|
Ik heb er lang over getwijfeld om het te posten, om het uberhaupt aan iemand te laten lezen. Alleen me nederlandse leraar heeft het toendertijd gelezen, en hij vond het goed. Ik ben er nog erg onzeker over, dus een beetje rustig doen met commentaar asjeblieft...
Hoofdstuk 1
Soms probeer je terug te kijken op het leven alsof je terugkijkt op een 7-daagse vakantie. Jaren pers je samen in een gelukkige week; mooie minuten rek je uit alsof het uren duurde. Verdriet verstop je. In de kast. In de tuin, begraven, waarboven je frisse, jonge plantjes plant. Zo mooi, dat je het niet in je hoofd haalt het ooit om te spitten en de herinnering op te halen.
Het geheugen vervormd alles. Groen lijkt groener, koude regen waar je nauwelijks doorheen durft te lopen uit angst voor onderkoeling wordt al snel een warme zomerregen waar je doorheen danste met de liefde van je leven. Welke liefde? Heb ik Aphrodite al eens ontmoet? Aangeraakt door haar handen, haar vingertoppen om me te zegenen met de onvoorwaardelijke liefde waar de meerderheid van de mens voor leeft.
Sommige mensen worden geboren om te leven, anderen om te liefhebben.
Ik wilde van niet. Ik heb gewild van niet. En dus gebeurde het niet. Dat is de kracht van de mens. Of specifieker gezegd: de kracht van de menselijke hersenen. Of het gebeurde wel, en mijn geweldige geheugen heeft het vervormd, gewist, uitgegumd, en het was niet; het is nooit geweest. Ik heb me laten toevertrouwen dat het ook zo werkt met foute dingen die je uithaalt als je dronken bent: als je het je niet meer kunt herinneren, is het niet gebeurd.
Ik observeer de dag, de natuur. De natuur; mijn steunpilaren. Soms ga ik dagen niet de deur uit. Ik sluit me op in mijn zolderkamer, en mijn enige aanraking met de lucht is dan die uit mijn raam. Opgesloten met stapels literatuur en cd’s. Dat is dan mijn alibi. Vrienden vragen zich af waarom ik dat doe, dat opsluiten. Want ik heb een geweldig leven. Een prachtig leven. Een druk leven; onderhoudend, mensen om mij heen, een heldere toekomst. Ik bezit de dag, want ik neem de dag. ‘Carpe Diem’. Vrienden vragen hoe ik het doe, dat evenwicht met de wereld, met mijzelf; dat zelfvertrouwen.
Een wijze filosoof heeft ooit eens verklaard dat je niet alle eigenschappen hoeft te bezitten, als je ze maar doet alsof je ze bezit.
Ik heb gebrek aan geld. Ik droom er regelmatig over wat ik zal doen met veel geld. Een kasteel bouwen, een mooie tuin aanleggen, onvergetelijke feesten geven, mezelf een volle bar schenken. Vooral dat laatste was erg aantrekkelijk. Na zo’n fantasie zet ik het dan vaak op een zuipen. Me vader heeft altijd wel een kratje bier staan, en hoewel hij ze lauw drinkt; als je moet dan moet je. Of werkt dat gezegde hier niet? Hoe ik de woorden, zinnen en gezegdes moet toepassen weet ik niet, het is gewoon weg, leeg. Op het moment dat je bij het woord ‘leeg’ aan een lege fles denkt, is je leven al bepaald. Gedomineerd door hulpmiddelen die het voor jou aangenamer maken. Ik vind het ook zo interessant dat het zoveel kanten heeft. We drinken als we iets te vieren hebben. We drinken om onze gedachten van ons af te houden. Het is gewoon zeer veelzijdig. En wat bestaat er nou op deze wereld die bij elke stemming past? Elke dag? Elk moment?
Ik ken iemand die net zoveel rookt als ik. Net zo regelmatig. Vaak ga ik op zondag alleen de deur uit om nog snel een pakje sigaretten uit de automaat te trekken. Dat doe ik bij de snackbar. Dat is maar vijf minuutjes lopen van mijn huis. Ik heb er geen problemen mee in mijn trainingsbroek erheen te lopen. Maar ik doe wel altijd make-up op. Bij de snackbar werkt een jongen die elke keer mijn pakje sigaretten uit me handen rukt en begint uit te delen. Ik word daar gefrustreerd van. Ik ben snel gefrustreerd. Ik kan me nog herinneren dat ik met spullen begon te gooien voordat ik naar school ging. Ik was toen heel klein, maar wel gefrustreerd.
