spelletjes kunnen worden gespeeld. Kortom op Kamp De Blauwe Bizon is het een feest voor elke leerling.” Maartje draaide zich om en zocht de blik van Lizzy, maar zij was druk bezig met het lezen van het verhaal. ‘Het ziet er leuk uit hè,’ vroeg Henk-Jan aan Maartje. ‘Ja, ik heb wel zin om daar heen te gaan.’ ‘Ik ook,’ zei Henk-Jan enthousiast. ‘Henk-Jan, haal jij alvast de schoolkranten op?’ Naast Henk-Jan stond De Bruin. ‘Ja, ik ga meteen.’ Henk-Jan stond op en liep de klas uit. Maartje dacht na over de schoolreis en bedacht wat voor kleren ze mee zou nemen voor die drie dagen.
Maartje had zo zitten nadenken, dat ze Henk-Jan niet eens had horen terugkomen. In zijn handen hield hij trots een doos vast. ‘Goed, kunnen we allemaal weer even stil zijn,’ vroeg De Bruin, ‘de eerste schoolkrant is namelijk af en Henk-Jan zal hem jullie persoonlijk overhandigen. Als je voor de volgende krant nog een verhaal, mop, strip of iets anders thuis hebt liggen, lever het dan in bij Henk-Jan, misschien dat je dan de volgende keer jouw verhaal leest.’ Henk-Jan liep door de klas en legde op elke tafel een exemplaar. Maartje kreeg als eerste haar krant en nieuwsgierig begon ze te bladeren. Er stonden verhalen in van bovenbouw leerlingen, een interview met een leraar en er stond een erg grappige strip in. Maartje vond het een leuke krant en zei tegen Henk-Jan dat hij het erg mooi had gemaakt. Met een glimlach op zijn gezicht, opende Henk-Jan zijn exemplaar. ‘Maar heb jij niks geschreven,’ vroeg Maartje aan Henk-Jan, ‘ik zie niks van jou erin staan.’ ‘Ik heb een gedichtje erin gezet, op bladzijde twaalf. Maartje zocht de bladzijde op en wou het gedichtje lezen. ‘Voor je het leest moet ik je eerst wat vertellen.’ ‘Wat dan,’ vroeg Maartje. ‘Het gedichtje gaat over jou,’ Maartje keek naar Henk-Jan. Had hij een gedichtje voor haar geschreven, waarom? ‘Oké, mag ik het nu lezen,’ vroeg ze aan hem, ‘of moet ik het lezen als jij er niet bij bent.’ ‘Ik heb het liever dat je het een andere keer leest, als ik er niet bij ben.’ Maartje begreep het en zei dat ze het gedichtje pas na de les zou gaan lezen. De rest van de les verliep volgens Maartje veel te langzaam. Het kostte haar moeite om het gedichtje niet te gaan lezen, maar ze had het hem beloofd. ‘Oké,’ zei De Bruin, ‘het is tijd. Vergeten jullie niet om het papier van het kamp thuis te laten lezen. Tot maandag!’ Maartje pakte haar spullen en liep met de schoolkrant in haar handen de klas uit. Buiten stond Lizzy te wachten. ‘Gelukkig, we hebben eerst pauze,’ zei ze toen Maartje aan kwam lopen, ‘wil je naar buiten of naar de kantine.’ Maartje zag dat Henk-Jan naar de kantine was gegaan. ‘Ik ga liever even naar buiten.’ Lizzy vond het goed en met zijn tweeën liepen ze de school uit. ‘Is er iets,’ vroeg Lizzy, ‘je bent zo stil.’ ‘Lizzy, zou jij een gedicht lezen als hij aan jou is gericht en je weet niet waar het over kan gaan.’ ‘Ja, maar waar heb je het over?’ ‘Nou Henk-Jan vertelde me dat hij een gedicht over mij in de schoolkrant had gezet en ik wil hem wel lezen, maar aan de andere kant durf ik het niet. Wat moet ik doen?’ ‘Waar staat het dan, ik heb het nog niet gelezen. Ik denk dat je hem moet gaan lezen, dan weet je het in ieder geval.’ Maartje wist dat haar vriendin gelijk had en ze opende haar schoolkrant.

Knoop van gevoel...

Als ik naar je kijk
Voel ik een lach opkomen
Je kijkt me aan
Een brede lach op jou gezicht
Een lach, die amper past in dit gedicht
Voel jij iets voor mij?
Als jij me ziet, voel jij je dan ook zo blij?
Ik wil jou niet verliezen
Hoewel ik jou nu ook niet heb
Maar het gevoel
Jou kwijt te raken
Ook al heb ik je dan niet
Doet pijn in mijn hart
Misschien is het tijd
Dat deze knoop eens wordt ontward

Henk-Jan (1E)

Maartje las het gedicht nog een keer. Was hij verliefd op haar? Waarom had ze dat nooit gemerkt? In haar hoofd zaten vragen, maar ze durfde het niet aan Henk-Jan te gaan vragen. ‘Goh, die jongen is wel erg verliefd op jou zeg.’ Maartje keek naar Lizzy, die lachend naast haar zat. ‘Peter, kom eens hier!’ Lizzy riep naar een groepje jongens die met vliegtuigjes naar elkaar aan het gooien waren. ‘Wat er is,’ vroeg de jongen toen hij dichterbij kwam. ‘Heb je het gedicht van Henk-Jan al gelezen?’ ‘Nee, dit is van mijn schoolkrant geworden.’ Hij liet de meisjes een vliegtuig van papier zien. ‘Is het een leuk gedicht dan?’ ‘Het is niks bijzonders,’ probeerde Maartje hem wijs te maken, ‘Lizzy, ik heb hem beloofd dat ik tegen niemand wat zou zeggen.’ ‘Ach, wat maakt het nou uit, ze komen er toch wel achter.’ ‘Waarachter,’ vroeg Peter. ‘Lees eerst het gedicht maar.’ Lizzy overhandigde hem de schoolkrant en aandachtig las hij de pagina die ze aanwees. ‘Zo, Henkie is dus verliefd. Wie is de ongelukkige?’ ‘Maartje,’ schaterde Lizzy het uit. Peter keek naar Lizzy en begon te lachen. ‘Dit moeten de andere jongens weten!’ Maartje probeerde hem tegen te houden, maar het was al te laat. Lizzy zag dat haar vriendin kwaad was. ‘Wat is er, het is maar een grapje.’ ‘Voor jou misschien, maar ik had het hem beloofd.’ ‘Ach, maak je niet zo druk, misschien komt hij er nooit achter.’ ‘Dat geloof je toch zelf niet, de jongens zullen hem ermee pesten en dat is dan allemaal mijn schuld. Je had je mond moeten houden!’ Maartje stond op en liep kwaad weg. ‘Maartje, doe niet zo flauw, wacht even op mij.’ Lizzy pakte haar tas en liep achter Maartje aan. Halverwege het schoolplein werd Lizzy door een aantal meisjes tegengehouden, ze wilden het hele verhaal over Henk-Jan en Maartje horen. Maartje stond in de deur en zag hoe haar vriendin stoer vertelde wat ze had gehoord. ‘Wat is ze soms toch ontzettend dom,’ dacht Maartje, ‘ze zoekt het maar lekker zelf uit!’ Kwaad liep ze naar de kantine en zocht naar Henk-Jan. Ze vond hem alleen aan een tafel. Ze wilde naar hem toegaan, maar ze durfde niet. Wat moest ze tegen hem zeggen? Verdrietig ging ze op een bankje zitten en wachtte tot de bel ging.

4
Lizzy had geen gelijk, toen ze zei dat de jongens Henk-Jan niet zouden gaan pesten. Tijdens de eerste les, na de pauze, werden er vliegtuigjes naar zijn hoofd gegooid. Voor het papier gebruikte ze de bladzijde van het gedicht. Sommigen hadden zelfs teksten als sukkel, of brilaap erop gezet. Maartje zat achterin de klas en keek alles met tranen in de ogen aan. De leraar deed niks, want hij was druk bezig dingen op het bord te schrijven. Één keer keek Henk-Jan Maartje aan, maar nog voor hun blikken elkaar raakten, kreeg hij al een vliegtuigje van Peter tegen zijn hoofd. Maartje zag hoe het papier tegen zijn oog kwam. Een seconde later schreeuwde Henk-Jan het uit van pijn. De leraar draaide zich om en zag dat zijn leerling naar zijn oog greep. De klas zat keek geschrokken naar Henk-Jan, die begon te huilen van de pijn. De leraar nam Henk-Jan mee naar de conciërge en kwam vijf minuten later woest de klas inlopen. ‘Wie is er zo dom geweest om dat vliegtuigje in Henk-Jan zijn oog te gooien? Nou vertel op, wie heeft het gedaan!’ Dreigend keek hij de klas door, maar niemand zei iets. Maartje keek naar haar klasgenoten, die minuten daarvoor nog de grootste lol hadden met het pesten van Henk-Jan. Allemaal zaten ze strak voor zich uit te kijken en wachtten op datgene wat komen ging. ‘Natuurlijk heeft niemand er iets te zeggen. Laat me daarom dit zeggen. Degene die dit gedaan heeft, kan zich tot vijf uur vanmiddag bij mij melden. Komt er niemand, dan komt de hele klas twee weken lang bij mij persoonlijk terug. Jullie hadden die jongen wel blind kunnen gooien!’ De leraar stond te schreeuwen, maar niemand durfde ook maar iets te zeggen. Zelfs toen de leraar dreigde met straf voor de hele klas, zei niemand iets. Hij pakte de vliegtuigen die op de grond lagen op en gooide ze in de prullenmand. ‘Jullie blijven voor de rest van het uur zo zitten en de eerste die ik ook maar even hoor praten, die kan vier weken lang terugkomen.’ Maartje keek naar de leraar die rood van woede was geworden. Opeens bedacht Maartje zich geen moment en stak haar hand op. De leraar keek verbaasd toen hij de vinger omhoog zag komen. ‘Heb jij het gedaan Maartje?’ ‘Nee, maar ik wou even vragen hoe het met Henk-Jan is?’ ‘O, hij is naar de dokter,’ vertelde de leraar rustig, ‘maar waarschijnlijk is er niks in het oog beschadigd.’ Toch had dat heel goed gekund, want het oog is ontzettend kwetsbaar en er hoeft maar iets kleins in te komen en het is mis. Volgens mij heeft Henk-Jan mazzel gehad, maar dat neemt niet weg dat degene die dit heeft gedaan, ontzettend dom was en door mij zal worden gestraft.’ Maartje knikte en ze hoopte dat Peter zich zou melden. Ze vroeg zich af of zij Peter moest aangeven als hij dat zelf niet deed. Toen de bel ging, liep iedereen rustig de klas uit. Buiten werd er al gelijk weer geschreeuwd en hier en daar zelfs gelachen. ‘Maartje, heb je even.’ Maartje schrok toen de leraar naar haar toe kwam lopen. Ze wachtten tot de klas leeg was. ‘Ik hoorde dat jij bij Henk-Jan in de straat woont, zou jij vanavond even bij hem langs willen gaan.’ Maartje knikte en zei dat ze dat wel zou doen. ‘Fijn, dank je wel.’ ‘Eh…meneer.’ ‘Ja, wat is er Maartje.’ ‘Stel ik weet wie het heeft gedaan, moet ik dat dan zeggen of stilhouden.’ ‘Als je weet wie het deed, moet je het zeggen.’ ‘O, maar ik wil niet dat iemand er in de klas achter komt.’ ‘Dat begrijp ik wel, maar wat er is gebeurd is heel ernstig. Henk-Jan kon wel blind worden door dat pijltje. Ik zal mijn mond houden en tegen niemand zeggen wie mij heeft verteld wie de dader is, maar dan moet je het me wel vertellen.’ Maartje keek naar de leraar en ze wist dat ze het moest zeggen. ‘Het was Peter, meneer.’ ‘Dank je wel, ik zal hem straks aanpakken.’ Maartje nam afscheid en liep de klas uit, ze was opgelucht dat ze het had verteld, maar ze was ook bang dat Peter erachter zou komen. ‘Ach, daar moet ik maar niet over nadenken,’ dacht Maartje.

5
‘Maartje, heb je alles?’ ‘Ja, ik kom er gelijk aan.’ Maartje liep naar haar kamer en pakte nog snel haar zaklamp die op haar bureau stond. ‘Maartje, kom nou! Straks vertrekt de bus zonder jou.’ Beneden stond Maartje haar moeder ongeduldig naar boven te roepen. ‘Jaaaaah, ik kom al,’ zei Maartje terwijl ze de trap afliep, ‘we hebben nog tien minuten hoor.’ ‘Ja, maar ik wil er gewoon op tijd zijn. Dus pak je tas, dan kunnen we eindelijk gaan.’ Maartje pakte de sporttas die onder de trap stond en liep met haar moeder mee naar buiten. Buiten stond haar moeder al met de kofferbak open. Maartje gooide de tas in de auto en ging voorin zitten. De rit naar school duurde nog geen minuut en Maartje was dan ook op tijd. Op het schoolplein stonden al klasgenoten van Maartje met tassen in hun hand en naast hun de ouders. ‘Lizzy, is er ook al,’ zei Maartje blij. ‘Hoeveel leraren gaan er eigenlijk mee?’ vroeg haar moeder, terwijl ze auto parkeerde. ‘Drie, De Bruin van Nederlands, Luik van Aardrijkskunde en De Vries van Verzorging, genoeg leraren voor ons brave klasje,’ grapte Maartje. ‘Nou, ik denk dat er een heel leger van leraren aan te pas moet komen, willen jullie stil zijn.’ Maartje stapte uit de auto en pakte haar tas. Met haar moeder liep ze het schoolplein op, richting Lizzy. ‘Hé, Henk-Jan is er ook met zijn moeder,’ zag Maartjes moeder, ‘ik ga hun even gedag zeggen.’ ‘Waar gaat je moeder heen,’ vroeg Lizzy, ‘O, ze gaat Henk-Jan zijn moeder even gedag zeggen.’ ‘Kennen die elkaar dan?’ ‘Ja, slimmerd. Ben je vergeten dat Henk-Jan bij mij in de straat woont. Mijn moeder gaat wel eens op visite bij zijn moeder.’ ‘O, heb je zin in het kamp,’ vroeg Lizzy. ‘Wat denk jezelf? Hier heb ik weken naar toe geleefd, ik hoop echt wel dat het tof gaat worden!’
‘Jongens en meisjes,’ hoorde ze opeens een stem schreeuwen, ‘willen jullie afscheid nemen van jullie ouders. De bus is er namelijk.’ Op straat stond een grote bus. Maartje liep erheen en gooide haar tas in de bagageruimte. Haar moeder was ondertussen weer terug gekomen en gaf Maartje een kus. ‘Mam, moet dat hier!’ ‘Wat is er lieverd, schamen we ons,’ grapte haar moeder. ‘Nou, ik wens je veel plezier en geen domme dingen doen, hè?’ ‘Nee, je krijgt over een paar dagen gewoon je oude lieve dochter terug.’ ‘Gelukkig, tot zondag. Ik moet werken, dus je vader haalt je dan op.’ ‘Ja, dat heb je al tien keer gezegd. Het lijkt wel of ik maanden wegga, maar ik ben er over drie dagen weer. Ik moet nu gaan, doei.’ Maartje gaf haar moeder een zoen en liep naar de bus. ‘Doe je wel voorzichtig!’ schreeuwde haar moeder haar nog na. Lizzy zat achterin de bus en Maartje liep erna toe. ‘Yes, we gaan weg!’ Toen alle leerlingen zaten en de leraren concludeerden dat iedereen er was, reed de bus de straat uit. Achter hun bleven tientallen ouders staan zwaaien.
‘Hallo, jongens en meisje. Ik ben jullie buschauffeur voor vandaag, ik breng jullie naar Kamp De Blauwe Bizon en ik zal jullie zondag ook weer ophalen. Het is ongeveer twee uur rijden naar de plaats van bestemming. Ik neem aan dat jullie allemaal wel eens eerder met een bus hebben gereisd, dus jullie kennen de huisregels wel. Ik wil alleen nog even zeggen dat de vuilniszakken aan een aantal stoelen in het gangpad hangen. Daar kunnen jullie je afval ingooien, zodat de bus netjes blijft. Nou veel plezier dit weekend.’ De klas juichte toen de chauffeur klaar was met praten. ‘Ik heb er echt wel zin in,’ zei Maartje enthousiast. ‘En anders ik wel,’ hoorde ze naast zich iemand zeggen. Lizzy was met haar achterburen aan het praten en zat omgedraaid op de stoel. Maartje draaide zich ook om en pakte de snoepzak, die ze had meegenomen, uit haar rugzak. ‘Willen jullie een snoepje,’ vroeg ze, terwijl ze de zak naar voren stak. De zak ging de hele bus door en toen hij naar een kwartier terugkwam bij Maartje, was de zak al voor de helft leeg. Maartje haalde haar schouders op en stopte de zak weer terug in haar tas. De reis naar het kamp was gezellig, iedereen zat met elkaar te praten en maakten de grootste lol. Zelfs Henk-Jan had het gezellig, hij zat voorin de bus, met nog een andere jongen te praten. Maartje was blij dat hij met iemand in de klas kon praten en ze hoopte dat hij dit weekend niet zou worden gepest.
‘Mag ik even jullie aandacht?’ Maartje zat met Lizzy te praten, toen de stem van De Vries door de bus klonk. ‘We zijn over vijf minuten in het kamp en…’ Ze wou verder praten, maar ze werd door luid gejuich onderbroken. ‘We zijn er bijna!’ klonk het door de bus. ‘Mag ik nog even jullie aandacht,’ probeerde De Vries erboven uit te komen, ‘als we in het kamp aankomen, gaan jullie in de groepjes staan, zoals we die op school hadden ingedeeld. Dan krijgen jullie van de leiding te horen in welke hut jullie komen te slapen. Heeft iedereen dat begrepen en weet ook iedereen in welke groep hij zit?’ ‘Ja,’ riep iemand achterin de bus. ‘Goed, dan heb ik niks meer te vertellen.’ De Vries legde de microfoon terug en ging weer zitten. Maartje keek uit het raam naar de bomen. Ze reden al minstens een kwartier door een groot bos en het einde leek nog lang niet in zicht. Vijf minuten later reed de bus met 26 enthousiaste leerlingen het terrein van kamp De Blauwe Bizon op. Op het terrein stonden vele hutten en buiten stonden basketbal- en volleybalveldjes. Maartje stapte uit de bus. Ze pakte haar tas uit het bagagevak en liep naar haar groepje. Maartje zat in een groepje met Lizzy, Peter, Leo, Liesbeth en Henk-Jan. Maartje had verbaasd gereageerd toen De Bruin in de les had verteld dat Henk-Jan in haar groep zat, maar aan de andere kant vond ze het ook wel weer leuk. Maartje wist ook wel waarom ze Henk-Jan in haar groepje had gedaan. Peter had sinds het ‘vliegtuigincident’ een staakt-het-vuren met Henk-Jan. Dat moest van De Bruin, want die had tegen Peter gezegd dat als hij Henk-Jan nog 1 keer zou pesten, dat hij dan zou worden geschorst. De Bruin wist dat Maartje en Henk-Jan elkaar wel een beetje kenden en hij wist ook dat Leo, soms wel met Henk-Jan praatte over computerspelletjes. Het was dus logisch dat Henk-Jan in haar groep zat, met deze mensen kon hij tenminste nog een beetje opschieten ‘Heb je alles,’ vroeg Lizzy aan haar. ‘Ja, hebben jullie al gehoord in welke hut wij moeten.’ ‘Ja,’ zei Peter, ‘wij moeten in hut drie, die staat daar.’ Peter wees naar een bruine hut achter het basketbalveld. Met zijn zessen liepen ze erheen. ‘Kijk eens wat een groot meer daar ligt.’ Maartje keek naar het meer, dat ze tussen de bomen door kon zien. Op de kant lagen kano’s en het had een steiger. ‘Dit gaat het beste schoolkamp ooit worden,’ zei Liesbeth. Lizzy en Maartje liepen de hut in, terwijl de anderen nog even buiten bleven praten. De hut had drie stapelbedden en een aantal kasten. ‘Waar wil jij slapen,’ vroeg Lizzy. ‘Daar bij het raam,’ Maartje pakte haar tas en legde deze op het bed. ‘Wil jij boven of onder slapen?’ vroeg ze aan haar vriendin. ‘Boven, als je het niet erg vindt.’ ‘Nee, natuurlijk vind ik dat niet erg, anders had ik het toch niet aan je gevraagd.’ Lizzy legde haar tas op het bed en klom naar boven. ‘Vind je het niet erg dat Henk-Jan in onze groep zit,’ begon Lizzy plotseling, ‘hij is immers verliefd op jou.’ ‘Nee, ik vind het niet erg. Ik denk dat het wel leuk kan worden.’ ‘Tja, ik weet het niet. Ik ken hem niet hoor, maar hij lijkt mij een beetje saai.’ Maartje klom omhoog en ging naast Lizzy zitten. ‘Hij kan soms vreemd zijn, maar hij is best wel aardig.’ Lizzy wou nog verder praten, maar de rest kwamen binnen lopen. ‘Hebben jullie al jullie bed uitgekozen,’ vroeg Liesbeth. De dames knikten. ‘Peter, wil jij met mij een bed delen,’ vroeg Liesbeth uitdagend. ‘Ja natuurlijk liefste,’ grapte Peter. Henk-Jan en Leo namen het bed naast Maartje. ‘Wat gaan we nu doen, we hebben tot vijf uur vrij.’ ‘Zullen we bij het meer gaan kijken,’ bedacht Maartje. Niemand protesteerde en zo liepen ze met z’n allen naar het meer. Ze waren niet de enige die dat hadden bedacht, want bij het meer zaten nog meerdere groepjes. ‘Hé, Peter,’ schreeuwde een jongen, ‘hoe is het om Henkie in je groep te hebben. Zal wel lekker saai zijn of niet.’ Peter reageerde niet op zijn klasgenoot en liep de steiger op. Maartje keek naar Henk-Jan. ‘Je moet je er niks van aantrekken,’ zei Maartje tegen hem. ‘Nee, dat probeer ik ook niet.’ Tot vijf uur bleef de groep op de steiger zitten, ze praatten over school en over het kamp. ‘We moeten terug, we gaan eten,’ zei Henk-Jan. Ze stonden op en liepen terug naar het kamp. Toen ze daar aankwamen zat iedereen al aan tafel. ‘Ga snel zitten,’ zei Luik, ‘dan kunnen we gaan eten.’ Op het menu stond macaroni. Maartje vond er niks aan en at ook maar een beetje. Tijdens het eten vertelde een begeleider van het kamp wat ze die avond zouden gaan doen. Tot acht uur gingen ze een beetje volleyballen of basketballen, tot tien uur waren ze dan weer vrij en daarna gingen ze een dropping doen. De groep juichte toen ze dat laatste hoorde. ‘Een dropping, dat heb ik nog nooit gedaan. Is dat leuk,’ vroeg Maartje. Henk-Jan vertelde dat hij wel vaker een dropping had gedaan en dat het erg leuk was. ‘Je wordt dan gedropt en dan moet je zelf de weg terugvinden. Het is echt heel tof.’ Maartje raakte aangestoken door Henk-Jan zijn enthousiasme en ze had al helemaal zin in de dropping. Na het eten moesten Maartjes groep meedoen aan een klein sporttoernooi. Ze konden kiezen of ze wilden volleyballen of basketballen. De groep van hut drie koos volleybal. Ze moesten drie wedstrijden spelen tegen de andere teams, maar van echte wedstrijden kwam het niet. Maartje en haar team verloren alle wedstrijden met grote cijfers. Toch hadden ze ontzettend veel lol in het verliezen. Als er een bal in hun veld werd gespeeld, doken ze er met z’n drieën bovenop, maar uiteindelijk raakte niemand het voorwerp. De tijd vloog voorbij en voor ze het wisten was het al acht uur. ‘Oké,’ zei De Bruin na afloop van het toernooi, ‘zoals beloofd hebben jullie nu vrij. Jullie mogen zelf weten wat jullie gaan doen, maar ga ten eerste niet te ver weg en ten tweede zorg ervoor dat je om half tien hier weer bent, want dan krijgen jullie instructies over de dropping.’ Maartje liep met haar groep naar hun hut. ‘Wat gaan we doen,’ vroeg Leo. ‘Ik wil eerst even douchen,’ antwoordde Liesbeth, ‘ik zit onder het zand, maar daarna kunnen we wel iets leuks gaan doen met z’n zessen.’ De groep spraken af dat ze eerst zouden gaan douchen en dat ze daarna met z’n allen naar de steiger aan het meer zouden gaan. Maartje pakte kleren uit haar tas en liep met Lizzy en Liesbeth naar de vrouwendouche twee hutten verderop. Het was een soort kleedkamer, zoals ze die op school kende, alleen zat deze in een apart huisje. De omkleedkamer had haakjes en bankjes waar je kleren op kon hangen. De doucheruimte had vele douches en dat was maar goed ook, want het was er druk. Blijkbaak waren anderen ook op het idee gekomen om te gaan douchen, want het was er druk. Gelukkig duurde het niet lang en een half uur later, stonden de dames alweer aangekleed buiten. Ook de jongens waren net klaar en met z’n allen liepen ze naar de steiger.

