Registreer FAQ Ledenlijst Berichten van vandaag


Ga terug   Scholieren.com forum / Kunst & Cultuur / Verhalen & Gedichten
Topic gesloten
 
Topictools Zoek in deze topic
Oud 08-12-2003, 20:19
Ieke
Avatar van Ieke
Ieke is offline
Parijs, 2 februari 1999

De lucht is een inktvis, gevaarlijk dicht boven mijn hoofd. Ik zou me wel af kunnen vragen hoeveel verdiepingen het gebouw telt, maar wat zou het voor zin hebben? Het is in elk geval te hoog.

Twintig minuten geleden lag ik daar beneden. Met mijn rug in het vochtige gras, mijn armen doelloos langs mijn lichaam. Mijn blik ging parallel aan de hoge toren de lucht in. Het gekke was dat ik elk gevoel voor oriëntatie verloor zodra ik met mijn ogen op zoek ging naar de top van het gebouw. Dan begon alles te draaien en kneep ik mijn handen van angst zo hard tot vuisten dat ik het gras om me heen steeds kaler plukte. Alle verdiepingen leken bovenop me te vallen. Geruisloos.

Boven de stoelen in de bus waren alle lichten uit. Ik zag alleen nog enkele schemerige gezichten om me heen, verder gingen we volledig op in de nacht. Om ons heen leefde alles met volle overtuiging; de hotels, auto’s, bioscopen en voetgangers waren zo verdiept in hun rol als sfeerbepaler, dat ze ons totaal over het hoofd zagen.

In de bus was het stil. Vermoeide stilte. Bijna iedereen sliep. Ik hoorde enkelen zacht snurken en de kalende man in de stoel voor mij zakte telkens met zijn hoofd op de schouder van zijn buurman. Dan schrok hij wakker en ging snel rechtop zitten. Elke vijf minuten herhaalde dit zich.

Ook al hoorde ik niets, ik kon zien dat het buiten een enorm lawaai was. Lachende en schreeuwende mensen, toeterende auto’s, geklapper van flipperkasten in een casino. Ik bedacht me hoe gek het lijkt als knipperende neonverlichting in een stille omgeving hangt. Een kale vlakte, een postkantoortje, een gehuchtje in Arizona. Je zou zelfs het geknipper kunnen horen; het zachte tikken van lampjes in vale kleuren die aan en uit springen. Zelfs wij in de bus zouden het getik kunnen horen. Maar ik hoorde alleen zachte, regelmatige ademhaling. Onze bus leek vacuüm verpakt; ik zat er middenin.

De bus kwam tot stilstand. Ik stapte uit en zag jou. We zouden helemaal naar het dak van het gebouw gaan, maar we moesten wachten tot de lift vrij was. Ik had je pas opgemerkt toen we buiten stonden; mijn handen diep in mijn zakken en mijn kin warm onder een donkergrijze sjaal. Rillend veronderstelde ik dat jij helemaal voorin de bus moest hebben gezeten. Ik veronderstelde eigenlijk helemaal niets. Ik kon niets veronderstellen. De grootste moeite doen voor iedere ademhaling, dat was het enige dat ik kon. Je was mooi.

Jij leek het ook niet al te warm te hebben. Je had een dieprode blos op je wangen en een wittige uitslag op je lippen. Door de ijzige wind had je je ogen halfdicht en je donkerbruine haar waaide telkens voor je ogen. Je keek omhoog naar de top van het hoge gebouw. Je leek een beetje Frans, maar dat kwam waarschijnlijk door je haarkleur. Je droeg een lange, getailleerde zwarte jas met donkerrode knopen. Je haar viel soms sierlijk tot net onder je schouders, maar meestal waaide het alle kanten op. Het schoot door me heen dat we hier nog drie dagen zouden zijn – drie dagen zou ik jou kunnen bekijken en misschien zou ik zelfs wel met je gaan praten. Ja, vast.