Ouders zijn vaak bang om te falen in de opvoeding. Juist omdat ze zo bang zijn, falen ze.
Ik ben een levensgenieter. Ik vind het nogal merkwaardig dat het steeds moeilijker word om te genieten zonder geld. Natuurlijk, vandaag vloog er nog een meeuw 10 cm boven me hoofd, en daar genoot ik van. En de lauwe zon die me benen verwarmde terwijl ik uit mijn raam hing. Mijn omgeving is bang dat ik nog eens uit dat raam zal vallen. Ik niet. Ik ben niet bang voor het leven. Veel mensen noemen het angst voor de dood, terwijl ze eigenlijk bang zijn voor het leven. Er word met woorden en uitdrukkingen gegooid alsof het niets is. Ook door mij. Een lichtpuntje: er is mij nog nooit verteld dat iemand van mij hield. Ik ben blij dat in ieder geval mij die leugen is bespaard.
Er was eens een dag dat ik besefte dat ik niet was wie ik altijd dacht dat ik was. Ik dacht terug aan iemand waar ik in het verleden op neer keek, en iets later in mijn verlaten juist naar opkeek. Op dat punt besefte ik dat je niet kunt neerkijken of opkijken naar iemand die je niet eens met jezelf kunt vergelijken.
Ik heb er moeite mee iemand aan te kijken. Niet omdat ik het moeilijk vind in iemands ogen te kijken, maar omdat ik niet wil dat iemand in mijn ogen kijkt. Ik geloof nog steeds dat de ogen de spiegel naar je ziel zijn. Dat ogen je verklappen, verraden. En ik wil niet verraden worden.
Ik heb wel wensen. Ik wil benijd worden, begeerd. Ik ontmoette eens op mijn vakantie in Lloret de Mar een jongen die helemaal gek was van mijn haar. En, in dezelfde vakantie overigens, een jongen die nog nooit zulke mooie ogen had gezien als die van mij. Wil ik daar om begeerd worden? Wil ik dat als er aan mij gedacht word, ze me borsten voor hen zien, mijn billen? Mijn uitspraken, mijn gedrag, mijn talenten? Ik wil zo graag dat er iemand in mijn leven komt die mij kan indenken zonder alles wat ik ooit goed en fout heb gedaan. Maar blijft er dan wel iets over? Als je de zonden en de daden wegdenkt, de talenten, het uiterlijk, de woorden, de stem? Ik ben bang dat er dan niets over blijft dan een stilstaand hart in een levenloze hoop spieren. Dat is ook voor mij een reden dat ik zeker niet ingevroren wil worden. Ook niet als ik zou sterven aan een nog onbekende ziekte. Laat mij lekker dood gaan, lijden en een nieuwe wereld ontdekken.
Ik ben tegen zelfmoord. Ik kan me niet indenken dat iemand uit deze prachtige wereld wil stappen. Het lijden in deze wereld is niet meer dan een bij die je even steekt in je arm, zoals je jezelf in je arm knijpt om te controleren of je droomt. Wat natuurlijk niet werkt als je droomt dat je in je arm knijpt. Maar ik vond het toch het vermelden waard. Wat ik wil zeggen: het stopt, het gaat voorbij. Men zegt ook wel eens dat je nooit twee maal in dezelfde rivier stapt. Het leven is als die rivier en jij staat erin. Het heeft altijd verassingen voor je. Het stroomt langs je heen. Het verandert om je heen. Zo stroomde het ook langs mij. Zo veranderde de sfeer om mij ook; zo kwam jij.
Elke avond voordat mijn jongste zusje gaat slapen vertel ik haar een verhaaltje. Soms lees ik voor uit een boek, maar vaak vertel ik ook dat er elke keer dat je zegt dat je niet gelooft in elfjes er eentje sterft, of over de wolken die op ons neerkijken en ze in Nederland veel ruzie maken en ook vaak over de sterren. De sterren die naar je lachen, je in de gaten houden, je in slaap zingen. Ik zou graag willen dat je bij me kon zijn, om me in slaap te zingen. Het kan ook wel, maar ik kan het niet. Je hebt het nooit begrepen. Ik raak je kwijt, elke dag meer. Ik voel het. En het doet me alleen maar meer pijn als ik weer eens besef dat het mijn eigen schuld is. Want ik heb het niet gedaan, ik heb ons niet die kans gegeven, die enige kans. En dat allemaal vanuit mijn eigen angst. Angst kan je hele leven verpesten, stukgooien.
__________________
ik stel naaktslapers boven pyjamamensen en ik geloof heilig dat alleen naaktslapers een evenwichtig leven kunnen leiden
|