6
‘Oké, is iedereen er? Dan kan ik beginnen om jullie te vertellen wat de bedoeling bij deze dropping is.’ Voor de groep stond een begeleider van het kamp. Ze had een groene pet op en een bril die steeds van haar neus afzakte. Maartje zat met haar groep, achterin. Ze luisterde maar half naar de vrouw. Ze was veel meer bezig met het bekijken van de groepen. Het viel haar op dat iedereen bij zijn groep bleef en dat iedereen ook wel tevreden was met de groepen waar ze inzaten. ‘Goed, het volgende gaat er gebeuren. Jullie gaan met jullie groep in een bus en worden na een half uur rijden ergens gedropt. Jullie krijgen een landkaartje, twee zaklantaarns en een kompas mee. Daar moeten jullie het dus meedoen. Heeft iemand iets te vragen?’ Maartje keek naar de groep en wachtte op een vraag van één van haar klasgenoten. ‘Wat gebeurd er als we verdwalen,’ vroeg een meisje. ‘Jullie kunnen niet van ons terrein af, dat is afgezet met prikkeldraad. Het beste wat je dan ook kan doen, mocht je verdwalen met je groep is het volgende. Zoek het prikkeldraad op en loop langs het prikkeldraad verder. Uiteindelijk kom je altijd uit bij de poort van het kamp. Het is wel een langere route, maar zo kan je altijd de weg terugvinden. Heeft iemand anders nog vragen.’ De vrouw keek naar de groep, maar iedereen begreep wat de bedoeling was. ‘Mooi, nog even iets anders voor we weggaan. Wat er ook gebeurd, je blijft altijd als groep bij elkaar. Heeft iedereen dat begrepen?’ De klas knikte. ‘Goed, dan zal ik jullie de indeling geven. Hut 1 gaat in auto 1, hut 2 in auto 2 en zo gaat het verder. Ga nu maar met je groep naar de auto’s.’ Maartje en haar groep stonden op en liepen naar auto drie. Iedereen in haar groep had een rugzak met eten en drinken meegenomen. Maartje had haar eigen zaklantaarn ook in haar tas gestopt. ‘Als die anderen kapot gaan, hebben we in ieder geval nog licht,’ had ze gedacht. ‘Maartje, kom nou. We gaan weg.’ Peter zat druk gebarend in de auto naar Maartje te roepen. ‘Ik kom al,’ riep ze terug. Toen iedereen in de auto zat, vertrok de groep. De ramen van de auto waren van binnen afgeplakt en niemand kon zien waar ze langs reden. ‘Spannend,’ riep Lizzy zenuwachtig uit. Maartje hield haar vriendin aan haar arm vast. ‘Ach, ik ben niet bang hoor,’ zei Leo stoer. De groep lachte, maar aan de stemmen was te horen dat iedereen wel een beetje zenuwachtig was voor de dropping. Na een klein halfuurtje te hebben gereden, stopte de auto opeens. De deuren werden geopend en de begeleider liet de groep eruit. ‘Dit is jullie beginpunt,’ zei de man, ‘veel succes en blijf altijd bij elkaar.’ ‘Is het mogelijk dat we een andere groep tegenkomen,’ vroeg Liesbeth. ‘Het blijft altijd mogelijk, maar ik denk dat het onwaarschijnlijk is. De groepen worden namelijk op verschillende plaatsen gedropt en als je de anderen wil tegenkomen, moet je heel ver uit de richting gaan lopen en dat zou dom zijn. Maar ga nou maar, dan zijn jullie des te eerder terug.’ De groep nam afscheid en keek om zich heen. Ze stonden in een donker bos. Maartje keek naar boven en zag door de bomen een heldere maan opduiken. ‘Waar gaan we langs,’ vroeg Lizzy. Henk-Jan stond met het kaartje in zijn hand, terwijl Leo en Peter ernaast stonden. ‘We kunnen gewoon de auto sporen volgen,’ merkte Maartje op. ‘Ja, maar dan loop je helemaal om,’ zei Henk-Jan, ‘Ze hebben ons met een grote omweg naar deze plaats gebracht en het zou dom zijn om die weg terug te lopen.’ ‘Wat moeten we dan doen,’ vroeg Leo. ‘Op het kaartje staan verschillende punten die je kunnen helpen voor het terugvinden van de weg. Met het kompas kunnen we die punten één voor één gaan opzoeken, zodat we uiteindelijk bij het meer uitkomen en van daaruit is het kamp heel gemakkelijk te vinden.’ Henk-Jan wees met zijn vinger de weg aan, die hij had bedacht. Iedereen was het ermee eens, dat het de snelste route was. ‘Maar wie kan er kompas lezen?’ vroeg Leo. ‘Ik,’ zei Henk-Jan, ‘ik heb jarenlang bij de scouting gezeten.’ ‘Goed, dan ben jij onze wegwijzer,’ zei Peter. ‘Oké dan gaan we maar gelijk weg, want we staan hier alweer vijf minuten.’ Maartje pakte haar tas op en deed die op haar rug. Ze volgde Henk-Jan die voorop met Peter liep. Leo slofte achter de twee jongens aan, terwijl de dames met hun zaklantaarn achteraan liepen. Henk-Jan had niet gelogen toen hij zei dat hij wel met een kompas kon werken. Na een half uur lopen, kwam de groep al aan bij het eerste punt. ‘Zullen we even rusten,’ vroegen de dames vermoeid. ‘We kunnen beter doorlopen,’ zei Peter. ‘Ja, maar ik heb honger en dorst,’ zei Liesbeth. ‘Goed, we blijven vijf minuten en dan gaan we verder.’ Henk-Jan deed zijn tas van zijn rug af en ging op de grond zitten. ‘Wil iemand wat drinken,’ vroeg Maartje. Ze pakte uit haar tas pakjes drinken en deelde deze uit. Stil genoot de groep van het eten en drinken. Na tien minuten moesten ze toch echt verder, vond Henk-Jan. Ze stonden weer op en liepen verder. ‘Hoe lang is het nog,’ vroeg Maartje die naast Henk-Jan was gaan lopen. ‘Ik denk dat we nu bijna op de helft zitten,’ schatte Henk-Jan. ‘O, hoeveel punten komen we dan nog tegen?’ ‘Nog twee, voordat we bij het meer zijn.’ Ze liepen over drassig grond met vele takken, het verbaasde dan ook niemand dat het tweede gedeelte van de dropping erg langzaam ging. ‘Is iedereen er nog,’ riep Henk-Jan naar achteren. ‘Ja, loop maar gewoon door,’ hoorde hij een jongensstem terugroepen. ‘Heb je zin om maandag weer naar school te moeten,’ vroeg Maartje. ‘Ach, het is de laatste week voor de grote vakantie,’ antwoordde haar buurman. ‘Ja, maar word je niet zat van die pesterijen die je op school over je heen krijgt.’ ‘Ja, maar wat kan ik daar aan doen.’ Maartje merkte dat Henk-Jan er liever niet over wou praten en liet zich daarom maar naar achteren afzakken. Ze stond te wachtten op de rest. ‘Schiet nou op,’ riep ze naar de achterblijvers. Ze sprong in de lucht om ze aan te moedigen, maar ze had niet door dat er een tak onder haar voet lag. Met een klap viel Maartje op de grond. Ze schreeuwde van de pijn en greep naar haar enkel. Henk-Jan had het geschreeuw gehoord en was meteen teruggelopen, ook de anderen waren snel naar Maartje toe gerend. ‘Heb je veel pijn,’ vroeg Peter. Maartje huilde en zei dat haar enkel dubbel ging bij het landen. Henk-Jan trok voorzichtig Maartjes broek omhoog. ‘Hij is niet gebroken,’ concludeerde hij, ‘maar je hebt hem goed verzwikt. Kan je er op staan?’ Maartje schudde van nee, maar probeerde het toch. Peter en Leo ondersteunde Maartje, maar toen ze haar voet neerzette, schreeuwde ze het uit van pijn. ‘Wat gaan we nu doen,’ vroeg Lizzy ongerust. ‘Een aantal van ons moeten hulp gaan halen,’ zei Henk-Jan rustig. ‘Maar we moesten altijd bij elkaar blijven,’ zei Peter. ‘Ja,’ antwoordde Henk-Jan zijn teamgenoot, ‘maar Maartje kan er niet op lopen en we moeten nog te ver, dus dragen is ook geen optie.’ ‘Oké, misschien heb je gelijk, maar wie gaat er hulp halen?’ De groep keek elkaar aan, maar niemand wist wie er moest gaan. ‘Het lijkt mij het beste als jullie met z’n vieren gaan,’ zei Henk-Jan, ‘ik leer jullie wel kompas lezen, zodat ik bij Maartje kan achterblijven.’ Henk-Jan pakte zijn kompas en liep met Peter naar een rustig plekje. ‘Hoe gaat het,’ vroeg Lizzy aan haar vriendin. ‘Slecht, het doet ontzettend veel pijn.’ Lizzy opende haar tas en haalde er een regenjas uit. ‘Hier, dan heb je het iets warmer.’ Ze gaf de jas aan Maartje, die het over haar benen legde. ‘Goed,’ zei Peter toen hij er weer aan kwam lopen, ‘we gaan het volgende doen; we zijn op een paar minuten lopen van het tweede punt af. Dus we gaan eerst met z’n allen naar dat tweede punt lopen. Leo, Henk-Jan en ik zullen Maartje daar heen dragen. Als we daar zijn, laten we Henk-Jan en Maartje achter en gaan wij hulp halen. Henk-Jan schat dat het dan nog een klein uurtje lopen is naar het kamp.’ ‘Waarom moeten wij Maartje eerst naar punt twee brengen,’ vroeg Leo. ‘Nou, dat begreep ik eerst ook niet,’ zei Peter, ‘maar Henk-Jan kwam met de opmerking dat we dan precies weten waar hun zijn.’ ‘Als jullie hulp hebben gehaald,’ onderbrak Henk-Jan Peter, ‘moeten jullie ook weer terug en het is gemakkelijker als jullie precies weten waar wij dan zijn.’ Leo begreep het en zo ging het ook gebeuren. Maartje werd door Leo en Peter ondersteund, terwijl Henk-Jan haar voeten omhoog tilde. Na een paar minuten kwamen ze bij het tweede punt aan. Er lag een wit paaltje op de grond en ernaast stond een bankje. ‘Wat een mazzel,’ zei Henk-Jan, ‘we hoeven niet op de grond te zitten.’ De jongens zetten Maartje op het bankje neer. ‘Zit je zo goed,’ vroeg Lizzy, die de regenjas weer over Maartje heen legde. ‘Ja, dank je wel.’ ‘Goed, wij gaan nu naar het kamp. We laten ons eten en drinken hier bij jullie, mocht het wat langer duren dan hebben jullie in ieder geval wat te doen.’ ‘Is goed, maar ga nu maar,’ zei Henk-Jan, ‘we hebben al veel vertraging op gelopen.’ Met z’n vieren liepen ze weg en na een paar minuten waren ze al uit het zicht verdwenen.

7
‘Nou, daar zit je dan,’ grapte Maartje, ‘ik wist niet dat een dropping zo leuk kon zijn.’ ‘Nee, zo heb ik ze ook nog nooit meegemaakt.’ Henk-Jan ging naast Maartje zitten en keek in de tassen van de anderen. ‘Wil je nog een extra trui,’ vroeg hij, toen hij in Leo’s tas een warme trui vond. ‘Wil jij hem niet dan?’ vroeg Maartje. ‘Nee, ik neem de regenjas uit Liesbeth haar tas al.’ Maartje pakte de trui aan. Ze deed haar jas uit en trok de trui over haar hoofd. ‘Zo, dit is een stuk warmer,’ zei ze toen ze haar jas weer aan had. ‘Mooi, wil je ook wat drinken.’ ‘Ja, graag. Ik verga van de dorst.’ Henk-Jan gaf haar een fles drinken en pakte er zelf ook één. ‘Hoe lang, denk je dat het gaat duren, voor ze hier weer zijn?’ ‘Henk-Jan staarde naar wat takken die op de grond lagen en zei dat het wel twee uur kon duren. ‘Ze moeten er eerst eens zien te komen,’ zei hij, ‘en ik heb Peter wel uitgelegd hoe het kompas werkt, maar ik weet niet of hij hem nu goed gebruikt.’ ‘O,’ zei Maartje. Ze keek om zich heen en hoewel ze in een donker bos waren, kwam er toch genoeg licht van de maan door de bomen. ‘Ik heb een zaklamp bij me,’ zei ze opeens. ‘Waar,’ vroeg Henk-Jan. ‘Hij zit in het voorvakje van mijn tas.’ Henk-Jan stond op en liep naar Maartje haar tas. ‘Hij zit daar ergens,’ zei ze tegen Henk-Jan die druk aan het zoeken was. ‘Ik heb hem al!’ Hij ging weer zitten met de lamp in zijn handen. ‘Dan hebben we in ieder geval wat licht,’ zei hij, terwijl hem aandeed.
Minutenlang bleef het stil tussen de twee klasgenoten. Maartje keek naar de bomen en bedacht wat ze tegen hem moest zeggen. Henk-Jan speelde ondertussen met de zaklamp en lette niet op Maartje. ‘Henk-Jan?’ ‘Ja, wat is er?’ ‘Ben jij boos op mij?’ ‘Nee,’ zei Henk-Jan, die zich naar Maartje toedraaide, ‘waarom moet ik boos zijn op jou?’ ‘Nou, omdat ik een tijdje terug op school tegen die jongens zei dat ik je een sukkel vond en omdat ik aan Lizzy vertelde dat jou gedicht over mij ging.’ ‘O, ik weet het niet. Het is niet dat ik boos ben, maar ik baal er alleen van.’ ‘Hoezo dan?’ ‘Omdat ik dacht dat jij anders was. Ik dacht dat jij me aardig vond, maar dat dacht ik dus fout. Ik dacht ook dat we vrienden waren, maar toen jij mij zo voor schut zette op de gang, wist ik wel beter.’ ‘Dat begrijp ik, maar je moet weten dat ik het niet zo had bedoeld.’ ‘O en hoe bedoelde je het dan?’ ‘Ik zei het alleen maar omdat ik bang was dat ze mij ook gingen pesten, ik durfde niet te zeggen dat ik jou aardig vond.’ Henk-Jan stond op en ging voor Maartje staan. ‘Beschouwde jij mij dan als een vriend?’ vroeg hij aan haar. ‘Ja, ik vond van wel.’ Henk-Jan zijn gezicht veranderde en Maartje begreep dat ze iets verkeerds moest hebben gezegd. ‘Dan ben ik wel heel erg benieuwd wat jij onder de term “vrienden” verstaat, want wat jij hebt gedaan doen echte vrienden niet.’ ‘Ja, maar ik zeg toch dat ik bang was dat ze mij ook gingen pesten.’ ‘Dat was nog altijd beter dan dat achterbakse gedrag. Vrienden komen voor elkaar op en die zijn niet bang om met elkaar gezien te worden. Jij bent geen vriendin van mij, je schaamde je voor mij en waarom eigenlijk? Ben ik nou zo erg?’ Henk-Jan was druk aan het schreeuwen tegen Maartje, die niet wist wat ze moest zeggen. ‘Je bent niet erg…’ ‘
Oud 22-07-2002, 00:46
kaleidoscope
kaleidoscope is offline
[QUOTE]Rhinus schreef:
[B]"Maartje en de jongen van de schoolkrant" door Jolanda Robben

[SIZE=1]1
‘Maartje opstaan, je moet naar school.’ Maartje kwam met haar hoofd boven de dekens en zag dat haar moeder bij de deur stond. ‘Nou, opschieten. Straks ben je weer te laat.’ Maartje knikte en kroop langzaam uit bed. Jeetje wat was ze nog moe, het leek wel alsof de hele nacht had wakker gelegen. Ze pakte haar kleren en liep naar de douche. ‘Vandaag maar even snel wassen, anders red ik het nooit,’ dacht ze terwijl ze met haar hoofd onder de kraan dook. ‘Maartje, waar blijf je nou! Lizzy staat beneden al op je te wachten, schiet nou toch eens op!’ Maartje schreeuwde naar haar moeder dat ze er al aan kwam en dat Lizzy maar even moest wachten. ‘Ik moet alleen nog mijn haren kammen of wil je dat je dochter onverzorgd de deur uitgaat?’ ‘Nee, ik wil dat mijn dochter een keer op tijd opstaat, zodat we dit niet elke ochtend hoeven te bespreken.’ Maartje wist dat haar moeder gelijk had, maar zij kon er ook toch niks aandoen dat haar wekker niet hard genoeg afging.
Maartje pakte haar tas en liep de trap af, richting de keuken. Ze pakte het broodje dat haar moeder voor haar had gesmeerd en nam er een hap van. ‘Mam, ik ga,’ zei ze met volle mond, ‘ik ben om twee uur vrij, tot vanmiddag.’ Maartje liep naar buiten, waar Lizzy al een aantal minuten stond te wachten. ‘Zo zo,’ zei haar vriendin spottend, ‘mevrouw is maar tien minuten te laat vandaag, een nieuw record.’ ‘Haha, lach jij maar. Ik kan er toch niks aan doen als mijn wekker niet afgaat of als mijn moeder me zo laat roept. Ze moeten die scholen gewoon niet zo vroeg laten beginnen. Als ze nou de eerste les om tien uur laten beginnen, dan zou ik elke dag op tijd zijn.’ ‘Nou, zullen we nu dan maar gaan. We hebben het eerste uur namelijk De Bruin en bij hem ben ik liever niet te laat.’ Maartje pakte haar fiets en reed met Lizzy de straat uit. Gelukkig woonden ze maar vijf minuten fietsen van school.
‘Wist je dat we een nieuwe jongen in de klas krijgen,’ zei Lizzy. ‘Nee, wie dan?’ ‘Ik weet het niet, ik hoorde het van iemand uit de tweede. Ik weet alleen dat hij uit in een dorp buiten de stad heeft gewoond en dat hij dus nu bij ons in de klas komt.’ ‘Het zal mij benieuwen, ik hoop dat het een beetje een leuke jongen is, dat kunnen we wel gebruiken in die klas van ons.’ Lizzy lachte om haar vriendin. Toen ze het schoolplein opreden ging net de bel, ze plaatsten hun fietsen in het fietsenrek en liepen snel naar binnen. Ze hadden het eerste uur Nederlands van De Bruin. Het was een strenge leraar, bij wie niks mocht en bij wie te laat komen al helemaal uit den boze was. ‘Gelukkig, we zijn nog op tijd,’ zei Maartje toen ze zag dat de lokaaldeur nog open stond. Ze liepen de klas in en zochten hun plek op. De klas was onrustig en het viel Maartje op dat De Bruin er nog niet was. Ze keek om haar heen en zocht naar een gezicht die ze nog nooit had gezien, maar ze zag de nieuwe jongen niet. ‘Heb jij hem al gezien,’ vroeg ze aan de jongen die achter haar zat. ‘Nee, maar volgens Peter is het een ongelofelijke sukkel. De Bruin is hem nu aan het ophalen bij de directeur, dus we zullen het zo wel zien.’ Maartje draaide zich weer om en pakte haar boeken uit haar tas. Ze wou net iets tegen Lizzy zeggen, toen er drie mensen de klas in kwamen lopen. De man voorop kende Maartje een beetje, ze wist dat het de directeur was, maar voor de rest had ze nog niks met hem te maken gehad. Achter hem liep De Bruin, hij keek streng de klas in en zonder wat te hoeven zeggen, was iedereen stil. De derde die de klas in kwam lopen, had Maartje nog nooit gezien. Het was een blonde jongen met een bril en grote oren. De klas begon te gniffelen toen ze hun nieuwe klasgenoot zagen. ‘Wat een sukkel,’ hoorde Maartje een jongen zeggen. ‘Stil,’ riep De Bruin, ‘ik wil jullie aan iemand voorstellen. Klas dit is Henk-Jan, hij is jullie nieuwe klasgenoot. Hij komt van een scholengemeenschap buiten de stad en hij wil hier opnieuw beginnen. Ik ga ervan uit dat jullie hem zullen opnemen in jullie klas en dat jullie hem een beetje wegwijs maken op onze school.’ Maartje keek naar Lizzy, die haar vinger in de keel stak. ‘Jeetje, wat zeurt De Bruin weer,’ probeerde Maartje zo zachtjes mogelijk te zeggen, maar het was niet zachtjes genoeg. ‘Maartje, wat is er zo interessant dat jij mij moet onderbreken? Zou je het even tegen de rest van de klas willen zeggen.’ Maartje werd rood toen ze de stem van De Bruin hoorde. ‘Eh..nee meneer.’ ‘Wat nee?’ ‘Nou…eh…ik hoef het niet…eh….tegen de rest van de klas te vertellen.’ Maartje staarde naar haar boeken die voor haar lagen. ‘Nou goed, maar om te voorkomen dat je mijn les nog een keer verstoord kom je voor de rest van het jaar hier vooraan zitten. Pak je spullen en schiet een beetje op, ik heb niet uren de tijd.’ Maartje pakte snel haar tas weer in en liep naar voren. Ze ging zitten aan de tafel die voor het bureau van De Bruin stond. ‘Goed, ik geloof dat je nu wel stil zult blijven. Henk-Jan, ga jij maar naast Maartje zitten, zij zal je de komende dagen wegwijs maken door onze school.’ Maartje keek kwaad naar De Bruin. Ze wou er tegen ingaan, maar het gezicht van haar leraar zei al genoeg. De klas begon weer te lachen. Naast haar was de nieuwe jongen gaan zitten. ‘Hoi, ik ben dus Henk-Jan,’ zei hij sullig. ‘Ja, dat hoorde ik net al,’ zei Maartje kortaf. Ze baalde dat ze de rest van het jaar vooraan moest zitten naast die sukkel en ze vond het al helemaal dom dat ze van De Bruin die ‘nieuwe’ moest rondleiden. ‘Hij kan het toch wel alleen,’ dacht ze. Dat had zij immers ook moeten doen toen ze een paar maanden terug op haar nieuwe school kwam. De directeur was ondertussen weer vertrokken en de les Nederlands begon. ‘Goed, pak allemaal jullie boeken en ga naar bladzijde 87. Henk-Jan, ik zal jou na de les je boeken wel even geven, kijk nu nog maar even mee met Maartje.’ Henk-Jan schoof zijn stoel dichterbij. Maartje legde het boek in het midden, maar keek niet naar de bladzijden. ‘Hij moet op bladzijde 87,’ zei Henk-Jan. ‘Nou, dan zorg je toch dat hij op de juiste bladzijde ligt of mankeert er iets aan je handen.’ De jongen werd verlegen en bladerde vlug in het boek. De Bruin las voor, maar Maartje hoorde niet wat hij zei. Ze staarde naar buiten en keek zo nu en dan eens naar haar nieuwe klasgenoot. Ze vond dat hij een veel te grote bril op had en dat hij wel een erg bleek gezicht had, ondanks de rode pukkels die over zijn hele gezicht zaten. ‘Gatver, er zit een dikke puist in zijn oor,’ zag Maartje. Ze keek nog eens beter; het was een dikke rode die op elk moment uit elkaar kon knappen. Ze draaide haar hoofd de andere kant op, toen Henk-Jan haar aankeek. Hij werd rood en probeerde dat te verbergen door weer in het boek te kijken. ‘Oké Maartje, lees jij maar even verder.’ Maartje schrok op en keek naar De Bruin. ‘Nou opschieten of let je weer eens niet op. In dat geval blijf je maar een uurtje na, dan weet ik zeker dat je in het vervolg wel op zult letten.’ Maartje keek in het boek en zocht naar de woorden die ze het laatst had gehoord, maar ze wist het niet. ‘Nou Maartje wat gaat het worden, gaan we lezen of komen we een uurtje terug?’ Maartje keek naar Henk-Jan, hij legde zijn vinger op het boek en wees een regel aan. ‘Op goed geluk,’ dacht Maartje en ze begon te lezen waar Henk-Jan zijn vinger had liggen. ‘Voor het schrijven van een verhaal…’ begon ze. Ze hoorde dat De Bruin niks zei en ze wist dat ze de juiste regel had. Ze las verder en keek ondertussen even snel naar Henk-Jan. ‘Goed, zo is het wel genoeg,’ zei de Nederlands leraar na twee minuten, ‘het is bijna tijd, dus ik wil nog even snel het huiswerk doorgeven. Volgende week maandag hebben jullie een toets, maar dat had ik al gezegd. Hij telt zwaar mee, dus zorg dat je goed leert. Oké, dat was het voor vandaag, Henk-Jan blijf jij nog even.’ Maartje pakte haar tas snel in en liep als eerste de klas uit..
Buiten het lokaal bleef ze wachten op Lizzy, die als een van de laatste het lokaal uit kwam lopen. ‘Gelukkig, dat hebben we ook weer overleefd,’ zei Lizzy, ‘hij moest jou vandaag wel hebben, hè?! Ik kan niet geloven dat we het hele jaar niet meer naast elkaar mogen zitten. Jij hebt tenminste nog mazzel dat die Henk-Jan naast jou zit, ik moet nu het hele jaar alleen zitten.’ ‘Nou, wat een geluk zeg. Het is een ongelofelijke sukkel. Ik kan niet geloven dat ik van De Bruin die jongen moet rondleiden. Denk ook maar niet dat ik dat ga doen.’ Lizzy moest lachen om haar vriendin die haar grote mond weer had teruggevonden. Ze kende haar vriendin goed en ze wist dat ze heel stoer kon praten, maar dat ze eigenlijk helemaal niet zo stoer was. ‘Zullen we naar verzorging gaan, daar zitten we in ieder geval nog wel naast elkaar.’ Maartje en Lizzy liepen de school door naar het volgende lokaal. Ze praatten nog wat na over de les Nederlands. ‘Eh…Maartje,’ hoorde Maartje ineens iemand zeggen. Ze draaide zich om en zag dat Henk-Jan naar haar toe kwam rennen. In zijn handen had hij zijn Nederlands boeken en aan zijn schouder hing zijn tas. Maartje wou doorlopen, maar hij had haar al zien omdraaien. ‘Maartje, je zou me toch rondleiden, dat moest van meneer De Bruin.’ ‘Eerlijk gezegd,’ begon Maartje, ‘ heb ik daar helemaal geen zin in, maar aangezien De Bruin het zei, zal ik het maar moeten doen hè?’ De jongen knikte en kreeg een glimlach op zijn gezicht. ‘Goed,’ zei Maartje, ‘dit is nou de gang en dat daar noemen we hier een lokaal.’ Ze wees naar een deur waar een klas naar binnen ging. ‘Dat is eigenlijk het enige wat jij moet weten. O nee, ik vergeet de kantine, die kun je vinden door de bordjes met het woord ‘kantine’ erop te volgen. Zo, nou weet jij alles wat je moet weten en nu kan ik rustig met Lizzy naar het volgende lokaal, doei.’ De jongen werd rood van Maartjes woorden. Hij begon te stotteren en wou wat zeggen, maar Maartje liep samen met Lizzy verder. Lizzy moest lachen om Maartje, die Henk-Jan keihard had aangepakt. ‘Je hebt gelijk, het is een sukkel,’ lachte Lizzy. De twee vriendinnen liepen de gangen door richting het lokaal. Achter hun aan slofte Henk-Jan. ‘Dames, een beetje doorlopen,’ hoorde ze De Vries zeggen, ‘ik wil beginnen.’ De meisje liepen snel het lokaal binnen en zochten een plaatsje op.
De les verzorging liep zoals hij altijd ging, chaotisch en saai. Maartje en Lizzy hadden de gehele les met hun achterburen gepraat, terwijl mevrouw De Vries iets aan het uitleggen was. ‘Dit is echt het saaiste uur dat wij hebben,’ zei Lizzy. De Vries hoorde dat er iemand praatte en ze stopte zelf even met voorlezen. Ze keek de klas door, maar kon de dader niet vinden en begon weer verder met voorlezen. ‘Waarom moet zij dit toch altijd voorlezen,’ merkte Maartje op, ‘we kunnen zelf toch wel lezen wat er staat en dat is niet echt interessant.’ ‘Toch zijn er ook mensen, die het niet met je eens zijn,’ zei Lizzy. Maartje begreep haar vriendin niet en ze keek de klas door. Overal zaten groepjes mensen te praten en niemand leek op te letten. ‘Over wie heb je het,’ vroeg Maartje aan haar vriendin. ‘Aan die sukkel van jou, hij vindt het wel interessant, want hij leest gewoon mee.’ Maartje keek naar Henk-Jan die met zijn gezicht in het boek keek. ‘Lizzy heeft gelijk,’ dacht Maartje, ‘er is toch iemand die het gezeur van De Vries interessant vindt.’ Maartje vertelde aan haar achterburen wat Lizzy had gezien en al snel ging het de hele klas door. ‘Psst, die nieuwe vindt verzorging leuk, wat een mietje.’ Binnen vijf minuten zat de hele klas om Henk-Jan te lachen. De Vries kreeg door dat er iets aan de hand was in de klas. ‘Wat is er zo grappig,’ vroeg ze aan de klas. Niemand gaf haar antwoord, er werd alleen zo af en toe ergens in de klas zachtjes gelachen. ‘Zijn jullie uitgelachen, dan kan ik tenminste verder gaan,’ reageerde De Vries geïrriteerd. De les verliep verder zonder incidenten, maar het was gelijk al duidelijk dat Henk-Jan niet populair zou gaan worden.
Maartjes klas had die dag zes uur les en elk uur verliep de les weer hetzelfde. De leraar legde iets uit, terwijl de klas aan het praten was, alleen Henk-Jan lette alle lessen op. Om twee uur was de klas vrij en zoals elke schooldag bleven Maartje en Lizzy nog wat napraten op het schoolplein. ‘Ik kan niet geloven dat hij de lessen leuk vindt,’ zei Maartje tegen een klasgenoot, ‘elke leraar doet hetzelfde en elke keer kun je wat ze zeggen ook terugvinden in het boek, dat ga je dan toch saai vinden.’ Lizzy kwam bij het groepje staan en mengde zich in het gesprek. Ze vertelde wat ze in de kleine pauze van een leerling had gehoord. 'Ingrid uit 3b, je weet wel, dat meisje met die blonde haren en die zwarte bril...’ ‘Oh je bedoelt dat meisje die een broer in de vijfde heeft zitten.’ ‘Ja, die. Nou die vertelde mij dus in de pauze dat ons Henkie op zijn oude school in de redactie van een soort schoolkrantje zat en nu blijkt dat hij op onze school ook zo’n krant wil oprichten. Het blijkt zelfs al dat hij er met De Bruin van Nederlands over heeft gepraat en die vond het een goed idee.’ Maartje bekeek haar nieuwe klasgenoot en zocht iets in hem, wat op een schrijver leek. ‘Ik had niet verwacht dat hij zou schrijven,’ kwam ze tot de conclusie, ‘het leek mij meer zo’n computernerd.’ Lizzy knikte. ‘Maar goed, weet je wat die Ingrid mij ook vertelde en dat is het leukste aan het hele verhaal. Hij blijkt ook poëzie te schrijven.’ ‘Poëzie?’ vroeg Maartje. ‘Ja, je weet wel, gedichten. Zo van: ik houd van jou en ik blijf je trouw.’ ‘Ja, ik weet wel wat je bedoelt, maar dat is toch niet erg. Ik schrijf soms ook wel gedichten, dat is toch niet vreemd?’ ‘Nee, maar jij bent toch een meisje,’ zei een jongen die het gesprek had meegeluisterd. ‘Ja, misschien is dat is wel zo.’ Maartje keek nog eens naar Henk-Jan, die in het fietsenrek zijn fiets pakte. Hij bond zijn tas behendig onder de rode snelbinders en reed het schoolplein af. ‘Lizzy, wij moeten ook gaan. Ik had tegen mijn moeder gezegd dat ik gelijk naar huis zou komen.’ Lizzy en Maartje namen afscheid van de jongen en liepen naar de fietsen. ‘O, was ik het bijna vergeten,’ zei Lizzy, ‘ik kan niet met je terugfietsen, ik moet namelijk na mijn oma en dat is de andere kant op.’ ‘Oké, haal je me morgenvroeg om acht uur op.’ ‘Ja, ben jij morgen dan een keer op tijd klaar.’ ‘Ja ja, ik zal het proberen, tot morgen.’ De vriendinnen reden het schoolplein af en gingen beide een andere kant op.
Toen Maartje de straat in kwam rijden, zag ze dat het oude huis wat al jaren leegstond, weer bewoond was. ‘Wie zal daar nou wonen,’ vroeg ze zich af. Ze reed de oprit van het huis op en zette de fiets tegen de muur. ‘Mam, ik ben thuis,’ schreeuwde ze, toen ze de keuken binnenliep. ‘Lieverd, ik ben in de woonkamer,’ hoorde Maartje haar moeder zeggen. Maartje gooide haar tas bij de trap en liep de kamer in. ‘Je raadt nooit wat ik vandaag op school heb beleefd…’ Maartje liep de kamer en ze stopte met praten toen ze zag dat haar moeder visite had. Op de bank zaten een man en een vrouw, ze had ze nog nooit gezien, maar toch kwamen ze haar wel bekend voor. ‘Maartje, dit zijn onze nieuwe buren, ze wonen hier sinds een week en ze kwamen even langs om kennis te maken.’ Maartje gaf de bezoekers een hand en ging op de bank zitten. ‘Dus jij bent nou Maartje, ik heb net al veel over je gehoord.’ De vrouw lachte naar Maartje, die ook even een glimlach op haar gezicht toverde. ‘Jij gaat toch ook naar het Tolberg college.’ Maartje knikte en vertelde dat ze in de 1E klas zat. ‘O, maar dan ken je onze zoon ook.’ ‘Wie is dat dan?’ vroeg Maartje nieuwsgierig. ‘Henk-Jan, hij moest vandaag voor het eerst naar school en als ik me niet vergis kwam hij ook in 1E, zo was het toch Jan?’ De man, die de hele tijd niks had gezegd, knikte en zei dat Henk-Jan in de mentorklas van meneer De Bruin kwam. ‘Wat leuk, dat is Maartjes mentor ook!’ Maartje kon niet geloven dat Henk-Jan bij haar in de straat was komen wonen. ‘Dan moet ik hem nog vaker zien,’ dacht ze bij zichzelf.

