In de omgekeerde bloei van haar leven zat ze, en wat viel er over haar te vertellen? Ze had nog nooit moord of brand geschreeuwd, was opgehouden kind te zijn toen ze moeder werd, mengde nu verse kleuren bij haar doffe. Om haar hals zat de paarlen ketting die ze al jaren droeg, op haar schouders rustten ongekamde haren. Ze was niemand iets verschuldigd.
Die dag stond ze in de keuken, haar vingers waren aardappelen, haar ogen troebel water. Ze bedacht dat ze beter zou denken aan haar eigenzinnige dochter: sinds wanneer wonen kinderen zo ver van huis? Of ze kon nogmaals een gebed prevelen voor haar zoon, die lang geleden op dezelfde dag als zij gestorven was. In werkelijkheid dacht ze aan niks van dit alles: het liet haar koud. Ze liet haar tong langs haar tanden glijden en probeerde zich een lied te herinneren waarvan ze enkele flarden in haar hoofd kon horen.
Toen de deurbel ging, keek ze nauwelijks op. De gordijnen waren niet lang genoeg voor de keukenramen en ze kon hem duidelijk zien staan. De postbode. Een rijzige man, schouders om vrouwenhoofden op te leggen, grijze strepen in ooit gitzwarte haren. Al jaren kwam hij aan haar huis, dronk haar koffie, bracht brieven die nooit voor haar waren. Nu bestudeerde ze hoe hij onrustig wachtte, nogmaals de bel deed rinkelen, zelfs begon te kloppen op de deur. Het maakte weinig indruk.
Langzaam maar zeker werd ze zich van een zenuwachtig geluid gewaar. Zonder haast droogde ze haar oude vrouwenhanden aan haar schort, wreef langs haar stompe neus, genoot van de koude prikkels. Met routineuze gebaren draaide ze aan enkele knoppen, liet tegelijk de koperen fluitketel door de lucht zweven, goot het water dat lucht wou worden op de koffiefilter en wachtte geduldig op de vertrouwde geuren.
Van buiten bleef het bonzen bonzen. Geïrriteerd draaide ze de grijze radio open. Een mannenstem kaatste van haar heupen tot aan het plafond. Uit. Hoe ging dat nummer ook alweer, waar ze in haar jeugd zo vaak naar geluisterd had? Ze bestudeerde het stof op haar vingertoppen. Wanneer had ze voor het laatst naar muziek geluisterd? Ze kon zich alles nog herinneren, behalve wat ze echt belangrijk vond. De stem van haar moeder. De smaak van Parijse wind.
De postbode werd rood, begon te puffen. In woede en onmacht stampte hij tegen haar voordeur. In zijn rechterhand rinkelde een glinsterende sleutelbos. Ze glimlachte haast vertederd. Ze streek langs het haar dat slap langs haar wang viel, haar contouren aanduidde, het laatste restant van haar vrouw-zijn was. De stilte kroop op en onder haar huid terwijl ze toekeek hoe haar postbode eindelijk wegfietste, de wind rolde uitdagend onder zijn blauwe hemd. Rustig deed ze haar trouwring van haar vinger glijden. Ze likte langs haar lippen en zocht een hagelwitte envelop.
|