ik kijk op van de krant en kijk even naar buiten.
buiten zit een meisje tegen de muur van een school.
het meisje zit met haar rug tegen de muur, met haar knieen opgetrokken tegen zich aan, alsof ze zich wil beschermen tegen iets of iemand.
ze heeft haar hoofd op haar knieen gelegd en zit daar maar.
naast haar staat een tas, vol met waarschijnlijk kleren.
even kijkt ze op.
ik zie haar gezicht, ze heeft een blauwe plek bij haar oog, waarschijnlijk geslagen.
opeens heb ik medelijden met haar, waarom zou ze daar zitten? vragen spoken door mijn hoofd.
ik zit tegen de muur, waar moet ik heen?
ik voel tranen in me opkomen.
de plek op mijn wang brand.
ik doe mijn hoofd omhoog, het is zwaar.
ik voel me zo moe, al twee dagen gelopen, en wat schiet ik er mee op? niks.
binnen in een huis tegenover de school zit een vrouw, ze kijkt naar me, ze zou mijn moeder kunnen zijn.
het meisje is een jaar of 15, ze ziet er moe uit, ook al kan ik haar gezicht niet goed zien.
ze pakt iets uit haar tas.
een pakje shag, en ze draait met bevende vingers van de kou een sjekkie.
ze zoekt een aansteker in haar tas, waarschijnlijk kan ze hem niet vinden, want kwaad gooit ze het sjekkie weg.
bah, niet eens een aansteker.
was ik maar nooit weggelopen denk ik heel even, maar als ik nu terugdenk aan de afgelopen maanden thuis, zit ik nog liever hier zonder aansteker.
ik krijg het koud van de grond, maar ik blijf zitten.
te moe om op te staan.
het begint donker te worden, ik leg mijn hoofd op mijn schouder, maar dan voel ik een scherpe pijn door mijn wang heen gaan.
ik leg mijn hoofd op de andere schouder en doezel langzaam weg..
het meisje zit er nog, met haar ogen dicht.
ze heeft een vredige glimlach om haar mond.
zou ze slapen?
ik kijk weer even terug naar mijn krant, maar dan vouw ik hem op en leg hem weg.
opeens zie ik vanuit mijn ooghoek twee agenten bij het meisje staan, ze schudden haar wakker.
ik loop naar de voordeur en doe net of ik iets weggooi in de container die in de voortuin staat.
'vast weer zo'n wegloop-gevalletje' hoor ik ze zeggen.
het meisje staat langzaam op en pakt haar tas.
de agent brengt haar naar de auto, ze stribbelt niet tegen, maar even kijkt ze me aan.
ik had haar moeder kunnen zijn.
het verdriet is uit haar ogen te lezen, de smekende blik.
waarom heb ik haar niet geholpen?
de deur van de auto slaat dicht en ze rijden weg.
[dit is een snel verhaal, geschreven door een vriendin van mij en ikzelf, hoef geen reacties want tis best een flutverhaal op zich
]