2
Maartje en Lizzy hadden zich in de kleedkamer verkleedt en liepen de gymzaal in. ‘Heb jij Henk-Jan al gezien,’ vroeg Lizzy. ‘Nee, als hij nog op tijd wil zijn, moet hij opschieten, want de les begint zo.’ De twee vriendinnen liepen naar een groepje meiden en wachtten daar op de gymleraar. ‘Rogge is ook altijd te laat, daar moeten ze iets tegen doen,’ zei Maartje, ‘als wij maar een paar minuten te laat zijn, moeten we meteen een uur terugkomen, terwijl de leraren kunnen doen wat ze willen.’ Maartje had het nog maar net gezegd, toen de deur openging. De leraar liep in sportkleren richting zijn klas en begon te tellen. ‘Oké, ik tel er 25, wie ontbreekt er?’ De leerlingen keken om zich heen om te zien wie er miste. ‘Henk-Jan is er niet, meneer,’ riep Lizzy. ‘Dat is jullie nieuwe klasgenoot toch?’ De klas knikte. ‘Goed, ik schrijf hem wel als afwezige op. Gaan jullie maar als warming-up drie rondjes rond de zaal rennen.’ Maartje en Lizzy zuchtte. ‘Dat is echt het domste wat er is, rondjes rennen. Dat is toch niet leuk, je wordt er alleen maar moe van,’ zei Maartje. Maartje had een hekel aan gymlessen en zeker als ze gewoon rondjes moesten rennen. ‘Dat Henk-Jan er niet is,’ merkte Lizzy verbaast op, ‘hij zit net twee dagen op school, dan ga je toch niet gelijk spijbelen.’ ‘Nee, dat lijkt me ook niet slim en hij is ook niet ziek, want ik heb hem vanmorgen de straat uit zien fietsen.’ ‘Dames, kletsen doen we maar een andere keer.’ De leraar keek Maartje en Lizzy strak aan, waardoor de meisjes gelijk stil werden. Na drie rondjes te hebben gerend, moest de klas gaan rekken en strekken. De leraar had ondertussen volleybalvelden klaargezet en hij legde aan de klas uit wat ze vandaag gingen doen. ‘Deze les gaan we alleen maar volleyballen, want over een paar weken is er weer een schooltoernooi. Vorige week heb ik jullie al in teams verdeeld en met dat team gaan jullie vandaag ook weer oefenen. Goed, team 1 speelt tegen team 3 op het achterste veld en team 2 speelt tegen team 4 op dit veld. Team 5 zit eerst aan de kant. We spelen wedstrijden van vijf minuten, dus begin gelijk, anders is de tijd alweer om. Oké, beginnen maar.’ Maartje zat in team 5, terwijl Lizzy in team 1 zat. Maartje ging op een bankje zitten en keek na de wedstrijd van haar vriendin. ‘Peter,’ vroeg Maartje aan de jongen die naast haar zat, ‘weet jij waar Henk-Jan is, hij was toch wel op school?’ ‘Ja, ik heb hem nog zien lopen. Ik heb alleen geen idee waar hij nu kan zijn.’ De leraar liep langs de veldjes en gaf hier en daar aanwijzingen. ‘Anke, je kan die bal beter met twee handen terug slaan, dan kan je beter sturen en Pierre speel nou eens een keer over, je hoeft de bal niet gelijk terug te slaan, je speelt in een team, maar daar een keer gebruik van.’ De jongen luisterde niet naar de aanwijzingen van de leraar en sloeg de eerstvolgende bal gelijk weer over het net. ‘Rogge, kan net zo goed tegen doven praten, want ze luisteren toch niet,’ zei Liesbeth, het tweede meisje in Maartjes team. Maartje vond dat zij een leuk team hadden, want Peter, Rob en Liesbeth waren immers goed in balsporten, alleen zij en Leo misten de bal nog wel eens een keertje, maar dat maakte volgens Maartje niet zoveel uit. ‘Meneer, tegen wie mogen wij zo meteen spelen,’ vroeg Liesbeth. ‘Even kijken, jullie beginnen over twee minuten jullie eerste wedstrijd tegen team 1.’ Maartje vond het leuk om tegen Lizzy te mogen beginnen en ze verheugde zich nu al op de wedstrijd. Net toen Maartje en haar team mochten gaan volleyballen, kwamen er twee mensen de sportzaal inlopen. Maartje draaide zich om en zag dat De Bruin met Henk-Jan richting Rogge liepen. Ze praatten wat, maar niemand kon verstaan wat ze zeiden. ‘Jeetje, hij is op tijd,’ grapte Leo. Maartje moest lachen, maar ze schrok toen ze zag dat De Bruin haar kant op kwam lopen. ‘Maartje, kom je even mee. Ik moet even met jou praten.’ Maartje volgde haar mentor naar de kleedkamer. Ze vroeg zich af wat er kon zijn, maar ze durfde het nog niet te vragen. ‘Maartje, wat heb ik jou maandag in de les gevraagd.’ Maartje dacht na. ‘U heeft gezegd dat ik vooraan moest zitten…’ ‘Nee, niet zo bijdehand doen, wat heb ik jou gevraagd om te doen.’ ‘Ik weet het niet meer,’ zei Maartje zachtjes. ‘Dat blijkt, want ik had jou gevraagd of jij Henk-Jan een beetje wegwijs wilde maken op onze school, maar hoe kan het dan dat Henk-Jan het gymlokaal niet kon vinden?’ ‘Eh…dat weet ik niet, maar ik heb hem wel rondgeleid.’ ‘Onder een rondleiding versta ik niet: dit is een lokaal en dat is de kantine. Ik had je duidelijk gevraagd of je hem de komende dagen een beetje mee wou nemen, zodat hij zich thuis zou voelen op onze school, maar dat heb jij niet gedaan. Wat gaan we daar nu aan doen?’ Maartje staarde naar de grond en zei dat ze niet wist wat ze nou moest gaan doen. ‘Nee, je weet het niet. Jij gaat zo meteen naar Henk-Jan en je zegt tegen hem dat het je spijt dat je zo lullig hebt gedaan. Daarnaast ga je hem alsnog op een normale manier rondleiden door onze school en als ik nog één keer van Henk-Jan hoor, dat je lullig tegen hem doet, dan kom je een hele week terug bij mij en dan weet ik wel een leuk klusje die jij dan mag gaan doen, heb je dat begrepen?’ Maartje was geschrokken van de harde stem van De Bruin. ‘Eh…ja, dat heb ik…eh…begrepen.’ ‘Goed en ga nu snel terug naar de les, want je hebt alweer wat gemist. Denk erom dat ik je in de gaten houdt.’ Maartje knikte en rende terug de gymzaal in. De tweede wedstrijd was net afgelopen en Maartje moest met haar team tegen team 2 spelen. ‘Wat zei De Bruin?’ vroeg Peter, maar Maartje had geen zin om antwoord te geven. ‘Niks, bijzonders. Kom laten we gaan volleyballen.’ Maartje liep het veld in en pakte de bal.
De rest van de gymles dacht Maartje niet na over de woorden van De Bruin. Henk-Jan was door Rogge bij haar in het team ingedeeld. Ze had nog geen excuses aangeboden, maar ze had zich voorgenomen om dat pas na de les te gaan doen. Na de les liep Maartje naar de kleedkamer, ze kleedde zich snel om en liep het lokaal uit. ‘Maartje, wacht je niet even op mij,’ vroeg Lizzy. ‘Nee, ik moet nog wat doen. Ik zie je straks wel bij Engels.’ Maartje deed de deur open en ging voor de kleedkamer van de jongens staan wachten op Henk-Jan. ‘Waarom moet ik die jongen rondleiden,’ dacht ze bij zichzelf, ‘ik mag die hele jongen niet eens.’ Henk-Jan was de laatste die de kleedkamer uit kwam lopen en hij schrok toen hij Maartje zag staan. ‘Wat doe jij hier,’ vroeg hij aan haar. ‘Ik moest van De Bruin sorry tegen je zeggen, dus bij deze.’ ‘O, bedankt,’ zei Henk-Jan voorzichtig. Hij wou weglopen, maar Maartje liep achter hem aan. ‘Ik heb moeten beloven dat ik je alsnog zou gaan rondleiden, dus vind je het erg als ik met je meeloop naar het volgende lokaal.’ ‘Nee, dat maakt mij niet uit.’ Maartje ging naast Henk-Jan lopen, die nog niet kon begrijpen waarom Maartje ineens zo aardig tegen hem deed. ‘Is het je al gelukt om een schoolkrant te beginnen,’ vroeg ze aan hem. Hij stopte en keek haar verbaasd aan. ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Dat hoorde ik van iemand, maar lukt het al een beetje?’ Ze liepen verder en Henk-Jan vertelde dat hij volgende week met de directeur erover zou gaan praten. ‘De Bruin gaat dan ook mee,’ vertelde hij. ‘Heb je al meer leden of ben je nog alleen?’ ‘De Bruin kende een aantal leerlingen uit de hogere klassen die ook wel in een schoolkrant willen zitten. Dus we zijn nu al zeker met vijf mensen.’ Maartje knikte en keek voor haar uit. ‘In dit lokaal hebben we nu les.’ Ze liepen het lokaal in, de klas keek verbaasd naar het tweetal. Waarom liep Maartje bij die Henk-Jan? Maartje liep naar haar plaats toe en ging zitten. ‘Waarom liep je met hem mee,’ vroeg Lizzy aan haar vriendin. ‘Dat moest van De Bruin, hij vond dat ik niet goed mij best had gedaan om Henk-Jan het na zijn zin te maken en nu mag ik dat nog een keer doen. Doe ik het niet, dan mag ik een hele week terugkomen, dus ik heb eigenlijk geen keus.’ ‘Jippie, je bent nu zeker wel blij dat je met ons Henkie mag lopen?’ Maartje vertelde niet aan Lizzy dat hij eigenlijk best wel aardig was, ze zou haar toch niet geloven. ‘Ik ben er niet blij mee, zou jij dat zijn als je een sukkel moest rondleiden?’ zei ze stoer.
De dagen erna, liep Maartje tijdens elke leswisseling met Henk-Jan mee naar het volgende lokaal. In het begin deed ze het alleen omdat het moest, maar na een paar dagen vond ze het zelfs leuk. Ze ontdekte dat Henk-Jan heel slim en vooral heel aardig was. De klas begon daarentegen langzamerhand met het pesten van Henk-Jan. Ze scholden hem uit voor brilaap en sukkel, maar Henk-Jan trok zich er weinig van aan. Maartje zei er niks van, want ze wist dat de jongens die het deden, heel populair waren in de klas en als zij er wat van zou gaan zeggen, dan zouden ze haar ook gaan pesten. Henk-Jan had de school zover gekregen dat hij een schoolkrant mocht gaan beginnen. Maartje en hij praatten er veel over en ze vond het leuk om naar de verhalen van Henk-Jan te luisteren. De klas dacht dat Maartje alleen maar met Henk-Jan praatte, omdat ze dat van De Bruin moest, maar ze wisten niet dat Maartje Henk-Jan gewoon aardig vond. Ze vertelde het ook niet tegen anderen, want ze was bang dat ze dan niet meer populair zou zijn.
‘Maartje, zullen we vanmiddag wat af gaan spreken?’ Maartje stond met Lizzy te praten toen Henk-Jan eraan kwam lopen. ‘Ik wil je namelijk wat gedichten van mij laten lezen.’ Maartje keek naar Lizzy, die hard begon te lachen. ‘Sorry, ik kan niet,’ zei Maartje. ‘O, nou misschien dan een andere keer, doei.’ Henk-Jan liep weer weg en Lizzy begon te schateren. ‘Jeetje, wat een sukkel. Denkt hij nou echt dat je hem leuk vindt.’ Maartje lachte mee, maar ze vond het helemaal niet grappig. ‘Hé, Peter kom eens,’ riep Lizzy, ‘moet je nou eens horen wat Henk-Jan vroeg aan Maartje.’ De jongen kwam met zijn vrienden bij Lizzy en Maartje staan en Lizzy vertelde het hele verhaal opnieuw. ‘Hij denkt dat zij hem leuk vindt, wat een dombo of niet?’ De jongens begonnen te lachen. Maartje stond erbij, maar keek de hele tijd de andere kant op. ‘Ik zou maar oppassen,’ zei Peter, ‘ straks heeft hij een oogje op je en dan krijg je een liefdesgedicht van hem.’ ‘Peter, doe niet zo flauw,’ zei Maartje geïrriteerd. ‘Wat is er, vind jij hem ook leuk?’ Maartje had door dat Peter haar uit de kast aan het lokken was. ‘Tuurlijk vind ik hem niet leuk, wat denk jij dan. Het is gewoon een sukkel.’ Maartje keek vol trots naar de jongens, die begonnen te lachen. ‘Nou hoor je het eens zelf, Henkie.’ Maartje schrok en draaide zich om. Achter haar stond Henk-Jan, hij had tranen in zijn ogen en Maartje begreep dat hij had gehoord wat ze had gezegd. ‘Dus zo denk je over me,’ zijn stem trilde. Maartje wist niet wat ze moest doen, ze wou hem zeggen dat ze had gelogen, maar ze durfde het niet, want de jongens stonden lachend naast haar. Henk-Jan draaide zich om en liep hard weg. ‘Zo, die hoef je ook niet meer te zien,’ zei Lizzy opgelucht, ‘zag je dat hij bijna begon te huilen, wat een klein kind.’ ‘Ja,’ zei Maartje zacht. De jongens lachten om de hele gebeurtenis en renden het schoolplein op om het aan iedereen te vertellen. Maartje stond in de gang en wou dat het allemaal nooit gebeurd was.

