Rails
"Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is... geel."
Geen antwoord.
"Oke, een makkelijkere dan. Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is..oranje."
Geen antwoord.
Samen met mijn fantasie vriendje speel ik 'ik zie, ik zie wat jij niet
ziet', maar hij antwoordt niet. Het is al laat. De coupe is vrijwel
leeg. Mijn hoofd leg ik tegen het koude raam en staar naar buiten. Wat
zou ik vroeger graag een fantasie vriendje gehad hebben. Dan had ik
altijd iemand om mee te spelen en was ik nooit meer alleen. Ik denk
echter dat ik, net als nu, niet genoeg fantasie zou hebben gehad om
dat vriendje tot leven te wekken en hem antwoord te laten geven.
De trein stopt bij een station. Aktetasjes en Schipholkoffers
stappen in terwijl een verliefd stel inning afscheid neemt. Er zijn
werkzaamheden aan het spoor, dus dit is de laatste trein van vanavond.
Veel keus heeft het verliefde stelletje dus niet.
Ik ben jaloers. Ik wil ook een relatie om er met het idee van eeuwige
verliefdheid in weg te kunnen zakken. Samen naar het strand, naar de
zonsondergang kijken, samen met een cappucino voor de open haard.
Samen naar de bios en uit dezelfde bak popcorn eten. Dan bedenk ik dat
de werkelijkheid natuurlijk heel anders is . Dat die jongen waar dat
meisje net afscheid van genomen heeft, natuurlijk een ontzettende
hufter is. Hij is blij dat ze eindelijk weg is. Kan hij weer snel naar
zijn vrienden. Bier drinken en voetbal kijken. Het is pure lust. Hij
vindt haar aantrekkelijk, maar vindt haar ook wat veeleisend. De lust
is groter dan de last dus verbreekt hij de relatie nog maar niet. Zij
weet dat alleen nog niet.
Mijn jalosie is minder. Ik kijk weer richting mijn fantasie
vriendje die nog geen kick gegeven heeft, maar hij zit er niet meer.
Hij heeft plaats gemaakt voor een kauwgom kauwende mp3 speler met
witte gympen die duidelijk een telefoon heeft met een goed werkende
sms functie. Ik verlang terug naar een eeuw geleden, toen de trein ook
nog een 3e klasse had. Weilanden en in aanbouw zijnde vinexwijken
razen we voorbij. Vinexwijken vind ik maar niks. Leuke baan, beetje
geld, grachtenpand. Zo moet mijn leven er meer uit gaan zien. Geen
man. Mannen zijn hufters. Dat ene meisje had het alleen nog niet door.
Zij staart ook naar buiten. Ze heeft een brede glimlach op haar
gezicht. Hoe lang zal die nog duren?
Buiten is het nu toch echt wel donker aan het worden. Ik zie alleen
nog straatlantaarns en lichten van fabrieken en huizen.
Tussen alle Spitsen en Metro's vis ik een Rails uit. Ik ga meteen
opzoek naar column van Ronald Giphart en zijn recensie. Een boek met
literaire foto's van schrijvers. Net als Giphart heb ik ook nooit
voetbalplaatjes gespaard, maar literaire foto's van schrijvers doen
mij niet veel meer. Daarna zoek ik de column van een jongen die ik min
of meer ken. Hij moet nog debuteren als schrijver, maar ik mag hem nu
al niet zo. Ik lees zijn column. Totaal niet realistisch, ik ben het
niet met hem eens. De column besluit ik een slechte te vinden, zoals
altijd als ik deze in de Rails lees. Ik bedenk dat ik elke treinreis
weer nagenoeg hetzelfde denk. Elke treinreis weer vind ik dat ik het
eens op papier moet zetten en dat aan anderen eens moet alten lezen.
Dat denk ik nu ook weer. Nu vind ik dat ik het, net als altijd, ook
echt moet doen. Als ik over een half uurtje thuis ben ga ik achter
mijn computer zitten. Dan tik ik dit verhaal uit en zet ik het op een
site. Ik pak mijn tas, stap uit, loop naar huis en val, nog met een
sigaret in mijn hand, in slaap op de bank. Zoals altijd.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|