De zin. Een zin… deze zin? Zeg het maar; wat doen we hier, hebben we er wel zin in?
Ik kan niet geloven dat er een God is die ons op deze Aarde zet, om ons vervolgens te gebieden weer omhoog te kijken en hem te aanbidden. Dat zou het nut van onze plaatsing hier tamelijk gering maken. Nee, het moet iets dieper zijn dan dat, we moeten uitzoeken wat ons levensmotto dan wél mag of kan zijn…
Denk aan de Romeinen, zij hadden goden, maar hun voortekenen werden met een alledaags gemak gemanipuleerd. Was er bijvoorbeeld een oorlog aanstaande, dan moest men wat graankorrels voor de kippen gooien, en kijken hoe snel deze ze opaten. Werden ze niet of niet snel genoeg opgegeten, dan was dat een slecht teken. De truc: laat de kippen een paar dagen lang zonder voeding in een hok zitten; halsstarrige kip die dan nog zijn langverwachte portie graankorrels weigert.
Zo waren de Romeinen, over het geheel genomen. Religie was voor hun een plicht, maar men begreep zeer goed dat niet al het heil van de goden kon komen. Men moest ook zijn heil kunnen vinden in een leven op Aarde.
Misschien hielp het dat de Romeinen tot ver na de veroveringen in het Midden-Oosten nog nooit hadden gedacht aan een leven na de dood, behalve die in de onderwereld. Vandaar hun mentaliteit: men moest toch ook leven in het nu, en niet alleen de goden vereren.
Zo mooi als men dat kon verwoorden in het Latijn, zo goed kennen vele van ons dit nog: ‘carpe diem’; wat zoveel betekent als ‘pluk de dag’. Kortom: geniet.
Nadat de Romeinen bewezen hadden, dat door corruptie zelfs de machtigste rijken te gronde gaan, kwam er al snel een donkere periode. Zeker na de heerschappij van Karel de Grote raakte men steeds verder weg van de Romeinse mentaliteit. De christenen waren al eerder begonnen met een opzienbarende opmars, die zij nu, zonder dwarsliggende keizer, ten volle in beeld konden brengen. Het tijdperk van carpe diem was over, men moest maar eens gaan denken aan zijn zogeheten ‘zonden’.
‘Memento Mori’, gedenk te sterven… een leven lang sober leven, denkende aan wat erna komt: in alle vreugde een soort verlossing tegemoet gaan. Sober en initiatiefloos leven zoals iedereen dat al doet; neen, dat trekt mij niet. Een veel gebruikte zin uit het informatietijdperk waarin wij nu leven, zou voor mijn mening kunnen volstaan: ‘Daar leer je toch niets van?’ oftewel; in mijn opinie heeft het geen nut.
Ik neem er geen genoegen mee mijn dagen uit te zitten en me te houden aan regels, voorgeschreven door mensen die via via in contact zijn getreden met een of meerdere goden, misschien. Ik wil leren liefhebben, zoals het merendeel van de godsdiensten dan toevalligerwijs toch weer voorschrijft. Ik wil me in anderen kunnen verplaatsen, kunnen delen in andermans vreugde en de afgunst ontberen. Dát stimuleert de eenwording.
|