3
‘Ding Dong.’ ‘Maartje, doe jij even open. Ik ben in de keuken bezig!’ Maartje liep de trap af naar de voordeur. ‘Wie komt er zo laat nog langs,’ dacht ze bij zichzelf. Maartje opende de deur. Voor haar stond Henk-Jan, hij schrok toen hij Maartje voor zich zag staan en ook Maartje had hem niet verwacht te zien. ‘Hoi,’ zei ze voorzichtig. ‘Hoi, zou jij dit bakje aan je moeder willen geven. Ik moest hem van mijn moeder even langs brengen.’ Maartje pakte het witte bakje aan en zei dat ze het wel zou geven. ‘Henk-Jan, ik wil nog even met je praten over vorige week, ik…’ ‘Je hoeft niks te zeggen,’ onderbrak hij haar, ‘je bent heel duidelijk geweest. Ik zal je ook niet meer lastig vallen. Ik moet nu weg, doei.’ Nog voor Maartje wat kon zeggen, liep Henk-Jan het grindpad af. Maartje bleef naar hem staan kijken. Ze baalde dat ze hem niet gewoon durfde te zeggen, hoe ze over hem dacht, maar ze was te bang dat haar klas erachter zou komen. Ze sloot de deur en liep naar de keuken. Haar moeder zat aan de keukentafel en was bezig met het breien van een sjaal. ‘Wie was er aan de deur,’ vroeg ze nieuwsgierig. ‘Henk-Jan, hij kwam dit bakje brengen.’ ‘O, zet het maar op de aanrecht, ik ruim het later wel op. Wat vind je van de sjaal, hij wordt mooi hè?’ Maartje knikte en liep naar boven. ‘Wil je niet even gezellig bij je moeder zitten!’ schreeuwde haar moeder haar tevergeefs na, maar haar dochter had andere dingen aan haar hoofd. Maartje liep naar haar slaapkamer en liet zich op haar bed vallen. Ze keek door het dakraam naar de sterren en dacht na over Henk-Jan. ‘Ik moet hem maar gewoon uit mijn hoofd zetten,’ kwam Maartje na een halfuur tot de conclusie.
‘Maartje, schiet je op. Ik wil niet weer te laat op school komen.’ Maartje liep naar de garage om haar fiets te pakken, buiten stond Lizzy al ongeduldig op haar te wachten. ‘Rustig, we komen heus wel op tijd.’ ‘Ja ja, schiet nou maar even op.’ Maartje liep met haar fiets in de hand over het grindpad de straat op. ‘Weet je wie ik net ook nog zag?’ zei Lizzy. ‘Nee, wie?’ ‘Je buurjongen, Henk-Jan. Hij fietste tien minuten geleden al naar school, wat moet hij daar toch zo vroeg?’ ‘Vandaag komt toch de schoolkrant uit, misschien moest hij nog wat doen.’ ‘O, dat kan.’ De vriendinnen fietsten de straat uit richting school. ‘Ik ben wel benieuwd wat er in die krant van hem komt te staan,’ zei Maartje. ‘Ja, misschien heeft hij wel een gedichtje geschreven, haha.’ ‘Doe niet zo dom. Ik schrijf toch ook, wat geeft het nou dat die jongen gedichten schrijft, ik vind het wel wat hebben.’ Lizzy dacht dat Maartje een grapje maakte, maar toen ze naar het gezicht van haar vriendin keek, zag ze dat Maartje bloedserieus was. ‘Sorry, ik bedoelde het niet zo,’ verontschuldigde Lizzy zich. ‘Het is al goed.’ De vriendinnen reden een leeg schoolplein op. ‘Shit, de bel is al gegaan. We moeten opschieten!’ De vriendinnen zetten hun fietsen snel weg en renden de school in. ‘Dames, waar komen wij zo laat vandaan?’ vroeg De Bruin, toen ze de les in kwamen stormen. ‘Sorry, maar mijn band was lek,’ loog Maartje, ‘dus die hebben we eerst op moeten pompen.’ ‘Nou, ga maar snel zitten. Ik wil beginnen.’ Maartje en Lizzy liepen naar hun plaatsen en wilden net gaan zitten toen De Bruin tegen Maartje begon te praten. ‘Maartje ik had toch gezegd dat je het hele jaar vooraan zou komen zitten of ben je dat vergeten.’ ‘Nee meneer, maar ik dacht dat ik tijdens mentorles wel gewoon naast Lizzy mocht zitten.’ ‘Dat heb je dan verkeerd gedacht, want jou plek tijdens mijn lessen is hier vooraan naast Henk-Jan.’ Maartje pakte haar tas op en liep naar voren. ‘Goed, dan kan ik nu eindelijk beginnen. Ik wil het vandaag met jullie over twee dingen gaan hebben. Het eerste is de schoolkrant. Henk-Jan gaat hem straks voor jullie ophalen, zodat jullie hem in het tweede gedeelte van de les kunnen lezen. Ik wil het eerst met jullie hebben over de schoolreis waar jullie al maanden naar vragen…’ Uit de klas klonk een luid gejuich. Iedereen had zin in het kamp dat aan het einde van het jaar zou gaan komen. ‘Stil!’ riep De Bruin, ‘ik wil er met jullie over praten, maar dan verwacht ik wel dat jullie stil zijn. Ik hoorde al dat jullie graag op een kamp zouden gaan en nou heb ik samen met mevrouw Luik van Aardrijkskunde, een leuke plek gevonden waar we heen kunnen gaan. Ik heb hier een papier en ik wil dat jullie dat aan je ouders laten lezen.’ De Bruin deelde een stapeltje papieren, met op het bovenste papier de naam van het kamp. ‘Lees het allemaal even rustig door, dan praten we zo meteen over de dingen die we tijdens die drie dagen kunnen gaan doen.’ Maartje pakte het papier dat De Bruin op haar tafel had gelegd en begon te lezen: “Ons kamp is geschikt voor schoolkinderen, door de vele activiteiten die we hebben. Bij het kamp is een zwembad en een groot meer aanwezig, daarnaast kan er ook een survival door de bossen worden gedaan. ’s Avonds is er tijd voor een groot kampvuur en tijdens de laatste nacht is er traditioneel een bonte avond, waarbij verschillende spelletjes kunnen worden gespeeld. Kortom op Kamp De Blauwe Bizon is het een feest voor elke leerling.” Maartje draaide zich om en zocht de blik van Lizzy, maar zij was druk bezig met het lezen van het verhaal. ‘Het ziet er leuk uit hè,’ vroeg Henk-Jan aan Maartje. ‘Ja, ik heb wel zin om daar heen te gaan.’ ‘Ik ook,’ zei Henk-Jan enthousiast. ‘Henk-Jan, haal jij alvast de schoolkranten op?’ Naast Henk-Jan stond De Bruin. ‘Ja, ik ga meteen.’ Henk-Jan stond op en liep de klas uit. Maartje dacht na over de schoolreis en bedacht wat voor kleren ze mee zou nemen voor die drie dagen.
Maartje had zo zitten nadenken, dat ze Henk-Jan niet eens had horen terugkomen. In zijn handen hield hij trots een doos vast. ‘Goed, kunnen we allemaal weer even stil zijn,’ vroeg De Bruin, ‘de eerste schoolkrant is namelijk af en Henk-Jan zal hem jullie persoonlijk overhandigen. Als je voor de volgende krant nog een verhaal, mop, strip of iets anders thuis hebt liggen, lever het dan in bij Henk-Jan, misschien dat je dan de volgende keer jouw verhaal leest.’ Henk-Jan liep door de klas en legde op elke tafel een exemplaar. Maartje kreeg als eerste haar krant en nieuwsgierig begon ze te bladeren. Er stonden verhalen in van bovenbouw leerlingen, een interview met een leraar en er stond een erg grappige strip in. Maartje vond het een leuke krant en zei tegen Henk-Jan dat hij het erg mooi had gemaakt. Met een glimlach op zijn gezicht, opende Henk-Jan zijn exemplaar. ‘Maar heb jij niks geschreven,’ vroeg Maartje aan Henk-Jan, ‘ik zie niks van jou erin staan.’ ‘Ik heb een gedichtje erin gezet, op bladzijde twaalf. Maartje zocht de bladzijde op en wou het gedichtje lezen. ‘Voor je het leest moet ik je eerst wat vertellen.’ ‘Wat dan,’ vroeg Maartje. ‘Het gedichtje gaat over jou,’ Maartje keek naar Henk-Jan. Had hij een gedichtje voor haar geschreven, waarom? ‘Oké, mag ik het nu lezen,’ vroeg ze aan hem, ‘of moet ik het lezen als jij er niet bij bent.’ ‘Ik heb het liever dat je het een andere keer leest, als ik er niet bij ben.’ Maartje begreep het en zei dat ze het gedichtje pas na de les zou gaan lezen. De rest van de les verliep volgens Maartje veel te langzaam. Het kostte haar moeite om het gedichtje niet te gaan lezen, maar ze had het hem beloofd. ‘Oké,’ zei De Bruin, ‘het is tijd. Vergeten jullie niet om het papier van het kamp thuis te laten lezen. Tot maandag!’ Maartje pakte haar spullen en liep met de schoolkrant in haar handen de klas uit. Buiten stond Lizzy te wachten. ‘Gelukkig, we hebben eerst pauze,’ zei ze toen Maartje aan kwam lopen, ‘wil je naar buiten of naar de kantine.’ Maartje zag dat Henk-Jan naar de kantine was gegaan. ‘Ik ga liever even naar buiten.’ Lizzy vond het goed en met zijn tweeën liepen ze de school uit. ‘Is er iets,’ vroeg Lizzy, ‘je bent zo stil.’ ‘Lizzy, zou jij een gedicht lezen als hij aan jou is gericht en je weet niet waar het over kan gaan.’ ‘Ja, maar waar heb je het over?’ ‘Nou Henk-Jan vertelde me dat hij een gedicht over mij in de schoolkrant had gezet en ik wil hem wel lezen, maar aan de andere kant durf ik het niet. Wat moet ik doen?’ ‘Waar staat het dan, ik heb het nog niet gelezen. Ik denk dat je hem moet gaan lezen, dan weet je het in ieder geval.’ Maartje wist dat haar vriendin gelijk had en ze opende haar schoolkrant.

Knoop van gevoel...

Als ik naar je kijk
Voel ik een lach opkomen
Je kijkt me aan
Een brede lach op jou gezicht
Een lach, die amper past in dit gedicht
Voel jij iets voor mij?
Als jij me ziet, voel jij je dan ook zo blij?
Ik wil jou niet verliezen
Hoewel ik jou nu ook niet heb
Maar het gevoel
Jou kwijt te raken
Ook al heb ik je dan niet
Doet pijn in mijn hart
Misschien is het tijd
Dat deze knoop eens wordt ontward

Henk-Jan (1E)

Maartje las het gedicht nog een keer. Was hij verliefd op haar? Waarom had ze dat nooit gemerkt? In haar hoofd zaten vragen, maar ze durfde het niet aan Henk-Jan te gaan vragen. ‘Goh, die jongen is wel erg verliefd op jou zeg.’ Maartje keek naar Lizzy, die lachend naast haar zat. ‘Peter, kom eens hier!’ Lizzy riep naar een groepje jongens die met vliegtuigjes naar elkaar aan het gooien waren. ‘Wat er is,’ vroeg de jongen toen hij dichterbij kwam. ‘Heb je het gedicht van Henk-Jan al gelezen?’ ‘Nee, dit is van mijn schoolkrant geworden.’ Hij liet de meisjes een vliegtuig van papier zien. ‘Is het een leuk gedicht dan?’ ‘Het is niks bijzonders,’ probeerde Maartje hem wijs te maken, ‘Lizzy, ik heb hem beloofd dat ik tegen niemand wat zou zeggen.’ ‘Ach, wat maakt het nou uit, ze komen er toch wel achter.’ ‘Waarachter,’ vroeg Peter. ‘Lees eerst het gedicht maar.’ Lizzy overhandigde hem de schoolkrant en aandachtig las hij de pagina die ze aanwees. ‘Zo, Henkie is dus verliefd. Wie is de ongelukkige?’ ‘Maartje,’ schaterde Lizzy het uit. Peter keek naar Lizzy en begon te lachen. ‘Dit moeten de andere jongens weten!’ Maartje probeerde hem tegen te houden, maar het was al te laat. Lizzy zag dat haar vriendin kwaad was. ‘Wat is er, het is maar een grapje.’ ‘Voor jou misschien, maar ik had het hem beloofd.’ ‘Ach, maak je niet zo druk, misschien komt hij er nooit achter.’ ‘Dat geloof je toch zelf niet, de jongens zullen hem ermee pesten en dat is dan allemaal mijn schuld. Je had je mond moeten houden!’ Maartje stond op en liep kwaad weg. ‘Maartje, doe niet zo flauw, wacht even op mij.’ Lizzy pakte haar tas en liep achter Maartje aan. Halverwege het schoolplein werd Lizzy door een aantal meisjes tegengehouden, ze wilden het hele verhaal over Henk-Jan en Maartje horen. Maartje stond in de deur en zag hoe haar vriendin stoer vertelde wat ze had gehoord. ‘Wat is ze soms toch ontzettend dom,’ dacht Maartje, ‘ze zoekt het maar lekker zelf uit!’ Kwaad liep ze naar de kantine en zocht naar Henk-Jan. Ze vond hem alleen aan een tafel. Ze wilde naar hem toegaan, maar ze durfde niet. Wat moest ze tegen hem zeggen? Verdrietig ging ze op een bankje zitten en wachtte tot de bel ging.

4
Lizzy had geen gelijk, toen ze zei dat de jongens Henk-Jan niet zouden gaan pesten. Tijdens de eerste les, na de pauze, werden er vliegtuigjes naar zijn hoofd gegooid. Voor het papier gebruikte ze de bladzijde van het gedicht. Sommigen hadden zelfs teksten als sukkel, of brilaap erop gezet. Maartje zat achterin de klas en keek alles met tranen in de ogen aan. De leraar deed niks, want hij was druk bezig dingen op het bord te schrijven. Één keer keek Henk-Jan Maartje aan, maar nog voor hun blikken elkaar raakten, kreeg hij al een vliegtuigje van Peter tegen zijn hoofd. Maartje zag hoe het papier tegen zijn oog kwam. Een seconde later schreeuwde Henk-Jan het uit van pijn. De leraar draaide zich om en zag dat zijn leerling naar zijn oog greep. De klas zat keek geschrokken naar Henk-Jan, die begon te huilen van de pijn. De leraar nam Henk-Jan mee naar de conciërge en kwam vijf minuten later woest de klas inlopen. ‘Wie is er zo dom geweest om dat vliegtuigje in Henk-Jan zijn oog te gooien? Nou vertel op, wie heeft het gedaan!’ Dreigend keek hij de klas door, maar niemand zei iets. Maartje keek naar haar klasgenoten, die minuten daarvoor nog de grootste lol hadden met het pesten van Henk-Jan. Allemaal zaten ze strak voor zich uit te kijken en wachtten op datgene wat komen ging. ‘Natuurlijk heeft niemand er iets te zeggen. Laat me daarom dit zeggen. Degene die dit gedaan heeft, kan zich tot vijf uur vanmiddag bij mij melden. Komt er niemand, dan komt de hele klas twee weken lang bij mij persoonlijk terug. Jullie hadden die jongen wel blind kunnen gooien!’ De leraar stond te schreeuwen, maar niemand durfde ook maar iets te zeggen. Zelfs toen de leraar dreigde met straf voor de hele klas, zei niemand iets. Hij pakte de vliegtuigen die op de grond lagen op en gooide ze in de prullenmand. ‘Jullie blijven voor de rest van het uur zo zitten en de eerste die ik ook maar even hoor praten, die kan vier weken lang terugkomen.’ Maartje keek naar de leraar die rood van woede was geworden. Opeens bedacht Maartje zich geen moment en stak haar hand op. De leraar keek verbaasd toen hij de vinger omhoog zag komen. ‘Heb jij het gedaan Maartje?’ ‘Nee, maar ik wou even vragen hoe het met Henk-Jan is?’ ‘O, hij is naar de dokter,’ vertelde de leraar rustig, ‘maar waarschijnlijk is er niks in het oog beschadigd.’ Toch had dat heel goed gekund, want het oog is ontzettend kwetsbaar en er hoeft maar iets kleins in te komen en het is mis. Volgens mij heeft Henk-Jan mazzel gehad, maar dat neemt niet weg dat degene die dit heeft gedaan, ontzettend dom was en door mij zal worden gestraft.’ Maartje knikte en ze hoopte dat Peter zich zou melden. Ze vroeg zich af of zij Peter moest aangeven als hij dat zelf niet deed. Toen de bel ging, liep iedereen rustig de klas uit. Buiten werd er al gelijk weer geschreeuwd en hier en daar zelfs gelachen. ‘Maartje, heb je even.’ Maartje schrok toen de leraar naar haar toe kwam lopen. Ze wachtten tot de klas leeg was. ‘Ik hoorde dat jij bij Henk-Jan in de straat woont, zou jij vanavond even bij hem langs willen gaan.’ Maartje knikte en zei dat ze dat wel zou doen. ‘Fijn, dank je wel.’ ‘Eh…meneer.’ ‘Ja, wat is er Maartje.’ ‘Stel ik weet wie het heeft gedaan, moet ik dat dan zeggen of stilhouden.’ ‘Als je weet wie het deed, moet je het zeggen.’ ‘O, maar ik wil niet dat iemand er in de klas achter komt.’ ‘Dat begrijp ik wel, maar wat er is gebeurd is heel ernstig. Henk-Jan kon wel blind worden door dat pijltje. Ik zal mijn mond houden en tegen niemand zeggen wie mij heeft verteld wie de dader is, maar dan moet je het me wel vertellen.’ Maartje keek naar de leraar en ze wist dat ze het moest zeggen. ‘Het was Peter, meneer.’ ‘Dank je wel, ik zal hem straks aanpakken.’ Maartje nam afscheid en liep de klas uit, ze was opgelucht dat ze het had verteld, maar ze was ook bang dat Peter erachter zou komen. ‘Ach, daar moet ik maar niet over nadenken,’ dacht Maartje.

5
‘Maartje, heb je alles?’ ‘Ja, ik kom er gelijk aan.’ Maartje liep naar haar kamer en pakte nog snel haar zaklamp die op haar bureau stond. ‘Maartje, kom nou! Straks vertrekt de bus zonder jou.’ Beneden stond Maartje haar moeder ongeduldig naar boven te roepen. ‘Jaaaaah, ik kom al,’ zei Maartje terwijl ze de trap afliep, ‘we hebben nog tien minuten hoor.’ ‘Ja, maar ik wil er gewoon op tijd zijn. Dus pak je tas, dan kunnen we eindelijk gaan.’ Maartje pakte de sporttas die onder de trap stond en liep met haar moeder mee naar buiten. Buiten stond haar moeder al met de kofferbak open. Maartje gooide de tas in de auto en ging voorin zitten. De rit naar school duurde nog geen minuut en Maartje was dan ook op tijd. Op het schoolplein stonden al klasgenoten van Maartje met tassen in hun hand en naast hun de ouders. ‘Lizzy, is er ook al,’ zei Maartje blij. ‘Hoeveel leraren gaan er eigenlijk mee?’ vroeg haar moeder, terwijl ze auto parkeerde. ‘Drie, De Bruin van Nederlands, Luik van Aardrijkskunde en De Vries van Verzorging, genoeg leraren voor ons brave klasje,’ grapte Maartje. ‘Nou, ik denk dat er een heel leger van leraren aan te pas moet komen, willen jullie stil zijn.’ Maartje stapte uit de auto en pakte haar tas. Met haar moeder liep ze het schoolplein op, richting Lizzy. ‘Hé, Henk-Jan is er ook met zijn moeder,’ zag Maartjes moeder, ‘ik ga hun even gedag zeggen.’ ‘Waar gaat je moeder heen,’ vroeg Lizzy, ‘O, ze gaat Henk-Jan zijn moeder even gedag zeggen.’ ‘Kennen die elkaar dan?’ ‘Ja, slimmerd. Ben je vergeten dat Henk-Jan bij mij in de straat woont. Mijn moeder gaat wel eens op visite bij zijn moeder.’ ‘O, heb je zin in het kamp,’ vroeg Lizzy. ‘Wat denk jezelf? Hier heb ik weken naar toe geleefd, ik hoop echt wel dat het tof gaat worden!’
‘Jongens en meisjes,’ hoorde ze opeens een stem schreeuwen, ‘willen jullie afscheid nemen van jullie ouders. De bus is er namelijk.’ Op straat stond een grote bus. Maartje liep erheen en gooide haar tas in de bagageruimte. Haar moeder was ondertussen weer terug gekomen en gaf Maartje een kus. ‘Mam, moet dat hier!’ ‘Wat is er lieverd, schamen we ons,’ grapte haar moeder. ‘Nou, ik wens je veel plezier en geen domme dingen doen, hè?’ ‘Nee, je krijgt over een paar dagen gewoon je oude lieve dochter terug.’ ‘Gelukkig, tot zondag. Ik moet werken, dus je vader haalt je dan op.’ ‘Ja, dat heb je al tien keer gezegd. Het lijkt wel of ik maanden wegga, maar ik ben er over drie dagen weer. Ik moet nu gaan, doei.’ Maartje gaf haar moeder een zoen en liep naar de bus. ‘Doe je wel voorzichtig!’ schreeuwde haar moeder haar nog na. Lizzy zat achterin de bus en Maartje liep erna toe. ‘Yes, we gaan weg!’ Toen alle leerlingen zaten en de leraren concludeerden dat iedereen er was, reed de bus de straat uit. Achter hun bleven tientallen ouders staan zwaaien.
‘Hallo, jongens en meisje. Ik ben jullie buschauffeur voor vandaag, ik breng jullie naar Kamp De Blauwe Bizon en ik zal jullie zondag ook weer ophalen. Het is ongeveer twee uur rijden naar de plaats van bestemming. Ik neem aan dat jullie allemaal wel eens eerder met een bus hebben gereisd, dus jullie kennen de huisregels wel. Ik wil alleen nog even zeggen dat de vuilniszakken aan een aantal stoelen in het gangpad hangen. Daar kunnen jullie je afval ingooien, zodat de bus netjes blijft. Nou veel plezier dit weekend.’ De klas juichte toen de chauffeur klaar was met praten. ‘Ik heb er echt wel zin in,’ zei Maartje enthousiast. ‘En anders ik wel,’ hoorde ze naast zich iemand zeggen. Lizzy was met haar achterburen aan het praten en zat omgedraaid op de stoel. Maartje draaide zich ook om en pakte de snoepzak, die ze had meegenomen, uit haar rugzak. ‘Willen jullie een snoepje,’ vroeg ze, terwijl ze de zak naar voren stak. De zak ging de hele bus door en toen hij naar een kwartier terugkwam bij Maartje, was de zak al voor de helft leeg. Maartje haalde haar schouders op en stopte de zak weer terug in haar tas. De reis naar het kamp was gezellig, iedereen zat met elkaar te praten en maakten de grootste lol. Zelfs Henk-Jan had het gezellig, hij zat voorin de bus, met nog een andere jongen te praten. Maartje was blij dat hij met iemand in de klas kon praten en ze hoopte dat hij dit weekend niet zou worden gepest.
‘Mag ik even jullie aandacht?’ Maartje zat met Lizzy te praten, toen de stem van De Vries door de bus klonk. ‘We zijn over vijf minuten in het kamp en…’ Ze wou verder praten, maar ze werd door luid gejuich onderbroken. ‘We zijn er bijna!’ klonk het door de bus. ‘Mag ik nog even jullie aandacht,’ probeerde De Vries erboven uit te komen, ‘als we in het kamp aankomen, gaan jullie in de groepjes staan, zoals we die op school hadden ingedeeld. Dan krijgen jullie van de leiding te horen in welke hut jullie komen te slapen. Heeft iedereen dat begrepen en weet ook iedereen in welke groep hij zit?’ ‘Ja,’ riep iemand achterin de bus. ‘Goed, dan heb ik niks meer te vertellen.’ De Vries legde de microfoon terug en ging weer zitten. Maartje keek uit het raam naar de bomen. Ze reden al minstens een kwartier door een groot bos en het einde leek nog lang niet in zicht. Vijf minuten later reed de bus met 26 enthousiaste leerlingen het terrein van kamp De Blauwe Bizon op. Op het terrein stonden vele hutten en buiten stonden basketbal- en volleybalveldjes. Maartje stapte uit de bus. Ze pakte haar tas uit het bagagevak en liep naar haar groepje. Maartje zat in een groepje met Lizzy, Peter, Leo, Liesbeth en Henk-Jan. Maartje had verbaasd gereageerd toen De Bruin in de les had verteld dat Henk-Jan in haar groep zat, maar aan de andere kant vond ze het ook wel weer leuk. Maartje wist ook wel waarom ze Henk-Jan in haar groepje had gedaan. Peter had sinds het ‘vliegtuigincident’ een staakt-het-vuren met Henk-Jan. Dat moest van De Bruin, want die had tegen Peter gezegd dat als hij Henk-Jan nog 1 keer zou pesten, dat hij dan zou worden geschorst. De Bruin wist dat Maartje en Henk-Jan elkaar wel een beetje kenden en hij wist ook dat Leo, soms wel met Henk-Jan praatte over computerspelletjes. Het was dus logisch dat Henk-Jan in haar groep zat, met deze mensen kon hij tenminste nog een beetje opschieten ‘Heb je alles,’ vroeg Lizzy aan haar. ‘Ja, hebben jullie al gehoord in welke hut wij moeten.’ ‘Ja,’ zei Peter, ‘wij moeten in hut drie, die staat daar.’ Peter wees naar een bruine hut achter het basketbalveld. Met zijn zessen liepen ze erheen. ‘Kijk eens wat een groot meer daar ligt.’ Maartje keek naar het meer, dat ze tussen de bomen door kon zien. Op de kant lagen kano’s en het had een steiger. ‘Dit gaat het beste schoolkamp ooit worden,’ zei Liesbeth. Lizzy en Maartje liepen de hut in, terwijl de anderen nog even buiten bleven praten. De hut had drie stapelbedden en een aantal kasten. ‘Waar wil jij slapen,’ vroeg Lizzy. ‘Daar bij het raam,’ Maartje pakte haar tas en legde deze op het bed. ‘Wil jij boven of onder slapen?’ vroeg ze aan haar vriendin. ‘Boven, als je het niet erg vindt.’ ‘Nee, natuurlijk vind ik dat niet erg, anders had ik het toch niet aan je gevraagd.’ Lizzy legde haar tas op het bed en klom naar boven. ‘Vind je het niet erg dat Henk-Jan in onze groep zit,’ begon Lizzy plotseling, ‘hij is immers verliefd op jou.’ ‘Nee, ik vind het niet erg. Ik denk dat het wel leuk kan worden.’ ‘Tja, ik weet het niet. Ik ken hem niet hoor, maar hij lijkt mij een beetje saai.’ Maartje klom omhoog en ging naast Lizzy zitten. ‘Hij kan soms vreemd zijn, maar hij is best wel aardig.’ Lizzy wou nog verder praten, maar de rest kwamen binnen lopen. ‘Hebben jullie al jullie bed uitgekozen,’ vroeg Liesbeth. De dames knikten. ‘Peter, wil jij met mij een bed delen,’ vroeg Liesbeth uitdagend. ‘Ja natuurlijk liefste,’ grapte Peter. Henk-Jan en Leo namen het bed naast Maartje. ‘Wat gaan we nu doen, we hebben tot vijf uur vrij.’ ‘Zullen we bij het meer gaan kijken,’ bedacht Maartje. Niemand protesteerde en zo liepen ze met z’n allen naar het meer. Ze waren niet de enige die dat hadden bedacht, want bij het meer zaten nog meerdere groepjes. ‘Hé, Peter,’ schreeuwde een jongen, ‘hoe is het om Henkie in je groep te hebben. Zal wel lekker saai zijn of niet.’ Peter reageerde niet op zijn klasgenoot en liep de steiger op. Maartje keek naar Henk-Jan. ‘Je moet je er niks van aantrekken,’ zei Maartje tegen hem. ‘Nee, dat probeer ik ook niet.’ Tot vijf uur bleef de groep op de steiger zitten, ze praatten over school en over het kamp. ‘We moeten terug, we gaan eten,’ zei Henk-Jan. Ze stonden op en liepen terug naar het kamp. Toen ze daar aankwamen zat iedereen al aan tafel. ‘Ga snel zitten,’ zei Luik, ‘dan kunnen we gaan eten.’ Op het menu stond macaroni. Maartje vond er niks aan en at ook maar een beetje. Tijdens het eten vertelde een begeleider van het kamp wat ze die avond zouden gaan doen. Tot acht uur gingen ze een beetje volleyballen of basketballen, tot tien uur waren ze dan weer vrij en daarna gingen ze een dropping doen. De groep juichte toen ze dat laatste hoorde. ‘Een dropping, dat heb ik nog nooit gedaan. Is dat leuk,’ vroeg Maartje. Henk-Jan vertelde dat hij wel vaker een dropping had gedaan en dat het erg leuk was. ‘Je wordt dan gedropt en dan moet je zelf de weg terugvinden. Het is echt heel tof.’ Maartje raakte aangestoken door Henk-Jan zijn enthousiasme en ze had al helemaal zin in de dropping. Na het eten moesten Maartjes groep meedoen aan een klein sporttoernooi. Ze konden kiezen of ze wilden volleyballen of basketballen. De groep van hut drie koos volleybal. Ze moesten drie wedstrijden spelen tegen de andere teams, maar van echte wedstrijden kwam het niet. Maartje en haar team verloren alle wedstrijden met grote cijfers. Toch hadden ze ontzettend veel lol in het verliezen. Als er een bal in hun veld werd gespeeld, doken ze er met z’n drieën bovenop, maar uiteindelijk raakte niemand het voorwerp. De tijd vloog voorbij en voor ze het wisten was het al acht uur. ‘Oké,’ zei De Bruin na afloop van het toernooi, ‘zoals beloofd hebben jullie nu vrij. Jullie mogen zelf weten wat jullie gaan doen, maar ga ten eerste niet te ver weg en ten tweede zorg ervoor dat je om half tien hier weer bent, want dan krijgen jullie instructies over de dropping.’ Maartje liep met haar groep naar hun hut. ‘Wat gaan we doen,’ vroeg Leo. ‘Ik wil eerst even douchen,’ antwoordde Liesbeth, ‘ik zit onder het zand, maar daarna kunnen we wel iets leuks gaan doen met z’n zessen.’ De groep spraken af dat ze eerst zouden gaan douchen en dat ze daarna met z’n allen naar de steiger aan het meer zouden gaan. Maartje pakte kleren uit haar tas en liep met Lizzy en Liesbeth naar de vrouwendouche twee hutten verderop. Het was een soort kleedkamer, zoals ze die op school kende, alleen zat deze in een apart huisje. De omkleedkamer had haakjes en bankjes waar je kleren op kon hangen. De doucheruimte had vele douches en dat was maar goed ook, want het was er druk. Blijkbaak waren anderen ook op het idee gekomen om te gaan douchen, want het was er druk. Gelukkig duurde het niet lang en een half uur later, stonden de dames alweer aangekleed buiten. Ook de jongens waren net klaar en met z’n allen liepen ze naar de steiger.

