Nattigheid
Regen. Een grote, onuitputtelijke bron van irritatie voor vele Nederlanders. Ik zit ver voorover gebogen op mijn fiets wanneer de grote waterdruppels vanaf mijn nek over mijn rug heen glijden. Menig ambtenaar kijkt me triestig door zijn voorruit heen aan, als hij samen met zijn collega ambtenaren langzaam vooruit pruttelt in de drukke stad. Nee, Nederland wordt er niet vrolijker op.
Toch is het naast een enorme bron van irritatie, ook een gigantische bron qua gespreksstof. In de rij bij de kassa, in de dompige wachtkamer van de huisarts of zomaar op straat. Altijd en overal wordt er geklaagd over het weer. Als het niet te koud is, dan is het wel te warm. En als het niet te droog is, dan zal het weer te vochtig zijn.
Massaal vliegen we naar warme verre oorden, om daar hawaïaanse danseresjes met strorokjes om ons heen te laten dansen, cocktails te drinken en te genieten van de zon, om bij thuiskomst te kunnen zeggen: “Hé fijn, zo thuis. Jammer van het weer.” En daarna door te
praten over hoe lekker en mooi het was.
In Amerika kent men het fenomeen “weerman”, een goed geklede vlotte man die kijkers moet trekken door middel van zijn hoogstaande charisma. Hij voorspelt menig aan de buis gekluisterde Amerikaan het aankomende sneeuwvlokje of zonnestraaltje. In Nederland is het beperkt tot de standaard journalen. Hoogstens kunnen wij genieten van ons aller Piet Paulusma, die ons vriendelijk “Oat Môrn” toezegt, wat bij mij eerder irritatie dan sympathie opwekt.
”Goh, wat ben jij wit!” Meisjes voelen zich lelijk, nadat hun vriendinnen als gelukkige uit de kookpunten van de aarde komen. Bruin gebakken als een hamburger laten ze graag vel zien, ookal is het koud. Nagekeken in de schoolgangen voel je hun zelfvertrouwen groeien. Zij trotseerde niet de oer-Hollandse kou, ze verlieten het. Weglopen van je problemen is blijkbaar toch de makkelijkste keuze.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|