We hoorden dat de lift nog even op zich liet wachten. Ik vroeg me af hoe lang we straks in de lift moesten staan, als de lift er alleen al zo lang over deed om beneden te komen. Ik zag een grasperkje, liep ernaartoe en zakte achterover in het korte gras. De enige reden waarom ik dat deed, was het lage muurtje dat naast het grasperkje was gebouwd; ik zou uit de wind liggen. Het was inderdaad aangenamer – totdat ik mijn ogen opende en frontaal de inktzwarte lucht in keek. Er was geen ster te zien en aangezien bijna alle lichten in het flatgebouw uit waren, leek het of het gebouw hoog boven ons werd opgeslokt door een levensgrote zwarte inktvis zonder ogen.

Ik wilde mijn ogen sluiten maar het lukte me niet. Ik moest ze open houden.

Toen hoorde ik mijn naam. We gingen naar binnen. Pas een halve minuut later stond ik op en voegde me bij de groep, die inmiddels de ingang inliep. Ik zag je niet. Het was te druk, overal mensen. Je was waarschijnlijk al naar binnen.

In de stampvolle lift was jij ook niet. De lift ging vreselijk hard – dat was een complete verrassing. Ik voelde mijn maag protesteren en de rode getallen van de verdiepingen liepen op in een tempo dat niet bij te houden was. Op het moment dat ik echt bang werd misselijk te worden, minderde de lift vaart. We kwamen tot stilstand op verdieping 61. Twee stalen trappen op, een grote schuifdeur door en de stad sloot zich om ons heen. Miljoenen lichtjes lagen ver onder ons. Dat maakte me niet zoveel uit. Ik kon jou nergens vinden.

En nu sta ik hier, op een groot grijs platform. Middenop het dak is een reusachtige witte H geplaatst met daaromheen een witte cirkel. Ik sta aan de rand van de cirkel. Ik heb de keuze: of met mijn rug naar de wind staan zodat mijn haar onophoudelijk en pijnlijk in mijn gezicht slaat; óf met mijn gezicht in de volle wind zodat ik nauwelijks adem kan halen. Ik besluit de middenweg te kiezen. De ijzige kou snijdt aan mijn ene oor, de ander is redelijk warm.

En terwijl ik hoe langer hoe heviger ga rillen, dringt het tot me door. Op zich is het niets om me druk over te maken; je hebt me niet eens aangekeken, je hebt nooit geweten dat er twintig meter verderop een leven werd geleefd dat jarenlang enkel en alleen gericht zou worden op jouw donkerbruine haren, je lange zwarte jas en de rode blos op je wangen. Dat je zo Frans leek, kan goed kloppen. Waarschijnlijk ben je dat ook. Je had niets met onze groep te maken, je zocht waarschijnlijk alleen even beschutting tegen de snijdende wind. Dat heb je knap gedaan allemaal. Heel knap.

Ik draai de wind mijn andere oor toe en probeer mij het laatste moment te herinneren dat ik jou zag. Identiek aan het eerste moment. Je stond alleen maar naar boven te staren. Heel even hoop ik dat je een pop bent, een standbeeld, dat ik zo meteen weer beneden sta en lachend kan constateren dat een levenloos object mijn gedachten zo heeft verwrongen tot piepend hulpgeroep. Ik schud mijn hoofd. Uitgesloten.

Later sta je ook niet beneden.

Als we een dag later langsrijden, is het plein voor het gebouw leeg. Het regent.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
Advertentie
Topic gesloten


Regels voor berichten
Je mag geen nieuwe topics starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag geen bijlagen versturen
Je mag niet je berichten bewerken

BB code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit

Spring naar

Soortgelijke topics
Forum Topic Reacties Laatste bericht
Verhalen & Gedichten Verhalenwedstrijd 2: Kies uw winnende verhaal.
Ieke
102 04-01-2004 00:20
Verhalen & Gedichten Wie wordt de winnaar van de verhalenwedsrtijd?
Ieke
41 10-11-2003 16:17
Verhalen & Gedichten verhalenwedstrijd: titelloos
Vlooienband
0 01-10-2003 14:29


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 12:37.