6
‘Oké, is iedereen er? Dan kan ik beginnen om jullie te vertellen wat de bedoeling bij deze dropping is.’ Voor de groep stond een begeleider van het kamp. Ze had een groene pet op en een bril die steeds van haar neus afzakte. Maartje zat met haar groep, achterin. Ze luisterde maar half naar de vrouw. Ze was veel meer bezig met het bekijken van de groepen. Het viel haar op dat iedereen bij zijn groep bleef en dat iedereen ook wel tevreden was met de groepen waar ze inzaten. ‘Goed, het volgende gaat er gebeuren. Jullie gaan met jullie groep in een bus en worden na een half uur rijden ergens gedropt. Jullie krijgen een landkaartje, twee zaklantaarns en een kompas mee. Daar moeten jullie het dus meedoen. Heeft iemand iets te vragen?’ Maartje keek naar de groep en wachtte op een vraag van één van haar klasgenoten. ‘Wat gebeurd er als we verdwalen,’ vroeg een meisje. ‘Jullie kunnen niet van ons terrein af, dat is afgezet met prikkeldraad. Het beste wat je dan ook kan doen, mocht je verdwalen met je groep is het volgende. Zoek het prikkeldraad op en loop langs het prikkeldraad verder. Uiteindelijk kom je altijd uit bij de poort van het kamp. Het is wel een langere route, maar zo kan je altijd de weg terugvinden. Heeft iemand anders nog vragen.’ De vrouw keek naar de groep, maar iedereen begreep wat de bedoeling was. ‘Mooi, nog even iets anders voor we weggaan. Wat er ook gebeurd, je blijft altijd als groep bij elkaar. Heeft iedereen dat begrepen?’ De klas knikte. ‘Goed, dan zal ik jullie de indeling geven. Hut 1 gaat in auto 1, hut 2 in auto 2 en zo gaat het verder. Ga nu maar met je groep naar de auto’s.’ Maartje en haar groep stonden op en liepen naar auto drie. Iedereen in haar groep had een rugzak met eten en drinken meegenomen. Maartje had haar eigen zaklantaarn ook in haar tas gestopt. ‘Als die anderen kapot gaan, hebben we in ieder geval nog licht,’ had ze gedacht. ‘Maartje, kom nou. We gaan weg.’ Peter zat druk gebarend in de auto naar Maartje te roepen. ‘Ik kom al,’ riep ze terug. Toen iedereen in de auto zat, vertrok de groep. De ramen van de auto waren van binnen afgeplakt en niemand kon zien waar ze langs reden. ‘Spannend,’ riep Lizzy zenuwachtig uit. Maartje hield haar vriendin aan haar arm vast. ‘Ach, ik ben niet bang hoor,’ zei Leo stoer. De groep lachte, maar aan de stemmen was te horen dat iedereen wel een beetje zenuwachtig was voor de dropping. Na een klein halfuurtje te hebben gereden, stopte de auto opeens. De deuren werden geopend en de begeleider liet de groep eruit. ‘Dit is jullie beginpunt,’ zei de man, ‘veel succes en blijf altijd bij elkaar.’ ‘Is het mogelijk dat we een andere groep tegenkomen,’ vroeg Liesbeth. ‘Het blijft altijd mogelijk, maar ik denk dat het onwaarschijnlijk is. De groepen worden namelijk op verschillende plaatsen gedropt en als je de anderen wil tegenkomen, moet je heel ver uit de richting gaan lopen en dat zou dom zijn. Maar ga nou maar, dan zijn jullie des te eerder terug.’ De groep nam afscheid en keek om zich heen. Ze stonden in een donker bos. Maartje keek naar boven en zag door de bomen een heldere maan opduiken. ‘Waar gaan we langs,’ vroeg Lizzy. Henk-Jan stond met het kaartje in zijn hand, terwijl Leo en Peter ernaast stonden. ‘We kunnen gewoon de auto sporen volgen,’ merkte Maartje op. ‘Ja, maar dan loop je helemaal om,’ zei Henk-Jan, ‘Ze hebben ons met een grote omweg naar deze plaats gebracht en het zou dom zijn om die weg terug te lopen.’ ‘Wat moeten we dan doen,’ vroeg Leo. ‘Op het kaartje staan verschillende punten die je kunnen helpen voor het terugvinden van de weg. Met het kompas kunnen we die punten één voor één gaan opzoeken, zodat we uiteindelijk bij het meer uitkomen en van daaruit is het kamp heel gemakkelijk te vinden.’ Henk-Jan wees met zijn vinger de weg aan, die hij had bedacht. Iedereen was het ermee eens, dat het de snelste route was. ‘Maar wie kan er kompas lezen?’ vroeg Leo. ‘Ik,’ zei Henk-Jan, ‘ik heb jarenlang bij de scouting gezeten.’ ‘Goed, dan ben jij onze wegwijzer,’ zei Peter. ‘Oké dan gaan we maar gelijk weg, want we staan hier alweer vijf minuten.’ Maartje pakte haar tas op en deed die op haar rug. Ze volgde Henk-Jan die voorop met Peter liep. Leo slofte achter de twee jongens aan, terwijl de dames met hun zaklantaarn achteraan liepen. Henk-Jan had niet gelogen toen hij zei dat hij wel met een kompas kon werken. Na een half uur lopen, kwam de groep al aan bij het eerste punt. ‘Zullen we even rusten,’ vroegen de dames vermoeid. ‘We kunnen beter doorlopen,’ zei Peter. ‘Ja, maar ik heb honger en dorst,’ zei Liesbeth. ‘Goed, we blijven vijf minuten en dan gaan we verder.’ Henk-Jan deed zijn tas van zijn rug af en ging op de grond zitten. ‘Wil iemand wat drinken,’ vroeg Maartje. Ze pakte uit haar tas pakjes drinken en deelde deze uit. Stil genoot de groep van het eten en drinken. Na tien minuten moesten ze toch echt verder, vond Henk-Jan. Ze stonden weer op en liepen verder. ‘Hoe lang is het nog,’ vroeg Maartje die naast Henk-Jan was gaan lopen. ‘Ik denk dat we nu bijna op de helft zitten,’ schatte Henk-Jan. ‘O, hoeveel punten komen we dan nog tegen?’ ‘Nog twee, voordat we bij het meer zijn.’ Ze liepen over drassig grond met vele takken, het verbaasde dan ook niemand dat het tweede gedeelte van de dropping erg langzaam ging. ‘Is iedereen er nog,’ riep Henk-Jan naar achteren. ‘Ja, loop maar gewoon door,’ hoorde hij een jongensstem terugroepen. ‘Heb je zin om maandag weer naar school te moeten,’ vroeg Maartje. ‘Ach, het is de laatste week voor de grote vakantie,’ antwoordde haar buurman. ‘Ja, maar word je niet zat van die pesterijen die je op school over je heen krijgt.’ ‘Ja, maar wat kan ik daar aan doen.’ Maartje merkte dat Henk-Jan er liever niet over wou praten en liet zich daarom maar naar achteren afzakken. Ze stond te wachtten op de rest. ‘Schiet nou op,’ riep ze naar de achterblijvers. Ze sprong in de lucht om ze aan te moedigen, maar ze had niet door dat er een tak onder haar voet lag. Met een klap viel Maartje op de grond. Ze schreeuwde van de pijn en greep naar haar enkel. Henk-Jan had het geschreeuw gehoord en was meteen teruggelopen, ook de anderen waren snel naar Maartje toe gerend. ‘Heb je veel pijn,’ vroeg Peter. Maartje huilde en zei dat haar enkel dubbel ging bij het landen. Henk-Jan trok voorzichtig Maartjes broek omhoog. ‘Hij is niet gebroken,’ concludeerde hij, ‘maar je hebt hem goed verzwikt. Kan je er op staan?’ Maartje schudde van nee, maar probeerde het toch. Peter en Leo ondersteunde Maartje, maar toen ze haar voet neerzette, schreeuwde ze het uit van pijn. ‘Wat gaan we nu doen,’ vroeg Lizzy ongerust. ‘Een aantal van ons moeten hulp gaan halen,’ zei Henk-Jan rustig. ‘Maar we moesten altijd bij elkaar blijven,’ zei Peter. ‘Ja,’ antwoordde Henk-Jan zijn teamgenoot, ‘maar Maartje kan er niet op lopen en we moeten nog te ver, dus dragen is ook geen optie.’ ‘Oké, misschien heb je gelijk, maar wie gaat er hulp halen?’ De groep keek elkaar aan, maar niemand wist wie er moest gaan. ‘Het lijkt mij het beste als jullie met z’n vieren gaan,’ zei Henk-Jan, ‘ik leer jullie wel kompas lezen, zodat ik bij Maartje kan achterblijven.’ Henk-Jan pakte zijn kompas en liep met Peter naar een rustig plekje. ‘Hoe gaat het,’ vroeg Lizzy aan haar vriendin. ‘Slecht, het doet ontzettend veel pijn.’ Lizzy opende haar tas en haalde er een regenjas uit. ‘Hier, dan heb je het iets warmer.’ Ze gaf de jas aan Maartje, die het over haar benen legde. ‘Goed,’ zei Peter toen hij er weer aan kwam lopen, ‘we gaan het volgende doen; we zijn op een paar minuten lopen van het tweede punt af. Dus we gaan eerst met z’n allen naar dat tweede punt lopen. Leo, Henk-Jan en ik zullen Maartje daar heen dragen. Als we daar zijn, laten we Henk-Jan en Maartje achter en gaan wij hulp halen. Henk-Jan schat dat het dan nog een klein uurtje lopen is naar het kamp.’ ‘Waarom moeten wij Maartje eerst naar punt twee brengen,’ vroeg Leo. ‘Nou, dat begreep ik eerst ook niet,’ zei Peter, ‘maar Henk-Jan kwam met de opmerking dat we dan precies weten waar hun zijn.’ ‘Als jullie hulp hebben gehaald,’ onderbrak Henk-Jan Peter, ‘moeten jullie ook weer terug en het is gemakkelijker als jullie precies weten waar wij dan zijn.’ Leo begreep het en zo ging het ook gebeuren. Maartje werd door Leo en Peter ondersteund, terwijl Henk-Jan haar voeten omhoog tilde. Na een paar minuten kwamen ze bij het tweede punt aan. Er lag een wit paaltje op de grond en ernaast stond een bankje. ‘Wat een mazzel,’ zei Henk-Jan, ‘we hoeven niet op de grond te zitten.’ De jongens zetten Maartje op het bankje neer. ‘Zit je zo goed,’ vroeg Lizzy, die de regenjas weer over Maartje heen legde. ‘Ja, dank je wel.’ ‘Goed, wij gaan nu naar het kamp. We laten ons eten en drinken hier bij jullie, mocht het wat langer duren dan hebben jullie in ieder geval wat te doen.’ ‘Is goed, maar ga nu maar,’ zei Henk-Jan, ‘we hebben al veel vertraging op gelopen.’ Met z’n vieren liepen ze weg en na een paar minuten waren ze al uit het zicht verdwenen.

7
‘Nou, daar zit je dan,’ grapte Maartje, ‘ik wist niet dat een dropping zo leuk kon zijn.’ ‘Nee, zo heb ik ze ook nog nooit meegemaakt.’ Henk-Jan ging naast Maartje zitten en keek in de tassen van de anderen. ‘Wil je nog een extra trui,’ vroeg hij, toen hij in Leo’s tas een warme trui vond. ‘Wil jij hem niet dan?’ vroeg Maartje. ‘Nee, ik neem de regenjas uit Liesbeth haar tas al.’ Maartje pakte de trui aan. Ze deed haar jas uit en trok de trui over haar hoofd. ‘Zo, dit is een stuk warmer,’ zei ze toen ze haar jas weer aan had. ‘Mooi, wil je ook wat drinken.’ ‘Ja, graag. Ik verga van de dorst.’ Henk-Jan gaf haar een fles drinken en pakte er zelf ook één. ‘Hoe lang, denk je dat het gaat duren, voor ze hier weer zijn?’ ‘Henk-Jan staarde naar wat takken die op de grond lagen en zei dat het wel twee uur kon duren. ‘Ze moeten er eerst eens zien te komen,’ zei hij, ‘en ik heb Peter wel uitgelegd hoe het kompas werkt, maar ik weet niet of hij hem nu goed gebruikt.’ ‘O,’ zei Maartje. Ze keek om zich heen en hoewel ze in een donker bos waren, kwam er toch genoeg licht van de maan door de bomen. ‘Ik heb een zaklamp bij me,’ zei ze opeens. ‘Waar,’ vroeg Henk-Jan. ‘Hij zit in het voorvakje van mijn tas.’ Henk-Jan stond op en liep naar Maartje haar tas. ‘Hij zit daar ergens,’ zei ze tegen Henk-Jan die druk aan het zoeken was. ‘Ik heb hem al!’ Hij ging weer zitten met de lamp in zijn handen. ‘Dan hebben we in ieder geval wat licht,’ zei hij, terwijl hem aandeed.
Minutenlang bleef het stil tussen de twee klasgenoten. Maartje keek naar de bomen en bedacht wat ze tegen hem moest zeggen. Henk-Jan speelde ondertussen met de zaklamp en lette niet op Maartje. ‘Henk-Jan?’ ‘Ja, wat is er?’ ‘Ben jij boos op mij?’ ‘Nee,’ zei Henk-Jan, die zich naar Maartje toedraaide, ‘waarom moet ik boos zijn op jou?’ ‘Nou, omdat ik een tijdje terug op school tegen die jongens zei dat ik je een sukkel vond en omdat ik aan Lizzy vertelde dat jou gedicht over mij ging.’ ‘O, ik weet het niet. Het is niet dat ik boos ben, maar ik baal er alleen van.’ ‘Hoezo dan?’ ‘Omdat ik dacht dat jij anders was. Ik dacht dat jij me aardig vond, maar dat dacht ik dus fout. Ik dacht ook dat we vrienden waren, maar toen jij mij zo voor schut zette op de gang, wist ik wel beter.’ ‘Dat begrijp ik, maar je moet weten dat ik het niet zo had bedoeld.’ ‘O en hoe bedoelde je het dan?’ ‘Ik zei het alleen maar omdat ik bang was dat ze mij ook gingen pesten, ik durfde niet te zeggen dat ik jou aardig vond.’ Henk-Jan stond op en ging voor Maartje staan. ‘Beschouwde jij mij dan als een vriend?’ vroeg hij aan haar. ‘Ja, ik vond van wel.’ Henk-Jan zijn gezicht veranderde en Maartje begreep dat ze iets verkeerds moest hebben gezegd. ‘Dan ben ik wel heel erg benieuwd wat jij onder de term “vrienden” verstaat, want wat jij hebt gedaan doen echte vrienden niet.’ ‘Ja, maar ik zeg toch dat ik bang was dat ze mij ook gingen pesten.’ ‘Dat was nog altijd beter dan dat achterbakse gedrag. Vrienden komen voor elkaar op en die zijn niet bang om met elkaar gezien te worden. Jij bent geen vriendin van mij, je schaamde je voor mij en waarom eigenlijk? Ben ik nou zo erg?’ Henk-Jan was druk aan het schreeuwen tegen Maartje, die niet wist wat ze moest zeggen. ‘Je bent niet erg…’ ‘
Oud 22-07-2002, 00:55
]{ing
Avatar van ]{ing
]{ing is offline
Citaat:
CemetarySlut schreef:



Wat doe ik in dat verhaal
maartje zijn
Oud 22-07-2002, 02:37
Verwijderd
hallo
Oud 22-07-2002, 12:43
Rhinus
Rhinus is offline
Hey
Oud 22-07-2002, 12:45
jnieuwelaar
jnieuwelaar is offline
help help help een randdebiel op het forum
__________________
Als, als, als, wat een kutwoord. ALS ik een kutje had zat ik ook wel op paardrijden, maar ik heb verdomme geen kutje.
Oud 22-07-2002, 12:49
Rhinus
Rhinus is offline
Dank je wel .
Oud 22-07-2002, 12:51
Ulfheðin
Avatar van Ulfheðin
Ulfheðin is offline
help
__________________
stubborn tiny lights vs. clustering darkness forever ok?
Oud 22-07-2002, 12:55
Jantje het Zonnekind
Jantje het Zonnekind is offline
=? ---------->?
Oud 22-07-2002, 12:55
Verwijderd
[QUOTE]Rhinus schreef:
[B]"Maartje en de jongen van de schoolkrant" door Jolanda Robben

