Vlijen vervoegen.

[Raeden]

Kan iemand mij vertellen hoe ik het werkwoord vlijen (dus niet vleien) moet vervoegen? Mijn beperkte kramers compactwoordenboek biedt weinig uitkomst.

Bij voorbaat dank.

[Dynamico]

Regelmatig, neem ik aan.

Ik vlij
Jij vlijt
Hij vlijt
Wij vlijen
Jullie vlijen
Zij vlijen

Vt: vlijde, heeft gevlijd.

[Raeden]

Dankjewel ik kon maar niet besluiten of het een sterk of een zwak werkwoord is.

[saartje19]

gevleeën....?

[Iduna]

Het is mij nog niet helemaal duidelijk of het nu een sterk of zwak werkwoord is, hoor. Gevoelsmatig zou ik ook kiezen voor 'zwak', maar of dat juist is?
Daarom heb ik even met google gezocht en op Taaladvies.net gekeken. Daar leggen ze deze vraag voor:

Vraag
Moet vleien of vlijen worden gebruikt in de zin Zij vleide/vlijde haar handen in haar schoot?

Volgens taaladvies is het een zwak werkwoord. Ik ga ervan uit dat dit klopt.

*Juliah* schreef op 14-04-2006 @ 12:40 :
Het is mij nog niet helemaal duidelijk of het nu een sterk of zwak werkwoord is, hoor. Gevoelsmatig zou ik ook kiezen voor 'zwak', maar of dat juist is?
Daarom heb ik even met google gezocht en op Taaladvies.net gekeken. Daar leggen ze deze vraag voor:

Vraag
Moet vleien of vlijen worden gebruikt in de zin Zij vleide/vlijde haar handen in haar schoot?

Volgens taaladvies is het een zwak werkwoord. Ik ga ervan uit dat dit klopt.

Vind je dat zo onduidelijk? De vorm 'vlijde' is nog best courant, ik kom het weleens tegen.

[Iduna]

perseus schreef op 14-04-2006 @ 15:13 :
Vind je dat zo onduidelijk? De vorm 'vlijde' is nog best courant, ik kom het weleens tegen.

Voordat ik het ging opzoeken wel, ja. Ik kom het woord nauwelijks tegen.

[Sangria]

vlijen

o.t.t.
1. vlij
2. vlijt
3. vlijt
4. vlijen
5. vlijen
6. vlijen

o.v.t.
1. vlijde
2. vlijde
3. vlijde
4. vlijden
5. vlijden
6. vlijden

v.t.t.
1. heb gevlijd
2. hebt gevlijd
3. heeft gevlijd
4. hebben gevlijd
5. hebben gevlijd
6. hebben gevlijd

v.v.t.
1. had gevlijd
2. had gevlijd
3. had gevlijd
4. hadden gevlijd
5. hadden gevlijd
6. hadden gevlijd

o.t.t.t.
1. zal vlijen
2. zult vlijen
3. zal vlijen
4. zullen vlijen
5. zullen vlijen
6. zullen vlijen

o.v.t.t.
1. zou vlijen
2. zou vlijen
3. zou vlijen
4. zouden vlijen
5. zouden vlijen
6. zouden vlijen

diversen
1. vlij!
2. vlijt!
3.
4.
5. gevlijd
6. vlijend

[OwL]

ok... misschien wel domme vraag: maar heeft deze 'vlijen' de betekenis van slijmen of deze 'vleien'

OwL schreef op 27-04-2006 @ 21:54 :
ok... misschien wel domme vraag: maar heeft deze 'vlijen' de betekenis van slijmen of deze 'vleien'

vlei·en2 (ov.ww., ook abs.)
1 dingen zeggen die aangenaam zijn of tot lof strekken, maar die overdreven of onwaar zijn => een fluwelen tong hebben, iem. naar de mond praten, pluimstrijken, stroopsmeren, zoete broodjes bakken

[Sangria]

vlgns mij betekent het neervlijen.. volgens VanDale:

vlij·en (ov.ww.)
1 ordelijk of op de vereiste wijze neerleggen, schikken

[OwL]

ok, bedankt