[SIZE=1]1
‘Maartje opstaan, je moet naar school.’ Maartje kwam met haar hoofd boven de dekens en zag dat haar moeder bij de deur stond. ‘Nou, opschieten. Straks ben je weer te laat.’ Maartje knikte en kroop langzaam uit bed. Jeetje wat was ze nog moe, het leek wel alsof de hele nacht had wakker gelegen. Ze pakte haar kleren en liep naar de douche. ‘Vandaag maar even snel wassen, anders red ik het nooit,’ dacht ze terwijl ze met haar hoofd onder de kraan dook. ‘Maartje, waar blijf je nou! Lizzy staat beneden al op je te wachten, schiet nou toch eens op!’ Maartje schreeuwde naar haar moeder dat ze er al aan kwam en dat Lizzy maar even moest wachten. ‘Ik moet alleen nog mijn haren kammen of wil je dat je dochter onverzorgd de deur uitgaat?’ ‘Nee, ik wil dat mijn dochter een keer op tijd opstaat, zodat we dit niet elke ochtend hoeven te bespreken.’ Maartje wist dat haar moeder gelijk had, maar zij kon er ook toch niks aandoen dat haar wekker niet hard genoeg afging.
Maartje pakte haar tas en liep de trap af, richting de keuken. Ze pakte het broodje dat haar moeder voor haar had gesmeerd en nam er een hap van. ‘Mam, ik ga,’ zei ze met volle mond, ‘ik ben om twee uur vrij, tot vanmiddag.’ Maartje liep naar buiten, waar Lizzy al een aantal minuten stond te wachten. ‘Zo zo,’ zei haar vriendin spottend, ‘mevrouw is maar tien minuten te laat vandaag, een nieuw record.’ ‘Haha, lach jij maar. Ik kan er toch niks aan doen als mijn wekker niet afgaat of als mijn moeder me zo laat roept. Ze moeten die scholen gewoon niet zo vroeg laten beginnen. Als ze nou de eerste les om tien uur laten beginnen, dan zou ik elke dag op tijd zijn.’ ‘Nou, zullen we nu dan maar gaan. We hebben het eerste uur namelijk De Bruin en bij hem ben ik liever niet te laat.’ Maartje pakte haar fiets en reed met Lizzy de straat uit. Gelukkig woonden ze maar vijf minuten fietsen van school.
‘Wist je dat we een nieuwe jongen in de klas krijgen,’ zei Lizzy. ‘Nee, wie dan?’ ‘Ik weet het niet, ik hoorde het van iemand uit de tweede. Ik weet alleen dat hij uit in een dorp buiten de stad heeft gewoond en dat hij dus nu bij ons in de klas komt.’ ‘Het zal mij benieuwen, ik hoop dat het een beetje een leuke jongen is, dat kunnen we wel gebruiken in die klas van ons.’ Lizzy lachte om haar vriendin. Toen ze het schoolplein opreden ging net de bel, ze plaatsten hun fietsen in het fietsenrek en liepen snel naar binnen. Ze hadden het eerste uur Nederlands van De Bruin. Het was een strenge leraar, bij wie niks mocht en bij wie te laat komen al helemaal uit den boze was. ‘Gelukkig, we zijn nog op tijd,’ zei Maartje toen ze zag dat de lokaaldeur nog open stond. Ze liepen de klas in en zochten hun plek op. De klas was onrustig en het viel Maartje op dat De Bruin er nog niet was. Ze keek om haar heen en zocht naar een gezicht die ze nog nooit had gezien, maar ze zag de nieuwe jongen niet. ‘Heb jij hem al gezien,’ vroeg ze aan de jongen die achter haar zat. ‘Nee, maar volgens Peter is het een ongelofelijke sukkel. De Bruin is hem nu aan het ophalen bij de directeur, dus we zullen het zo wel zien.’ Maartje draaide zich weer om en pakte haar boeken uit haar tas. Ze wou net iets tegen Lizzy zeggen, toen er drie mensen de klas in kwamen lopen. De man voorop kende Maartje een beetje, ze wist dat het de directeur was, maar voor de rest had ze nog niks met hem te maken gehad. Achter hem liep De Bruin, hij keek streng de klas in en zonder wat te hoeven zeggen, was iedereen stil. De derde die de klas in kwam lopen, had Maartje nog nooit gezien. Het was een blonde jongen met een bril en grote oren. De klas begon te gniffelen toen ze hun nieuwe klasgenoot zagen. ‘Wat een sukkel,’ hoorde Maartje een jongen zeggen. ‘Stil,’ riep De Bruin, ‘ik wil jullie aan iemand voorstellen. Klas dit is Henk-Jan, hij is jullie nieuwe klasgenoot. Hij komt van een scholengemeenschap buiten de stad en hij wil hier opnieuw beginnen. Ik ga ervan uit dat jullie hem zullen opnemen in jullie klas en dat jullie hem een beetje wegwijs maken op onze school.’ Maartje keek naar Lizzy, die haar vinger in de keel stak. ‘Jeetje, wat zeurt De Bruin weer,’ probeerde Maartje zo zachtjes mogelijk te zeggen, maar het was niet zachtjes genoeg. ‘Maartje, wat is er zo interessant dat jij mij moet onderbreken? Zou je het even tegen de rest van de klas willen zeggen.’ Maartje werd rood toen ze de stem van De Bruin hoorde. ‘Eh..nee meneer.’ ‘Wat nee?’ ‘Nou…eh…ik hoef het niet…eh….tegen de rest van de klas te vertellen.’ Maartje staarde naar haar boeken die voor haar lagen. ‘Nou goed, maar om te voorkomen dat je mijn les nog een keer verstoord kom je voor de rest van het jaar hier vooraan zitten. Pak je spullen en schiet een beetje op, ik heb niet uren de tijd.’ Maartje pakte snel haar tas weer in en liep naar voren. Ze ging zitten aan de tafel die voor het bureau van De Bruin stond. ‘Goed, ik geloof dat je nu wel stil zult blijven. Henk-Jan, ga jij maar naast Maartje zitten, zij zal je de komende dagen wegwijs maken door onze school.’ Maartje keek kwaad naar De Bruin. Ze wou er tegen ingaan, maar het gezicht van haar leraar zei al genoeg. De klas begon weer te lachen. Naast haar was de nieuwe jongen gaan zitten. ‘Hoi, ik ben dus Henk-Jan,’ zei hij sullig. ‘Ja, dat hoorde ik net al,’ zei Maartje kortaf. Ze baalde dat ze de rest van het jaar vooraan moest zitten naast die sukkel en ze vond het al helemaal dom dat ze van De Bruin die ‘nieuwe’ moest rondleiden. ‘Hij kan het toch wel alleen,’ dacht ze. Dat had zij immers ook moeten doen toen ze een paar maanden terug op haar nieuwe school kwam. De directeur was ondertussen weer vertrokken en de les Nederlands begon. ‘Goed, pak allemaal jullie boeken en ga naar bladzijde 87. Henk-Jan, ik zal jou na de les je boeken wel even geven, kijk nu nog maar even mee met Maartje.’ Henk-Jan schoof zijn stoel dichterbij. Maartje legde het boek in het midden, maar keek niet naar de bladzijden. ‘Hij moet op bladzijde 87,’ zei Henk-Jan. ‘Nou, dan zorg je toch dat hij op de juiste bladzijde ligt of mankeert er iets aan je handen.’ De jongen werd verlegen en bladerde vlug in het boek. De Bruin las voor, maar Maartje hoorde niet wat hij zei. Ze staarde naar buiten en keek zo nu en dan eens naar haar nieuwe klasgenoot. Ze vond dat hij een veel te grote bril op had en dat hij wel een erg bleek gezicht had, ondanks de rode pukkels die over zijn hele gezicht zaten. ‘Gatver, er zit een dikke puist in zijn oor,’ zag Maartje. Ze keek nog eens beter; het was een dikke rode die op elk moment uit elkaar kon knappen. Ze draaide haar hoofd de andere kant op, toen Henk-Jan haar aankeek. Hij werd rood en probeerde dat te verbergen door weer in het boek te kijken. ‘Oké Maartje, lees jij maar even verder.’ Maartje schrok op en keek naar De Bruin. ‘Nou opschieten of let je weer eens niet op. In dat geval blijf je maar een uurtje na, dan weet ik zeker dat je in het vervolg wel op zult letten.’ Maartje keek in het boek en zocht naar de woorden die ze het laatst had gehoord, maar ze wist het niet. ‘Nou Maartje wat gaat het worden, gaan we lezen of komen we een uurtje terug?’ Maartje keek naar Henk-Jan, hij legde zijn vinger op het boek en wees een regel aan. ‘Op goed geluk,’ dacht Maartje en ze begon te lezen waar Henk-Jan zijn vinger had liggen. ‘Voor het schrijven van een verhaal…’ begon ze. Ze hoorde dat De Bruin niks zei en ze wist dat ze de juiste regel had. Ze las verder en keek ondertussen even snel naar Henk-Jan. ‘Goed, zo is het wel genoeg,’ zei de Nederlands leraar na twee minuten, ‘het is bijna tijd, dus ik wil nog even snel het huiswerk doorgeven. Volgende week maandag hebben jullie een toets, maar dat had ik al gezegd. Hij telt zwaar mee, dus zorg dat je goed leert. Oké, dat was het voor vandaag, Henk-Jan blijf jij nog even.’ Maartje pakte haar tas snel in en liep als eerste de klas uit..
Buiten het lokaal bleef ze wachten op Lizzy, die als een van de laatste het lokaal uit kwam lopen. ‘Gelukkig, dat hebben we ook weer overleefd,’ zei Lizzy, ‘hij moest jou vandaag wel hebben, hè?! Ik kan niet geloven dat we het hele jaar niet meer naast elkaar mogen zitten. Jij hebt tenminste nog mazzel dat die Henk-Jan naast jou zit, ik moet nu het hele jaar alleen zitten.’ ‘Nou, wat een geluk zeg. Het is een ongelofelijke sukkel. Ik kan niet geloven dat ik van De Bruin die jongen moet rondleiden. Denk ook maar niet dat ik dat ga doen.’ Lizzy moest lachen om haar vriendin die haar grote mond weer had teruggevonden. Ze kende haar vriendin goed en ze wist dat ze heel stoer kon praten, maar dat ze eigenlijk helemaal niet zo stoer was. ‘Zullen we naar verzorging gaan, daar zitten we in ieder geval nog wel naast elkaar.’ Maartje en Lizzy liepen de school door naar het volgende lokaal. Ze praatten nog wat na over de les Nederlands. ‘Eh…Maartje,’ hoorde Maartje ineens iemand zeggen. Ze draaide zich om en zag dat Henk-Jan naar haar toe kwam rennen. In zijn handen had hij zijn Nederlands boeken en aan zijn schouder hing zijn tas. Maartje wou doorlopen, maar hij had haar al zien omdraaien. ‘Maartje, je zou me toch rondleiden, dat moest van meneer De Bruin.’ ‘Eerlijk gezegd,’ begon Maartje, ‘ heb ik daar helemaal geen zin in, maar aangezien De Bruin het zei, zal ik het maar moeten doen hè?’ De jongen knikte en kreeg een glimlach op zijn gezicht. ‘Goed,’ zei Maartje, ‘dit is nou de gang en dat daar noemen we hier een lokaal.’ Ze wees naar een deur waar een klas naar binnen ging. ‘Dat is eigenlijk het enige wat jij moet weten. O nee, ik vergeet de kantine, die kun je vinden door de bordjes met het woord ‘kantine’ erop te volgen. Zo, nou weet jij alles wat je moet weten en nu kan ik rustig met Lizzy naar het volgende lokaal, doei.’ De jongen werd rood van Maartjes woorden. Hij begon te stotteren en wou wat zeggen, maar Maartje liep samen met Lizzy verder. Lizzy moest lachen om Maartje, die Henk-Jan keihard had aangepakt. ‘Je hebt gelijk, het is een sukkel,’ lachte Lizzy. De twee vriendinnen liepen de gangen door richting het lokaal. Achter hun aan slofte Henk-Jan. ‘Dames, een beetje doorlopen,’ hoorde ze De Vries zeggen, ‘ik wil beginnen.’ De meisje liepen snel het lokaal binnen en zochten een plaatsje op.
De les verzorging liep zoals hij altijd ging, chaotisch en saai. Maartje en Lizzy hadden de gehele les met hun achterburen gepraat, terwijl mevrouw De Vries iets aan het uitleggen was. ‘Dit is echt het saaiste uur dat wij hebben,’ zei Lizzy. De Vries hoorde dat er iemand praatte en ze stopte zelf even met voorlezen. Ze keek de klas door, maar kon de dader niet vinden en begon weer verder met voorlezen. ‘Waarom moet zij dit toch altijd voorlezen,’ merkte Maartje op, ‘we kunnen zelf toch wel lezen wat er staat en dat is niet echt interessant.’ ‘Toch zijn er ook mensen, die het niet met je eens zijn,’ zei Lizzy. Maartje begreep haar vriendin niet en ze keek de klas door. Overal zaten groepjes mensen te praten en niemand leek op te letten. ‘Over wie heb je het,’ vroeg Maartje aan haar vriendin. ‘Aan die sukkel van jou, hij vindt het wel interessant, want hij leest gewoon mee.’ Maartje keek naar Henk-Jan die met zijn gezicht in het boek keek. ‘Lizzy heeft gelijk,’ dacht Maartje, ‘er is toch iemand die het gezeur van De Vries interessant vindt.’ Maartje vertelde aan haar achterburen wat Lizzy had gezien en al snel ging het de hele klas door. ‘Psst, die nieuwe vindt verzorging leuk, wat een mietje.’ Binnen vijf minuten zat de hele klas om Henk-Jan te lachen. De Vries kreeg door dat er iets aan de hand was in de klas. ‘Wat is er zo grappig,’ vroeg ze aan de klas. Niemand gaf haar antwoord, er werd alleen zo af en toe ergens in de klas zachtjes gelachen. ‘Zijn jullie uitgelachen, dan kan ik tenminste verder gaan,’ reageerde De Vries geïrriteerd. De les verliep verder zonder incidenten, maar het was gelijk al duidelijk dat Henk-Jan niet populair zou gaan worden.
Maartjes klas had die dag zes uur les en elk uur verliep de les weer hetzelfde. De leraar legde iets uit, terwijl de klas aan het praten was, alleen Henk-Jan lette alle lessen op. Om twee uur was de klas vrij en zoals elke schooldag bleven Maartje en Lizzy nog wat napraten op het schoolplein. ‘Ik kan niet geloven dat hij de lessen leuk vindt,’ zei Maartje tegen een klasgenoot, ‘elke leraar doet hetzelfde en elke keer kun je wat ze zeggen ook terugvinden in het boek, dat ga je dan toch saai vinden.’ Lizzy kwam bij het groepje staan en mengde zich in het gesprek. Ze vertelde wat ze in de kleine pauze van een leerling had gehoord. 'Ingrid uit 3b, je weet wel, dat meisje met die blonde haren en die zwarte bril...’ ‘Oh je bedoelt dat meisje die een broer in de vijfde heeft zitten.’ ‘Ja, die. Nou die vertelde mij dus in de pauze dat ons Henkie op zijn oude school in de redactie van een soort schoolkrantje zat en nu blijkt dat hij op onze school ook zo’n krant wil oprichten. Het blijkt zelfs al dat hij er met De Bruin van Nederlands over heeft gepraat en die vond het een goed idee.’ Maartje bekeek haar nieuwe klasgenoot en zocht iets in hem, wat op een schrijver leek. ‘Ik had niet verwacht dat hij zou schrijven,’ kwam ze tot de conclusie, ‘het leek mij meer zo’n computernerd.’ Lizzy knikte. ‘Maar goed, weet je wat die Ingrid mij ook vertelde en dat is het leukste aan het hele verhaal. Hij blijkt ook poëzie te schrijven.’ ‘Poëzie?’ vroeg Maartje. ‘Ja, je weet wel, gedichten. Zo van: ik houd van jou en ik blijf je trouw.’ ‘Ja, ik weet wel wat je bedoelt, maar dat is toch niet erg. Ik schrijf soms ook wel gedichten, dat is toch niet vreemd?’ ‘Nee, maar jij bent toch een meisje,’ zei een jongen die het gesprek had meegeluisterd. ‘Ja, misschien is dat is wel zo.’ Maartje keek nog eens naar Henk-Jan, die in het fietsenrek zijn fiets pakte. Hij bond zijn tas behendig onder de rode snelbinders en reed het schoolplein af. ‘Lizzy, wij moeten ook gaan. Ik had tegen mijn moeder gezegd dat ik gelijk naar huis zou komen.’ Lizzy en Maartje namen afscheid van de jongen en liepen naar de fietsen. ‘O, was ik het bijna vergeten,’ zei Lizzy, ‘ik kan niet met je terugfietsen, ik moet namelijk na mijn oma en dat is de andere kant op.’ ‘Oké, haal je me morgenvroeg om acht uur op.’ ‘Ja, ben jij morgen dan een keer op tijd klaar.’ ‘Ja ja, ik zal het proberen, tot morgen.’ De vriendinnen reden het schoolplein af en gingen beide een andere kant op.
Toen Maartje de straat in kwam rijden, zag ze dat het oude huis wat al jaren leegstond, weer bewoond was. ‘Wie zal daar nou wonen,’ vroeg ze zich af. Ze reed de oprit van het huis op en zette de fiets tegen de muur. ‘Mam, ik ben thuis,’ schreeuwde ze, toen ze de keuken binnenliep. ‘Lieverd, ik ben in de woonkamer,’ hoorde Maartje haar moeder zeggen. Maartje gooide haar tas bij de trap en liep de kamer in. ‘Je raadt nooit wat ik vandaag op school heb beleefd…’ Maartje liep de kamer en ze stopte met praten toen ze zag dat haar moeder visite had. Op de bank zaten een man en een vrouw, ze had ze nog nooit gezien, maar toch kwamen ze haar wel bekend voor. ‘Maartje, dit zijn onze nieuwe buren, ze wonen hier sinds een week en ze kwamen even langs om kennis te maken.’ Maartje gaf de bezoekers een hand en ging op de bank zitten. ‘Dus jij bent nou Maartje, ik heb net al veel over je gehoord.’ De vrouw lachte naar Maartje, die ook even een glimlach op haar gezicht toverde. ‘Jij gaat toch ook naar het Tolberg college.’ Maartje knikte en vertelde dat ze in de 1E klas zat. ‘O, maar dan ken je onze zoon ook.’ ‘Wie is dat dan?’ vroeg Maartje nieuwsgierig. ‘Henk-Jan, hij moest vandaag voor het eerst naar school en als ik me niet vergis kwam hij ook in 1E, zo was het toch Jan?’ De man, die de hele tijd niks had gezegd, knikte en zei dat Henk-Jan in de mentorklas van meneer De Bruin kwam. ‘Wat leuk, dat is Maartjes mentor ook!’ Maartje kon niet geloven dat Henk-Jan bij haar in de straat was komen wonen. ‘Dan moet ik hem nog vaker zien,’ dacht ze bij zichzelf.

2
Maartje en Lizzy hadden zich in de kleedkamer verkleedt en liepen de gymzaal in. ‘Heb jij Henk-Jan al gezien,’ vroeg Lizzy. ‘Nee, als hij nog op tijd wil zijn, moet hij opschieten, want de les begint zo.’ De twee vriendinnen liepen naar een groepje meiden en wachtten daar op de gymleraar. ‘Rogge is ook altijd te laat, daar moeten ze iets tegen doen,’ zei Maartje, ‘als wij maar een paar minuten te laat zijn, moeten we meteen een uur terugkomen, terwijl de leraren kunnen doen wat ze willen.’ Maartje had het nog maar net gezegd, toen de deur openging. De leraar liep in sportkleren richting zijn klas en begon te tellen. ‘Oké, ik tel er 25, wie ontbreekt er?’ De leerlingen keken om zich heen om te zien wie er miste. ‘Henk-Jan is er niet, meneer,’ riep Lizzy. ‘Dat is jullie nieuwe klasgenoot toch?’ De klas knikte. ‘Goed, ik schrijf hem wel als afwezige op. Gaan jullie maar als warming-up drie rondjes rond de zaal rennen.’ Maartje en Lizzy zuchtte. ‘Dat is echt het domste wat er is, rondjes rennen. Dat is toch niet leuk, je wordt er alleen maar moe van,’ zei Maartje. Maartje had een hekel aan gymlessen en zeker als ze gewoon rondjes moesten rennen. ‘Dat Henk-Jan er niet is,’ merkte Lizzy verbaast op, ‘hij zit net twee dagen op school, dan ga je toch niet gelijk spijbelen.’ ‘Nee, dat lijkt me ook niet slim en hij is ook niet ziek, want ik heb hem vanmorgen de straat uit zien fietsen.’ ‘Dames, kletsen doen we maar een andere keer.’ De leraar keek Maartje en Lizzy strak aan, waardoor de meisjes gelijk stil werden. Na drie rondjes te hebben gerend, moest de klas gaan rekken en strekken. De leraar had ondertussen volleybalvelden klaargezet en hij legde aan de klas uit wat ze vandaag gingen doen. ‘Deze les gaan we alleen maar volleyballen, want over een paar weken is er weer een schooltoernooi. Vorige week heb ik jullie al in teams verdeeld en met dat team gaan jullie vandaag ook weer oefenen. Goed, team 1 speelt tegen team 3 op het achterste veld en team 2 speelt tegen team 4 op dit veld. Team 5 zit eerst aan de kant. We spelen wedstrijden van vijf minuten, dus begin gelijk, anders is de tijd alweer om. Oké, beginnen maar.’ Maartje zat in team 5, terwijl Lizzy in team 1 zat. Maartje ging op een bankje zitten en keek na de wedstrijd van haar vriendin. ‘Peter,’ vroeg Maartje aan de jongen die naast haar zat, ‘weet jij waar Henk-Jan is, hij was toch wel op school?’ ‘Ja, ik heb hem nog zien lopen. Ik heb alleen geen idee waar hij nu kan zijn.’ De leraar liep langs de veldjes en gaf hier en daar aanwijzingen. ‘Anke, je kan die bal beter met twee handen terug slaan, dan kan je beter sturen en Pierre speel nou eens een keer over, je hoeft de bal niet gelijk terug te slaan, je speelt in een team, maar daar een keer gebruik van.’ De jongen luisterde niet naar de aanwijzingen van de leraar en sloeg de eerstvolgende bal gelijk weer over het net. ‘Rogge, kan net zo goed tegen doven praten, want ze luisteren toch niet,’ zei Liesbeth, het tweede meisje in Maartjes team. Maartje vond dat zij een leuk team hadden, want Peter, Rob en Liesbeth waren immers goed in balsporten, alleen zij en Leo misten de bal nog wel eens een keertje, maar dat maakte volgens Maartje niet zoveel uit. ‘Meneer, tegen wie mogen wij zo meteen spelen,’ vroeg Liesbeth. ‘Even kijken, jullie beginnen over twee minuten jullie eerste wedstrijd tegen team 1.’ Maartje vond het leuk om tegen Lizzy te mogen beginnen en ze verheugde zich nu al op de wedstrijd. Net toen Maartje en haar team mochten gaan volleyballen, kwamen er twee mensen de sportzaal inlopen. Maartje draaide zich om en zag dat De Bruin met Henk-Jan richting Rogge liepen. Ze praatten wat, maar niemand kon verstaan wat ze zeiden. ‘Jeetje, hij is op tijd,’ grapte Leo. Maartje moest lachen, maar ze schrok toen ze zag dat De Bruin haar kant op kwam lopen. ‘Maartje, kom je even mee. Ik moet even met jou praten.’ Maartje volgde haar mentor naar de kleedkamer. Ze vroeg zich af wat er kon zijn, maar ze durfde het nog niet te vragen. ‘Maartje, wat heb ik jou maandag in de les gevraagd.’ Maartje dacht na. ‘U heeft gezegd dat ik vooraan moest zitten…’ ‘Nee, niet zo bijdehand doen, wat heb ik jou gevraagd om te doen.’ ‘Ik weet het niet meer,’ zei Maartje zachtjes. ‘Dat blijkt, want ik had jou gevraagd of jij Henk-Jan een beetje wegwijs wilde maken op onze school, maar hoe kan het dan dat Henk-Jan het gymlokaal niet kon vinden?’ ‘Eh…dat weet ik niet, maar ik heb hem wel rondgeleid.’ ‘Onder een rondleiding versta ik niet: dit is een lokaal en dat is de kantine. Ik had je duidelijk gevraagd of je hem de komende dagen een beetje mee wou nemen, zodat hij zich thuis zou voelen op onze school, maar dat heb jij niet gedaan. Wat gaan we daar nu aan doen?’ Maartje staarde naar de grond en zei dat ze niet wist wat ze nou moest gaan doen. ‘Nee, je weet het niet. Jij gaat zo meteen naar Henk-Jan en je zegt tegen hem dat het je spijt dat je zo lullig hebt gedaan. Daarnaast ga je hem alsnog op een normale manier rondleiden door onze school en als ik nog één keer van Henk-Jan hoor, dat je lullig tegen hem doet, dan kom je een hele week terug bij mij en dan weet ik wel een leuk klusje die jij dan mag gaan doen, heb je dat begrepen?’ Maartje was geschrokken van de harde stem van De Bruin. ‘Eh…ja, dat heb ik…eh…begrepen.’ ‘Goed en ga nu snel terug naar de les, want je hebt alweer wat gemist. Denk erom dat ik je in de gaten houdt.’ Maartje knikte en rende terug de gymzaal in. De tweede wedstrijd was net afgelopen en Maartje moest met haar team tegen team 2 spelen. ‘Wat zei De Bruin?’ vroeg Peter, maar Maartje had geen zin om antwoord te geven. ‘Niks, bijzonders. Kom laten we gaan volleyballen.’ Maartje liep het veld in en pakte de bal.
De rest van de gymles dacht Maartje niet na over de woorden van De Bruin. Henk-Jan was door Rogge bij haar in het team ingedeeld. Ze had nog geen excuses aangeboden, maar ze had zich voorgenomen om dat pas na de les te gaan doen. Na de les liep Maartje naar de kleedkamer, ze kleedde zich snel om en liep het lokaal uit. ‘Maartje, wacht je niet even op mij,’ vroeg Lizzy. ‘Nee, ik moet nog wat doen. Ik zie je straks wel bij Engels.’ Maartje deed de deur open en ging voor de kleedkamer van de jongens staan wachten op Henk-Jan. ‘Waarom moet ik die jongen rondleiden,’ dacht ze bij zichzelf, ‘ik mag die hele jongen niet eens.’ Henk-Jan was de laatste die de kleedkamer uit kwam lopen en hij schrok toen hij Maartje zag staan. ‘Wat doe jij hier,’ vroeg hij aan haar. ‘Ik moest van De Bruin sorry tegen je zeggen, dus bij deze.’ ‘O, bedankt,’ zei Henk-Jan voorzichtig. Hij wou weglopen, maar Maartje liep achter hem aan. ‘Ik heb moeten beloven dat ik je alsnog zou gaan rondleiden, dus vind je het erg als ik met je meeloop naar het volgende lokaal.’ ‘Nee, dat maakt mij niet uit.’ Maartje ging naast Henk-Jan lopen, die nog niet kon begrijpen waarom Maartje ineens zo aardig tegen hem deed. ‘Is het je al gelukt om een schoolkrant te beginnen,’ vroeg ze aan hem. Hij stopte en keek haar verbaasd aan. ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Dat hoorde ik van iemand, maar lukt het al een beetje?’ Ze liepen verder en Henk-Jan vertelde dat hij volgende week met de directeur erover zou gaan praten. ‘De Bruin gaat dan ook mee,’ vertelde hij. ‘Heb je al meer leden of ben je nog alleen?’ ‘De Bruin kende een aantal leerlingen uit de hogere klassen die ook wel in een schoolkrant willen zitten. Dus we zijn nu al zeker met vijf mensen.’ Maartje knikte en keek voor haar uit. ‘In dit lokaal hebben we nu les.’ Ze liepen het lokaal in, de klas keek verbaasd naar het tweetal. Waarom liep Maartje bij die Henk-Jan? Maartje liep naar haar plaats toe en ging zitten. ‘Waarom liep je met hem mee,’ vroeg Lizzy aan haar vriendin. ‘Dat moest van De Bruin, hij vond dat ik niet goed mij best had gedaan om Henk-Jan het na zijn zin te maken en nu mag ik dat nog een keer doen. Doe ik het niet, dan mag ik een hele week terugkomen, dus ik heb eigenlijk geen keus.’ ‘Jippie, je bent nu zeker wel blij dat je met ons Henkie mag lopen?’ Maartje vertelde niet aan Lizzy dat hij eigenlijk best wel aardig was, ze zou haar toch niet geloven. ‘Ik ben er niet blij mee, zou jij dat zijn als je een sukkel moest rondleiden?’ zei ze stoer.
De dagen erna, liep Maartje tijdens elke leswisseling met Henk-Jan mee naar het volgende lokaal. In het begin deed ze het alleen omdat het moest, maar na een paar dagen vond ze het zelfs leuk. Ze ontdekte dat Henk-Jan heel slim en vooral heel aardig was. De klas begon daarentegen langzamerhand met het pesten van Henk-Jan. Ze scholden hem uit voor brilaap en sukkel, maar Henk-Jan trok zich er weinig van aan. Maartje zei er niks van, want ze wist dat de jongens die het deden, heel populair waren in de klas en als zij er wat van zou gaan zeggen, dan zouden ze haar ook gaan pesten. Henk-Jan had de school zover gekregen dat hij een schoolkrant mocht gaan beginnen. Maartje en hij praatten er veel over en ze vond het leuk om naar de verhalen van Henk-Jan te luisteren. De klas dacht dat Maartje alleen maar met Henk-Jan praatte, omdat ze dat van De Bruin moest, maar ze wisten niet dat Maartje Henk-Jan gewoon aardig vond. Ze vertelde het ook niet tegen anderen, want ze was bang dat ze dan niet meer populair zou zijn.
‘Maartje, zullen we vanmiddag wat af gaan spreken?’ Maartje stond met Lizzy te praten toen Henk-Jan eraan kwam lopen. ‘Ik wil je namelijk wat gedichten van mij laten lezen.’ Maartje keek naar Lizzy, die hard begon te lachen. ‘Sorry, ik kan niet,’ zei Maartje. ‘O, nou misschien dan een andere keer, doei.’ Henk-Jan liep weer weg en Lizzy begon te schateren. ‘Jeetje, wat een sukkel. Denkt hij nou echt dat je hem leuk vindt.’ Maartje lachte mee, maar ze vond het helemaal niet grappig. ‘Hé, Peter kom eens,’ riep Lizzy, ‘moet je nou eens horen wat Henk-Jan vroeg aan Maartje.’ De jongen kwam met zijn vrienden bij Lizzy en Maartje staan en Lizzy vertelde het hele verhaal opnieuw. ‘Hij denkt dat zij hem leuk vindt, wat een dombo of niet?’ De jongens begonnen te lachen. Maartje stond erbij, maar keek de hele tijd de andere kant op. ‘Ik zou maar oppassen,’ zei Peter, ‘ straks heeft hij een oogje op je en dan krijg je een liefdesgedicht van hem.’ ‘Peter, doe niet zo flauw,’ zei Maartje geïrriteerd. ‘Wat is er, vind jij hem ook leuk?’ Maartje had door dat Peter haar uit de kast aan het lokken was. ‘Tuurlijk vind ik hem niet leuk, wat denk jij dan. Het is gewoon een sukkel.’ Maartje keek vol trots naar de jongens, die begonnen te lachen. ‘Nou hoor je het eens zelf, Henkie.’ Maartje schrok en draaide zich om. Achter haar stond Henk-Jan, hij had tranen in zijn ogen en Maartje begreep dat hij had gehoord wat ze had gezegd. ‘Dus zo denk je over me,’ zijn stem trilde. Maartje wist niet wat ze moest doen, ze wou hem zeggen dat ze had gelogen, maar ze durfde het niet, want de jongens stonden lachend naast haar. Henk-Jan draaide zich om en liep hard weg. ‘Zo, die hoef je ook niet meer te zien,’ zei Lizzy opgelucht, ‘zag je dat hij bijna begon te huilen, wat een klein kind.’ ‘Ja,’ zei Maartje zacht. De jongens lachten om de hele gebeurtenis en renden het schoolplein op om het aan iedereen te vertellen. Maartje stond in de gang en wou dat het allemaal nooit gebeurd was.

3
‘Ding Dong.’ ‘Maartje, doe jij even open. Ik ben in de keuken bezig!’ Maartje liep de trap af naar de voordeur. ‘Wie komt er zo laat nog langs,’ dacht ze bij zichzelf. Maartje opende de deur. Voor haar stond Henk-Jan, hij schrok toen hij Maartje voor zich zag staan en ook Maartje had hem niet verwacht te zien. ‘Hoi,’ zei ze voorzichtig. ‘Hoi, zou jij dit bakje aan je moeder willen geven. Ik moest hem van mijn moeder even langs brengen.’ Maartje pakte het witte bakje aan en zei dat ze het wel zou geven. ‘Henk-Jan, ik wil nog even met je praten over vorige week, ik…’ ‘Je hoeft niks te zeggen,’ onderbrak hij haar, ‘je bent heel duidelijk geweest. Ik zal je ook niet meer lastig vallen. Ik moet nu weg, doei.’ Nog voor Maartje wat kon zeggen, liep Henk-Jan het grindpad af. Maartje bleef naar hem staan kijken. Ze baalde dat ze hem niet gewoon durfde te zeggen, hoe ze over hem dacht, maar ze was te bang dat haar klas erachter zou komen. Ze sloot de deur en liep naar de keuken. Haar moeder zat aan de keukentafel en was bezig met het breien van een sjaal. ‘Wie was er aan de deur,’ vroeg ze nieuwsgierig. ‘Henk-Jan, hij kwam dit bakje brengen.’ ‘O, zet het maar op de aanrecht, ik ruim het later wel op. Wat vind je van de sjaal, hij wordt mooi hè?’ Maartje knikte en liep naar boven. ‘Wil je niet even gezellig bij je moeder zitten!’ schreeuwde haar moeder haar tevergeefs na, maar haar dochter had andere dingen aan haar hoofd. Maartje liep naar haar slaapkamer en liet zich op haar bed vallen. Ze keek door het dakraam naar de sterren en dacht na over Henk-Jan. ‘Ik moet hem maar gewoon uit mijn hoofd zetten,’ kwam Maartje na een halfuur tot de conclusie.
‘Maartje, schiet je op. Ik wil niet weer te laat op school komen.’ Maartje liep naar de garage om haar fiets te pakken, buiten stond Lizzy al ongeduldig op haar te wachten. ‘Rustig, we komen heus wel op tijd.’ ‘Ja ja, schiet nou maar even op.’ Maartje liep met haar fiets in de hand over het grindpad de straat op. ‘Weet je wie ik net ook nog zag?’ zei Lizzy. ‘Nee, wie?’ ‘Je buurjongen, Henk-Jan. Hij fietste tien minuten geleden al naar school, wat moet hij daar toch zo vroeg?’ ‘Vandaag komt toch de schoolkrant uit, misschien moest hij nog wat doen.’ ‘O, dat kan.’ De vriendinnen fietsten de straat uit richting school. ‘Ik ben wel benieuwd wat er in die krant van hem komt te staan,’ zei Maartje. ‘Ja, misschien heeft hij wel een gedichtje geschreven, haha.’ ‘Doe niet zo dom. Ik schrijf toch ook, wat geeft het nou dat die jongen gedichten schrijft, ik vind het wel wat hebben.’ Lizzy dacht dat Maartje een grapje maakte, maar toen ze naar het gezicht van haar vriendin keek, zag ze dat Maartje bloedserieus was. ‘Sorry, ik bedoelde het niet zo,’ verontschuldigde Lizzy zich. ‘Het is al goed.’ De vriendinnen reden een leeg schoolplein op. ‘Shit, de bel is al gegaan. We moeten opschieten!’ De vriendinnen zetten hun fietsen snel weg en renden de school in. ‘Dames, waar komen wij zo laat vandaan?’ vroeg De Bruin, toen ze de les in kwamen stormen. ‘Sorry, maar mijn band was lek,’ loog Maartje, ‘dus die hebben we eerst op moeten pompen.’ ‘Nou, ga maar snel zitten. Ik wil beginnen.’ Maartje en Lizzy liepen naar hun plaatsen en wilden net gaan zitten toen De Bruin tegen Maartje begon te praten. ‘Maartje ik had toch gezegd dat je het hele jaar vooraan zou komen zitten of ben je dat vergeten.’ ‘Nee meneer, maar ik dacht dat ik tijdens mentorles wel gewoon naast Lizzy mocht zitten.’ ‘Dat heb je dan verkeerd gedacht, want jou plek tijdens mijn lessen is hier vooraan naast Henk-Jan.’ Maartje pakte haar tas op en liep naar voren. ‘Goed, dan kan ik nu eindelijk beginnen. Ik wil het vandaag met jullie over twee dingen gaan hebben. Het eerste is de schoolkrant. Henk-Jan gaat hem straks voor jullie ophalen, zodat jullie hem in het tweede gedeelte van de les kunnen lezen. Ik wil het eerst met jullie hebben over de schoolreis waar jullie al maanden naar vragen…’ Uit de klas klonk een luid gejuich. Iedereen had zin in het kamp dat aan het einde van het jaar zou gaan komen. ‘Stil!’ riep De Bruin, ‘ik wil er met jullie over praten, maar dan verwacht ik wel dat jullie stil zijn. Ik hoorde al dat jullie graag op een kamp zouden gaan en nou heb ik samen met mevrouw Luik van Aardrijkskunde, een leuke plek gevonden waar we heen kunnen gaan. Ik heb hier een papier en ik wil dat jullie dat aan je ouders laten lezen.’ De Bruin deelde een stapeltje papieren, met op het bovenste papier de naam van het kamp. ‘Lees het allemaal even rustig door, dan praten we zo meteen over de dingen die we tijdens die drie dagen kunnen gaan doen.’ Maartje pakte het papier dat De Bruin op haar tafel had gelegd en begon te lezen: “Ons kamp is geschikt voor schoolkinderen, door de vele activiteiten die we hebben. Bij het kamp is een zwembad en een groot meer aanwezig, daarnaast kan er ook een survival door de bossen worden gedaan. ’s Avonds is er tijd voor een groot kampvuur en tijdens de laatste nacht is er traditioneel een bonte avond, waarbij verschillende spelletjes kunnen worden gespeeld. Kortom op Kamp De Blauwe Bizon is het een feest voor elke leerling.” Maartje draaide zich om en zocht de blik van Lizzy, maar zij was druk bezig met het lezen van het verhaal. ‘Het ziet er leuk uit hè,’ vroeg Henk-Jan aan Maartje. ‘Ja, ik heb wel zin om daar heen te gaan.’ ‘Ik ook,’ zei Henk-Jan enthousiast. ‘Henk-Jan, haal jij alvast de schoolkranten op?’ Naast Henk-Jan stond De Bruin. ‘Ja, ik ga meteen.’ Henk-Jan stond op en liep de klas uit. Maartje dacht na over de schoolreis en bedacht wat voor kleren ze mee zou nemen voor die drie dagen.
Maartje had zo zitten nadenken, dat ze Henk-Jan niet eens had horen terugkomen. In zijn handen hield hij trots een doos vast. ‘Goed, kunnen we allemaal weer even stil zijn,’ vroeg De Bruin, ‘de eerste schoolkrant is namelijk af en Henk-Jan zal hem jullie persoonlijk overhandigen. Als je voor de volgende krant nog een verhaal, mop, strip of iets anders thuis hebt liggen, lever het dan in bij Henk-Jan, misschien dat je dan de volgende keer jouw verhaal leest.’ Henk-Jan liep door de klas en legde op elke tafel een exemplaar. Maartje kreeg als eerste haar krant en nieuwsgierig begon ze te bladeren. Er stonden verhalen in van bovenbouw leerlingen, een interview met een leraar en er stond een erg grappige strip in. Maartje vond het een leuke krant en zei tegen Henk-Jan dat hij het erg mooi had gemaakt. Met een glimlach op zijn gezicht, opende Henk-Jan zijn exemplaar. ‘Maar heb jij niks geschreven,’ vroeg Maartje aan Henk-Jan, ‘ik zie niks van jou erin staan.’ ‘Ik heb een gedichtje erin gezet, op bladzijde twaalf. Maartje zocht de bladzijde op en wou het gedichtje lezen. ‘Voor je het leest moet ik je eerst wat vertellen.’ ‘Wat dan,’ vroeg Maartje. ‘Het gedichtje gaat over jou,’ Maartje keek naar Henk-Jan. Had hij een gedichtje voor haar geschreven, waarom? ‘Oké, mag ik het nu lezen,’ vroeg ze aan hem, ‘of moet ik het lezen als jij er niet bij bent.’ ‘Ik heb het liever dat je het een andere keer leest, als ik er niet bij ben.’ Maartje begreep het en zei dat ze het gedichtje pas na de les zou gaan lezen. De rest van de les verliep volgens Maartje veel te langzaam. Het kostte haar moeite om het gedichtje niet te gaan lezen, maar ze had het hem beloofd. ‘Oké,’ zei De Bruin, ‘het is tijd. Vergeten jullie niet om het papier van het kamp thuis te laten lezen. Tot maandag!’ Maartje pakte haar spullen en liep met de schoolkrant in haar handen de klas uit. Buiten stond Lizzy te wachten. ‘Gelukkig, we hebben eerst pauze,’ zei ze toen Maartje aan kwam lopen, ‘wil je naar buiten of naar de kantine.’ Maartje zag dat Henk-Jan naar de kantine was gegaan. ‘Ik ga liever even naar buiten.’ Lizzy vond het goed en met zijn tweeën liepen ze de school uit. ‘Is er iets,’ vroeg Lizzy, ‘je bent zo stil.’ ‘Lizzy, zou jij een gedicht lezen als hij aan jou is gericht en je weet niet waar het over kan gaan.’ ‘Ja, maar waar heb je het over?’ ‘Nou Henk-Jan vertelde me dat hij een gedicht over mij in de schoolkrant had gezet en ik wil hem wel lezen, maar aan de andere kant durf ik het niet. Wat moet ik doen?’ ‘Waar staat het dan, ik heb het nog niet gelezen. Ik denk dat je hem moet gaan lezen, dan weet je het in ieder geval.’ Maartje wist dat haar vriendin gelijk had en ze opende haar schoolkrant.

Knoop van gevoel...

Als ik naar je kijk
Voel ik een lach opkomen
Je kijkt me aan
Een brede lach op jou gezicht
Een lach, die amper past in dit gedicht
Voel jij iets voor mij?
Als jij me ziet, voel jij je dan ook zo blij?
Ik wil jou niet verliezen
Hoewel ik jou nu ook niet heb
Maar het gevoel
Jou kwijt te raken
Ook al heb ik je dan niet
Doet pijn in mijn hart
Misschien is het tijd
Dat deze knoop eens wordt ontward

Henk-Jan (1E)

Maartje las het gedicht nog een keer. Was hij verliefd op haar? Waarom had ze dat nooit gemerkt? In haar hoofd zaten vragen, maar ze durfde het niet aan Henk-Jan te gaan vragen. ‘Goh, die jongen is wel erg verliefd op jou zeg.’ Maartje keek naar Lizzy, die lachend naast haar zat. ‘Peter, kom eens hier!’ Lizzy riep naar een groepje jongens die met vliegtuigjes naar elkaar aan het gooien waren. ‘Wat er is,’ vroeg de jongen toen hij dichterbij kwam. ‘Heb je het gedicht van Henk-Jan al gelezen?’ ‘Nee, dit is van mijn schoolkrant geworden.’ Hij liet de meisjes een vliegtuig van papier zien. ‘Is het een leuk gedicht dan?’ ‘Het is niks bijzonders,’ probeerde Maartje hem wijs te maken, ‘Lizzy, ik heb hem beloofd dat ik tegen niemand wat zou zeggen.’ ‘Ach, wat maakt het nou uit, ze komen er toch wel achter.’ ‘Waarachter,’ vroeg Peter. ‘Lees eerst het gedicht maar.’ Lizzy overhandigde hem de schoolkrant en aandachtig las hij de pagina die ze aanwees. ‘Zo, Henkie is dus verliefd. Wie is de ongelukkige?’ ‘Maartje,’ schaterde Lizzy het uit. Peter keek naar Lizzy en begon te lachen. ‘Dit moeten de andere jongens weten!’ Maartje probeerde hem tegen te houden, maar het was al te laat. Lizzy zag dat haar vriendin kwaad was. ‘Wat is er, het is maar een grapje.’ ‘Voor jou misschien, maar ik had het hem beloofd.’ ‘Ach, maak je niet zo druk, misschien komt hij er nooit achter.’ ‘Dat geloof je toch zelf niet, de jongens zullen hem ermee pesten en dat is dan allemaal mijn schuld. Je had je mond moeten houden!’ Maartje stond op en liep kwaad weg. ‘Maartje, doe niet zo flauw, wacht even op mij.’ Lizzy pakte haar tas en liep achter Maartje aan. Halverwege het schoolplein werd Lizzy door een aantal meisjes tegengehouden, ze wilden het hele verhaal over Henk-Jan en Maartje horen. Maartje stond in de deur en zag hoe haar vriendin stoer vertelde wat ze had gehoord. ‘Wat is ze soms toch ontzettend dom,’ dacht Maartje, ‘ze zoekt het maar lekker zelf uit!’ Kwaad liep ze naar de kantine en zocht naar Henk-Jan. Ze vond hem alleen aan een tafel. Ze wilde naar hem toegaan, maar ze durfde niet. Wat moest ze tegen hem zeggen? Verdrietig ging ze op een bankje zitten en wachtte tot de bel ging.

4
Lizzy had geen gelijk, toen ze zei dat de jongens Henk-Jan niet zouden gaan pesten. Tijdens de eerste les, na de pauze, werden er vliegtuigjes naar zijn hoofd gegooid. Voor het papier gebruikte ze de bladzijde van het gedicht. Sommigen hadden zelfs teksten als sukkel, of brilaap erop gezet. Maartje zat achterin de klas en keek alles met tranen in de ogen aan. De leraar deed niks, want hij was druk bezig dingen op het bord te schrijven. Één keer keek Henk-Jan Maartje aan, maar nog voor hun blikken elkaar raakten, kreeg hij al een vliegtuigje van Peter tegen zijn hoofd. Maartje zag hoe het papier tegen zijn oog kwam. Een seconde later schreeuwde Henk-Jan het uit van pijn. De leraar draaide zich om en zag dat zijn leerling naar zijn oog greep. De klas zat keek geschrokken naar Henk-Jan, die begon te huilen van de pijn. De leraar nam Henk-Jan mee naar de conciërge en kwam vijf minuten later woest de klas inlopen. ‘Wie is er zo dom geweest om dat vliegtuigje in Henk-Jan zijn oog te gooien? Nou vertel op, wie heeft het gedaan!’ Dreigend keek hij de klas door, maar niemand zei iets. Maartje keek naar haar klasgenoten, die minuten daarvoor nog de grootste lol hadden met het pesten van Henk-Jan. Allemaal zaten ze strak voor zich uit te kijken en wachtten op datgene wat komen ging. ‘Natuurlijk heeft niemand er iets te zeggen. Laat me daarom dit zeggen. Degene die dit gedaan heeft, kan zich tot vijf uur vanmiddag bij mij melden. Komt er niemand, dan komt de hele klas twee weken lang bij mij persoonlijk terug. Jullie hadden die jongen wel blind kunnen gooien!’ De leraar stond te schreeuwen, maar niemand durfde ook maar iets te zeggen. Zelfs toen de leraar dreigde met straf voor de hele klas, zei niemand iets. Hij pakte de vliegtuigen die op de grond lagen op en gooide ze in de prullenmand. ‘Jullie blijven voor de rest van het uur zo zitten en de eerste die ik ook maar even hoor praten, die kan vier weken lang terugkomen.’ Maartje keek naar de leraar die rood van woede was geworden. Opeens bedacht Maartje zich geen moment en stak haar hand op. De leraar keek verbaasd toen hij de vinger omhoog zag komen. ‘Heb jij het gedaan Maartje?’ ‘Nee, maar ik wou even vragen hoe het met Henk-Jan is?’ ‘O, hij is naar de dokter,’ vertelde de leraar rustig, ‘maar waarschijnlijk is er niks in het oog beschadigd.’ Toch had dat heel goed gekund, want het oog is ontzettend kwetsbaar en er hoeft maar iets kleins in te komen en het is mis. Volgens mij heeft Henk-Jan mazzel gehad, maar dat neemt niet weg dat degene die dit heeft gedaan, ontzettend dom was en door mij zal worden gestraft.’ Maartje knikte en ze hoopte dat Peter zich zou melden. Ze vroeg zich af of zij Peter moest aangeven als hij dat zelf niet deed. Toen de bel ging, liep iedereen rustig de klas uit. Buiten werd er al gelijk weer geschreeuwd en hier en daar zelfs gelachen. ‘Maartje, heb je even.’ Maartje schrok toen de leraar naar haar toe kwam lopen. Ze wachtten tot de klas leeg was. ‘Ik hoorde dat jij bij Henk-Jan in de straat woont, zou jij vanavond even bij hem langs willen gaan.’ Maartje knikte en zei dat ze dat wel zou doen. ‘Fijn, dank je wel.’ ‘Eh…meneer.’ ‘Ja, wat is er Maartje.’ ‘Stel ik weet wie het heeft gedaan, moet ik dat dan zeggen of stilhouden.’ ‘Als je weet wie het deed, moet je het zeggen.’ ‘O, maar ik wil niet dat iemand er in de klas achter komt.’ ‘Dat begrijp ik wel, maar wat er is gebeurd is heel ernstig. Henk-Jan kon wel blind worden door dat pijltje. Ik zal mijn mond houden en tegen niemand zeggen wie mij heeft verteld wie de dader is, maar dan moet je het me wel vertellen.’ Maartje keek naar de leraar en ze wist dat ze het moest zeggen. ‘Het was Peter, meneer.’ ‘Dank je wel, ik zal hem straks aanpakken.’ Maartje nam afscheid en liep de klas uit, ze was opgelucht dat ze het had verteld, maar ze was ook bang dat Peter erachter zou komen. ‘Ach, daar moet ik maar niet over nadenken,’ dacht Maartje.

5
‘Maartje, heb je alles?’ ‘Ja, ik kom er gelijk aan.’ Maartje liep naar haar kamer en pakte nog snel haar zaklamp die op haar bureau stond. ‘Maartje, kom nou! Straks vertrekt de bus zonder jou.’ Beneden stond Maartje haar moeder ongeduldig naar boven te roepen. ‘Jaaaaah, ik kom al,’ zei Maartje terwijl ze de trap afliep, ‘we hebben nog tien minuten hoor.’ ‘Ja, maar ik wil er gewoon op tijd zijn. Dus pak je tas, dan kunnen we eindelijk gaan.’ Maartje pakte de sporttas die onder de trap stond en liep met haar moeder mee naar buiten. Buiten stond haar moeder al met de kofferbak open. Maartje gooide de tas in de auto en ging voorin zitten. De rit naar school duurde nog geen minuut en Maartje was dan ook op tijd. Op het schoolplein stonden al klasgenoten van Maartje met tassen in hun hand en naast hun de ouders. ‘Lizzy, is er ook al,’ zei Maartje blij. ‘Hoeveel leraren gaan er eigenlijk mee?’ vroeg haar moeder, terwijl ze auto parkeerde. ‘Drie, De Bruin van Nederlands, Luik van Aardrijkskunde en De Vries van Verzorging, genoeg leraren voor ons brave klasje,’ grapte Maartje. ‘Nou, ik denk dat er een heel leger van leraren aan te pas moet komen, willen jullie stil zijn.’ Maartje stapte uit de auto en pakte haar tas. Met haar moeder liep ze het schoolplein op, richting Lizzy. ‘Hé, Henk-Jan is er ook met zijn moeder,’ zag Maartjes moeder, ‘ik ga hun even gedag zeggen.’ ‘Waar gaat je moeder heen,’ vroeg Lizzy, ‘O, ze gaat Henk-Jan zijn moeder even gedag zeggen.’ ‘Kennen die elkaar dan?’ ‘Ja, slimmerd. Ben je vergeten dat Henk-Jan bij mij in de straat woont. Mijn moeder gaat wel eens op visite bij zijn moeder.’ ‘O, heb je zin in het kamp,’ vroeg Lizzy. ‘Wat denk jezelf? Hier heb ik weken naar toe geleefd, ik hoop echt wel dat het tof gaat worden!’
‘Jongens en meisjes,’ hoorde ze opeens een stem schreeuwen, ‘willen jullie afscheid nemen van jullie ouders. De bus is er namelijk.’ Op straat stond een grote bus. Maartje liep erheen en gooide haar tas in de bagageruimte. Haar moeder was ondertussen weer terug gekomen en gaf Maartje een kus. ‘Mam, moet dat hier!’ ‘Wat is er lieverd, schamen we ons,’ grapte haar moeder. ‘Nou, ik wens je veel plezier en geen domme dingen doen, hè?’ ‘Nee, je krijgt over een paar dagen gewoon je oude lieve dochter terug.’ ‘Gelukkig, tot zondag. Ik moet werken, dus je vader haalt je dan op.’ ‘Ja, dat heb je al tien keer gezegd. Het lijkt wel of ik maanden wegga, maar ik ben er over drie dagen weer. Ik moet nu gaan, doei.’ Maartje gaf haar moeder een zoen en liep naar de bus. ‘Doe je wel voorzichtig!’ schreeuwde haar moeder haar nog na. Lizzy zat achterin de bus en Maartje liep erna toe. ‘Yes, we gaan weg!’ Toen alle leerlingen zaten en de leraren concludeerden dat iedereen er was, reed de bus de straat uit. Achter hun bleven tientallen ouders staan zwaaien.
‘Hallo, jongens en meisje. Ik ben jullie buschauffeur voor vandaag, ik breng jullie naar Kamp De Blauwe Bizon en ik zal jullie zondag ook weer ophalen. Het is ongeveer twee uur rijden naar de plaats van bestemming. Ik neem aan dat jullie allemaal wel eens eerder met een bus hebben gereisd, dus jullie kennen de huisregels wel. Ik wil alleen nog even zeggen dat de vuilniszakken aan een aantal stoelen in het gangpad hangen. Daar kunnen jullie je afval ingooien, zodat de bus netjes blijft. Nou veel plezier dit weekend.’ De klas juichte toen de chauffeur klaar was met praten. ‘Ik heb er echt wel zin in,’ zei Maartje enthousiast. ‘En anders ik wel,’ hoorde ze naast zich iemand zeggen. Lizzy was met haar achterburen aan het praten en zat omgedraaid op de stoel. Maartje draaide zich ook om en pakte de snoepzak, die ze had meegenomen, uit haar rugzak. ‘Willen jullie een snoepje,’ vroeg ze, terwijl ze de zak naar voren stak. De zak ging de hele bus door en toen hij naar een kwartier terugkwam bij Maartje, was de zak al voor de helft leeg. Maartje haalde haar schouders op en stopte de zak weer terug in haar tas. De reis naar het kamp was gezellig, iedereen zat met elkaar te praten en maakten de grootste lol. Zelfs Henk-Jan had het gezellig, hij zat voorin de bus, met nog een andere jongen te praten. Maartje was blij dat hij met iemand in de klas kon praten en ze hoopte dat hij dit weekend niet zou worden gepest.
‘Mag ik even jullie aandacht?’ Maartje zat met Lizzy te praten, toen de stem van De Vries door de bus klonk. ‘We zijn over vijf minuten in het kamp en…’ Ze wou verder praten, maar ze werd door luid gejuich onderbroken. ‘We zijn er bijna!’ klonk het door de bus. ‘Mag ik nog even jullie aandacht,’ probeerde De Vries erboven uit te komen, ‘als we in het kamp aankomen, gaan jullie in de groepjes staan, zoals we die op school hadden ingedeeld. Dan krijgen jullie van de leiding te horen in welke hut jullie komen te slapen. Heeft iedereen dat begrepen en weet ook iedereen in welke groep hij zit?’ ‘Ja,’ riep iemand achterin de bus. ‘Goed, dan heb ik niks meer te vertellen.’ De Vries legde de microfoon terug en ging weer zitten. Maartje keek uit het raam naar de bomen. Ze reden al minstens een kwartier door een groot bos en het einde leek nog lang niet in zicht. Vijf minuten later reed de bus met 26 enthousiaste leerlingen het terrein van kamp De Blauwe Bizon op. Op het terrein stonden vele hutten en buiten stonden basketbal- en volleybalveldjes. Maartje stapte uit de bus. Ze pakte haar tas uit het bagagevak en liep naar haar groepje. Maartje zat in een groepje met Lizzy, Peter, Leo, Liesbeth en Henk-Jan. Maartje had verbaasd gereageerd toen De Bruin in de les had verteld dat Henk-Jan in haar groep zat, maar aan de andere kant vond ze het ook wel weer leuk. Maartje wist ook wel waarom ze Henk-Jan in haar groepje had gedaan. Peter had sinds het ‘vliegtuigincident’ een staakt-het-vuren met Henk-Jan. Dat moest van De Bruin, want die had tegen Peter gezegd dat als hij Henk-Jan nog 1 keer zou pesten, dat hij dan zou worden geschorst. De Bruin wist dat Maartje en Henk-Jan elkaar wel een beetje kenden en hij wist ook dat Leo, soms wel met Henk-Jan praatte over computerspelletjes. Het was dus logisch dat Henk-Jan in haar groep zat, met deze mensen kon hij tenminste nog een beetje opschieten ‘Heb je alles,’ vroeg Lizzy aan haar. ‘Ja, hebben jullie al gehoord in welke hut wij moeten.’ ‘Ja,’ zei Peter, ‘wij moeten in hut drie, die staat daar.’ Peter wees naar een bruine hut achter het basketbalveld. Met zijn zessen liepen ze erheen. ‘Kijk eens wat een groot meer daar ligt.’ Maartje keek naar het meer, dat ze tussen de bomen door kon zien. Op de kant lagen kano’s en het had een steiger. ‘Dit gaat het beste schoolkamp ooit worden,’ zei Liesbeth. Lizzy en Maartje liepen de hut in, terwijl de anderen nog even buiten bleven praten. De hut had drie stapelbedden en een aantal kasten. ‘Waar wil jij slapen,’ vroeg Lizzy. ‘Daar bij het raam,’ Maartje pakte haar tas en legde deze op het bed. ‘Wil jij boven of onder slapen?’ vroeg ze aan haar vriendin. ‘Boven, als je het niet erg vindt.’ ‘Nee, natuurlijk vind ik dat niet erg, anders had ik het toch niet aan je gevraagd.’ Lizzy legde haar tas op het bed en klom naar boven. ‘Vind je het niet erg dat Henk-Jan in onze groep zit,’ begon Lizzy plotseling, ‘hij is immers verliefd op jou.’ ‘Nee, ik vind het niet erg. Ik denk dat het wel leuk kan worden.’ ‘Tja, ik weet het niet. Ik ken hem niet hoor, maar hij lijkt mij een beetje saai.’ Maartje klom omhoog en ging naast Lizzy zitten. ‘Hij kan soms vreemd zijn, maar hij is best wel aardig.’ Lizzy wou nog verder praten, maar de rest kwamen binnen lopen. ‘Hebben jullie al jullie bed uitgekozen,’ vroeg Liesbeth. De dames knikten. ‘Peter, wil jij met mij een bed delen,’ vroeg Liesbeth uitdagend. ‘Ja natuurlijk liefste,’ grapte Peter. Henk-Jan en Leo namen het bed naast Maartje. ‘Wat gaan we nu doen, we hebben tot vijf uur vrij.’ ‘Zullen we bij het meer gaan kijken,’ bedacht Maartje. Niemand protesteerde en zo liepen ze met z’n allen naar het meer. Ze waren niet de enige die dat hadden bedacht, want bij het meer zaten nog meerdere groepjes. ‘Hé, Peter,’ schreeuwde een jongen, ‘hoe is het om Henkie in je groep te hebben. Zal wel lekker saai zijn of niet.’ Peter reageerde niet op zijn klasgenoot en liep de steiger op. Maartje keek naar Henk-Jan. ‘Je moet je er niks van aantrekken,’ zei Maartje tegen hem. ‘Nee, dat probeer ik ook niet.’ Tot vijf uur bleef de groep op de steiger zitten, ze praatten over school en over het kamp. ‘We moeten terug, we gaan eten,’ zei Henk-Jan. Ze stonden op en liepen terug naar het kamp. Toen ze daar aankwamen zat iedereen al aan tafel. ‘Ga snel zitten,’ zei Luik, ‘dan kunnen we gaan eten.’ Op het menu stond macaroni. Maartje vond er niks aan en at ook maar een beetje. Tijdens het eten vertelde een begeleider van het kamp wat ze die avond zouden gaan doen. Tot acht uur gingen ze een beetje volleyballen of basketballen, tot tien uur waren ze dan weer vrij en daarna gingen ze een dropping doen. De groep juichte toen ze dat laatste hoorde. ‘Een dropping, dat heb ik nog nooit gedaan. Is dat leuk,’ vroeg Maartje. Henk-Jan vertelde dat hij wel vaker een dropping had gedaan en dat het erg leuk was. ‘Je wordt dan gedropt en dan moet je zelf de weg terugvinden. Het is echt heel tof.’ Maartje raakte aangestoken door Henk-Jan zijn enthousiasme en ze had al helemaal zin in de dropping. Na het eten moesten Maartjes groep meedoen aan een klein sporttoernooi. Ze konden kiezen of ze wilden volleyballen of basketballen. De groep van hut drie koos volleybal. Ze moesten drie wedstrijden spelen tegen de andere teams, maar van echte wedstrijden kwam het niet. Maartje en haar team verloren alle wedstrijden met grote cijfers. Toch hadden ze ontzettend veel lol in het verliezen. Als er een bal in hun veld werd gespeeld, doken ze er met z’n drieën bovenop, maar uiteindelijk raakte niemand het voorwerp. De tijd vloog voorbij en voor ze het wisten was het al acht uur. ‘Oké,’ zei De Bruin na afloop van het toernooi, ‘zoals beloofd hebben jullie nu vrij. Jullie mogen zelf weten wat jullie gaan doen, maar ga ten eerste niet te ver weg en ten tweede zorg ervoor dat je om half tien hier weer bent, want dan krijgen jullie instructies over de dropping.’ Maartje liep met haar groep naar hun hut. ‘Wat gaan we doen,’ vroeg Leo. ‘Ik wil eerst even douchen,’ antwoordde Liesbeth, ‘ik zit onder het zand, maar daarna kunnen we wel iets leuks gaan doen met z’n zessen.’ De groep spraken af dat ze eerst zouden gaan douchen en dat ze daarna met z’n allen naar de steiger aan het meer zouden gaan. Maartje pakte kleren uit haar tas en liep met Lizzy en Liesbeth naar de vrouwendouche twee hutten verderop. Het was een soort kleedkamer, zoals ze die op school kende, alleen zat deze in een apart huisje. De omkleedkamer had haakjes en bankjes waar je kleren op kon hangen. De doucheruimte had vele douches en dat was maar goed ook, want het was er druk. Blijkbaak waren anderen ook op het idee gekomen om te gaan douchen, want het was er druk. Gelukkig duurde het niet lang en een half uur later, stonden de dames alweer aangekleed buiten. Ook de jongens waren net klaar en met z’n allen liepen ze naar de steiger.

6
‘Oké, is iedereen er? Dan kan ik beginnen om jullie te vertellen wat de bedoeling bij deze dropping is.’ Voor de groep stond een begeleider van het kamp. Ze had een groene pet op en een bril die steeds van haar neus afzakte. Maartje zat met haar groep, achterin. Ze luisterde maar half naar de vrouw. Ze was veel meer bezig met het bekijken van de groepen. Het viel haar op dat iedereen bij zijn groep bleef en dat iedereen ook wel tevreden was met de groepen waar ze inzaten. ‘Goed, het volgende gaat er gebeuren. Jullie gaan met jullie groep in een bus en worden na een half uur rijden ergens gedropt. Jullie krijgen een landkaartje, twee zaklantaarns en een kompas mee. Daar moeten jullie het dus meedoen. Heeft iemand iets te vragen?’ Maartje keek naar de groep en wachtte op een vraag van één van haar klasgenoten. ‘Wat gebeurd er als we verdwalen,’ vroeg een meisje. ‘Jullie kunnen niet van ons terrein af, dat is afgezet met prikkeldraad. Het beste wat je dan ook kan doen, mocht je verdwalen met je groep is het volgende. Zoek het prikkeldraad op en loop langs het prikkeldraad verder. Uiteindelijk kom je altijd uit bij de poort van het kamp. Het is wel een langere route, maar zo kan je altijd de weg terugvinden. Heeft iemand anders nog vragen.’ De vrouw keek naar de groep, maar iedereen begreep wat de bedoeling was. ‘Mooi, nog even iets anders voor we weggaan. Wat er ook gebeurd, je blijft altijd als groep bij elkaar. Heeft iedereen dat begrepen?’ De klas knikte. ‘Goed, dan zal ik jullie de indeling geven. Hut 1 gaat in auto 1, hut 2 in auto 2 en zo gaat het verder. Ga nu maar met je groep naar de auto’s.’ Maartje en haar groep stonden op en liepen naar auto drie. Iedereen in haar groep had een rugzak met eten en drinken meegenomen. Maartje had haar eigen zaklantaarn ook in haar tas gestopt. ‘Als die anderen kapot gaan, hebben we in ieder geval nog licht,’ had ze gedacht. ‘Maartje, kom nou. We gaan weg.’ Peter zat druk gebarend in de auto naar Maartje te roepen. ‘Ik kom al,’ riep ze terug. Toen iedereen in de auto zat, vertrok de groep. De ramen van de auto waren van binnen afgeplakt en niemand kon zien waar ze langs reden. ‘Spannend,’ riep Lizzy zenuwachtig uit. Maartje hield haar vriendin aan haar arm vast. ‘Ach, ik ben niet bang hoor,’ zei Leo stoer. De groep lachte, maar aan de stemmen was te horen dat iedereen wel een beetje zenuwachtig was voor de dropping. Na een klein halfuurtje te hebben gereden, stopte de auto opeens. De deuren werden geopend en de begeleider liet de groep eruit. ‘Dit is jullie beginpunt,’ zei de man, ‘veel succes en blijf altijd bij elkaar.’ ‘Is het mogelijk dat we een andere groep tegenkomen,’ vroeg Liesbeth. ‘Het blijft altijd mogelijk, maar ik denk dat het onwaarschijnlijk is. De groepen worden namelijk op verschillende plaatsen gedropt en als je de anderen wil tegenkomen, moet je heel ver uit de richting gaan lopen en dat zou dom zijn. Maar ga nou maar, dan zijn jullie des te eerder terug.’ De groep nam afscheid en keek om zich heen. Ze stonden in een donker bos. Maartje keek naar boven en zag door de bomen een heldere maan opduiken. ‘Waar gaan we langs,’ vroeg Lizzy. Henk-Jan stond met het kaartje in zijn hand, terwijl Leo en Peter ernaast stonden. ‘We kunnen gewoon de auto sporen volgen,’ merkte Maartje op. ‘Ja, maar dan loop je helemaal om,’ zei Henk-Jan, ‘Ze hebben ons met een grote omweg naar deze plaats gebracht en het zou dom zijn om die weg terug te lopen.’ ‘Wat moeten we dan doen,’ vroeg Leo. ‘Op het kaartje staan verschillende punten die je kunnen helpen voor het terugvinden van de weg. Met het kompas kunnen we die punten één voor één gaan opzoeken, zodat we uiteindelijk bij het meer uitkomen en van daaruit is het kamp heel gemakkelijk te vinden.’ Henk-Jan wees met zijn vinger de weg aan, die hij had bedacht. Iedereen was het ermee eens, dat het de snelste route was. ‘Maar wie kan er kompas lezen?’ vroeg Leo. ‘Ik,’ zei Henk-Jan, ‘ik heb jarenlang bij de scouting gezeten.’ ‘Goed, dan ben jij onze wegwijzer,’ zei Peter. ‘Oké dan gaan we maar gelijk weg, want we staan hier alweer vijf minuten.’ Maartje pakte haar tas op en deed die op haar rug. Ze volgde Henk-Jan die voorop met Peter liep. Leo slofte achter de twee jongens aan, terwijl de dames met hun zaklantaarn achteraan liepen. Henk-Jan had niet gelogen toen hij zei dat hij wel met een kompas kon werken. Na een half uur lopen, kwam de groep al aan bij het eerste punt. ‘Zullen we even rusten,’ vroegen de dames vermoeid. ‘We kunnen beter doorlopen,’ zei Peter. ‘Ja, maar ik heb honger en dorst,’ zei Liesbeth. ‘Goed, we blijven vijf minuten en dan gaan we verder.’ Henk-Jan deed zijn tas van zijn rug af en ging op de grond zitten. ‘Wil iemand wat drinken,’ vroeg Maartje. Ze pakte uit haar tas pakjes drinken en deelde deze uit. Stil genoot de groep van het eten en drinken. Na tien minuten moesten ze toch echt verder, vond Henk-Jan. Ze stonden weer op en liepen verder. ‘Hoe lang is het nog,’ vroeg Maartje die naast Henk-Jan was gaan lopen. ‘Ik denk dat we nu bijna op de helft zitten,’ schatte Henk-Jan. ‘O, hoeveel punten komen we dan nog tegen?’ ‘Nog twee, voordat we bij het meer zijn.’ Ze liepen over drassig grond met vele takken, het verbaasde dan ook niemand dat het tweede gedeelte van de dropping erg langzaam ging. ‘Is iedereen er nog,’ riep Henk-Jan naar achteren. ‘Ja, loop maar gewoon door,’ hoorde hij een jongensstem terugroepen. ‘Heb je zin om maandag weer naar school te moeten,’ vroeg Maartje. ‘Ach, het is de laatste week voor de grote vakantie,’ antwoordde haar buurman. ‘Ja, maar word je niet zat van die pesterijen die je op school over je heen krijgt.’ ‘Ja, maar wat kan ik daar aan doen.’ Maartje merkte dat Henk-Jan er liever niet over wou praten en liet zich daarom maar naar achteren afzakken. Ze stond te wachtten op de rest. ‘Schiet nou op,’ riep ze naar de achterblijvers. Ze sprong in de lucht om ze aan te moedigen, maar ze had niet door dat er een tak onder haar voet lag. Met een klap viel Maartje op de grond. Ze schreeuwde van de pijn en greep naar haar enkel. Henk-Jan had het geschreeuw gehoord en was meteen teruggelopen, ook de anderen waren snel naar Maartje toe gerend. ‘Heb je veel pijn,’ vroeg Peter. Maartje huilde en zei dat haar enkel dubbel ging bij het landen. Henk-Jan trok voorzichtig Maartjes broek omhoog. ‘Hij is niet gebroken,’ concludeerde hij, ‘maar je hebt hem goed verzwikt. Kan je er op staan?’ Maartje schudde van nee, maar probeerde het toch. Peter en Leo ondersteunde Maartje, maar toen ze haar voet neerzette, schreeuwde ze het uit van pijn. ‘Wat gaan we nu doen,’ vroeg Lizzy ongerust. ‘Een aantal van ons moeten hulp gaan halen,’ zei Henk-Jan rustig. ‘Maar we moesten altijd bij elkaar blijven,’ zei Peter. ‘Ja,’ antwoordde Henk-Jan zijn teamgenoot, ‘maar Maartje kan er niet op lopen en we moeten nog te ver, dus dragen is ook geen optie.’ ‘Oké, misschien heb je gelijk, maar wie gaat er hulp halen?’ De groep keek elkaar aan, maar niemand wist wie er moest gaan. ‘Het lijkt mij het beste als jullie met z’n vieren gaan,’ zei Henk-Jan, ‘ik leer jullie wel kompas lezen, zodat ik bij Maartje kan achterblijven.’ Henk-Jan pakte zijn kompas en liep met Peter naar een rustig plekje. ‘Hoe gaat het,’ vroeg Lizzy aan haar vriendin. ‘Slecht, het doet ontzettend veel pijn.’ Lizzy opende haar tas en haalde er een regenjas uit. ‘Hier, dan heb je het iets warmer.’ Ze gaf de jas aan Maartje, die het over haar benen legde. ‘Goed,’ zei Peter toen hij er weer aan kwam lopen, ‘we gaan het volgende doen; we zijn op een paar minuten lopen van het tweede punt af. Dus we gaan eerst met z’n allen naar dat tweede punt lopen. Leo, Henk-Jan en ik zullen Maartje daar heen dragen. Als we daar zijn, laten we Henk-Jan en Maartje achter en gaan wij hulp halen. Henk-Jan schat dat het dan nog een klein uurtje lopen is naar het kamp.’ ‘Waarom moeten wij Maartje eerst naar punt twee brengen,’ vroeg Leo. ‘Nou, dat begreep ik eerst ook niet,’ zei Peter, ‘maar Henk-Jan kwam met de opmerking dat we dan precies weten waar hun zijn.’ ‘Als jullie hulp hebben gehaald,’ onderbrak Henk-Jan Peter, ‘moeten jullie ook weer terug en het is gemakkelijker als jullie precies weten waar wij dan zijn.’ Leo begreep het en zo ging het ook gebeuren. Maartje werd door Leo en Peter ondersteund, terwijl Henk-Jan haar voeten omhoog tilde. Na een paar minuten kwamen ze bij het tweede punt aan. Er lag een wit paaltje op de grond en ernaast stond een bankje. ‘Wat een mazzel,’ zei Henk-Jan, ‘we hoeven niet op de grond te zitten.’ De jongens zetten Maartje op het bankje neer. ‘Zit je zo goed,’ vroeg Lizzy, die de regenjas weer over Maartje heen legde. ‘Ja, dank je wel.’ ‘Goed, wij gaan nu naar het kamp. We laten ons eten en drinken hier bij jullie, mocht het wat langer duren dan hebben jullie in ieder geval wat te doen.’ ‘Is goed, maar ga nu maar,’ zei Henk-Jan, ‘we hebben al veel vertraging op gelopen.’ Met z’n vieren liepen ze weg en na een paar minuten waren ze al uit het zicht verdwenen.

7
‘Nou, daar zit je dan,’ grapte Maartje, ‘ik wist niet dat een dropping zo leuk kon zijn.’ ‘Nee, zo heb ik ze ook nog nooit meegemaakt.’ Henk-Jan ging naast Maartje zitten en keek in de tassen van de anderen. ‘Wil je nog een extra trui,’ vroeg hij, toen hij in Leo’s tas een warme trui vond. ‘Wil jij hem niet dan?’ vroeg Maartje. ‘Nee, ik neem de regenjas uit Liesbeth haar tas al.’ Maartje pakte de trui aan. Ze deed haar jas uit en trok de trui over haar hoofd. ‘Zo, dit is een stuk warmer,’ zei ze toen ze haar jas weer aan had. ‘Mooi, wil je ook wat drinken.’ ‘Ja, graag. Ik verga van de dorst.’ Henk-Jan gaf haar een fles drinken en pakte er zelf ook één. ‘Hoe lang, denk je dat het gaat duren, voor ze hier weer zijn?’ ‘Henk-Jan staarde naar wat takken die op de grond lagen en zei dat het wel twee uur kon duren. ‘Ze moeten er eerst eens zien te komen,’ zei hij, ‘en ik heb Peter wel uitgelegd hoe het kompas werkt, maar ik weet niet of hij hem nu goed gebruikt.’ ‘O,’ zei Maartje. Ze keek om zich heen en hoewel ze in een donker bos waren, kwam er toch genoeg licht van de maan door de bomen. ‘Ik heb een zaklamp bij me,’ zei ze opeens. ‘Waar,’ vroeg Henk-Jan. ‘Hij zit in het voorvakje van mijn tas.’ Henk-Jan stond op en liep naar Maartje haar tas. ‘Hij zit daar ergens,’ zei ze tegen Henk-Jan die druk aan het zoeken was. ‘Ik heb hem al!’ Hij ging weer zitten met de lamp in zijn handen. ‘Dan hebben we in ieder geval wat licht,’ zei hij, terwijl hem aandeed.
Minutenlang bleef het stil tussen de twee klasgenoten. Maartje keek naar de bomen en bedacht wat ze tegen hem moest zeggen. Henk-Jan speelde ondertussen met de zaklamp en lette niet op Maartje. ‘Henk-Jan?’ ‘Ja, wat is er?’ ‘Ben jij boos op mij?’ ‘Nee,’ zei Henk-Jan, die zich naar Maartje toedraaide, ‘waarom moet ik boos zijn op jou?’ ‘Nou, omdat ik een tijdje terug op school tegen die jongens zei dat ik je een sukkel vond en omdat ik aan Lizzy vertelde dat jou gedicht over mij ging.’ ‘O, ik weet het niet. Het is niet dat ik boos ben, maar ik baal er alleen van.’ ‘Hoezo dan?’ ‘Omdat ik dacht dat jij anders was. Ik dacht dat jij me aardig vond, maar dat dacht ik dus fout. Ik dacht ook dat we vrienden waren, maar toen jij mij zo voor schut zette op de gang, wist ik wel beter.’ ‘Dat begrijp ik, maar je moet weten dat ik het niet zo had bedoeld.’ ‘O en hoe bedoelde je het dan?’ ‘Ik zei het alleen maar omdat ik bang was dat ze mij ook gingen pesten, ik durfde niet te zeggen dat ik jou aardig vond.’ Henk-Jan stond op en ging voor Maartje staan. ‘Beschouwde jij mij dan als een vriend?’ vroeg hij aan haar. ‘Ja, ik vond van wel.’ Henk-Jan zijn gezicht veranderde en Maartje begreep dat ze iets verkeerds moest hebben gezegd. ‘Dan ben ik wel heel erg benieuwd wat jij onder de term “vrienden” verstaat, want wat jij hebt gedaan doen echte vrienden niet.’ ‘Ja, maar ik zeg toch dat ik bang was dat ze mij ook gingen pesten.’ ‘Dat was nog altijd beter dan dat achterbakse gedrag. Vrienden komen voor elkaar op en die zijn niet bang om met elkaar gezien te worden. Jij bent geen vriendin van mij, je schaamde je voor mij en waarom eigenlijk? Ben ik nou zo erg?’ Henk-Jan was druk aan het schreeuwen tegen Maartje, die niet wist wat ze moest zeggen. ‘Je bent niet erg…’ ‘
Oud 22-07-2002, 12:56
Rhinus
Rhinus is offline
Kunnen jullie eigelijk: 'Rikken'?

(Rikken = het ultime Branabtse kaart spel.)
Ads door Google
Oud 22-07-2002, 12:58
Rhinus
Rhinus is offline
Citaat:
Ufke schreef:
lang klein zinnetje dit keer...
Signature beter lezen. 't Was nu niet schuingedrukt.

Wat een K*T smiley die: ""..
Oud 22-07-2002, 12:59
Verwijderd
Citaat:
Rhinus schreef:
Kunnen jullie eigelijk: 'Rikken'?

(Rikken = het ultime Branabtse kaart spel.)
ja

wie kent er beugelen?

(beugelen = ultieme brabantse volkssport)
Oud 22-07-2002, 12:59
Verwijderd
Citaat:
Rhinus schreef:
Wat een K*T smiley die: ""..
och ja... ach ja... ik hou me niet aan je signature
Oud 22-07-2002, 13:00
Verwijderd


tsss... indoor beugelen is veel cooler
Oud 22-07-2002, 13:07
Rhinus
Rhinus is offline
Ik kan ook beugelen. Maar Rikken is stukken leuker. HARGH!
Oud 22-07-2002, 13:35
Verwijderd
BEUGELEN DE GEXTE

Oud 25-07-2002, 19:04
Tofke_H
Avatar van Tofke_H
Tofke_H is offline
Hmmz, straks eens een babbeltje maken met wat collega's
__________________
Liefde: Het pokerspel van het Leven. Je begint met een paar en je eindigt met een full house.
Advertentie
Topic gesloten

Topictools Zoek in deze topic
Zoek in deze topic:

Geavanceerd zoeken

Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Wegwijzen & Voorstellen Help buizen en drugs
Kathyvdk
1 10-07-2014 12:58
Huiswerkvragen: Exacte vakken [WI] kansberekening
wanhoopje
2 12-11-2004 13:54
De Kantine Help er zit hars op de grond
Ikkuuuuuh
17 22-06-2004 16:24
Software & Hardware Help! help! help! help! help! help! help! help!!!!!!!!!!!
Opiate
6 19-01-2002 18:56
Huiswerkvragen: Klassieke & Moderne talen help : "mag het op mijn manier" : rene swartenbroekx
1 01-11-2001 17:03
Huiswerkvragen: Exacte vakken help me!
maaike0
5 27-04-2001 19:27


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 13:25.