De angst voor het onwetende.
Donker deken doet de sterrendons inslapen. Het wordt tijd voor geesten die begonnen zijn met het tellen van slapen. Het is een poort naar de wereld van oneindigheid. Een kleine fonkelende doos-met-gaatjes van onmogelijkheid. Hier gaan we; we bewandelen het pad der dromen, zoeken onze weg door de gedachten. En vinden zo verlangen naar de angst.
Angst, een enkel woord van pijn, dat met één enkele aanblik de dappersten doet verbleken, en de gehardsten doet creperen. De demper op gedachten kan de vrolijkheid doen fluisteren, als het gebulder van een bosbrand, dat werd gesmoord tot de grootte van een lucifer. Schreeuwend om zijn gastheer te doen lijden zoekt de antgst een nieuwe bron van pijn. Wat is er erger dan de dood?
Wanneer men bereid is het offer van de eeuwige rust te geven, ligt de angst daar, waarvoor hij op deze wereld blijft vertoeven. Liefde doet de angst een tweede bron bespeuren, mijn liefste is de oorsprong voor gedachten van paniek.Laat me sterven niet meer lijden. Stemmen in mijn hoofd doet de twijfel weerkeren naar plaatsen die mijn leefwereld bepaalden. Ze fluisteren voortdurend, oneindig zacht, zodat niemand ze kan horen. Ze sluipen mijn gedachte binnen, druppel per druppel, traag maar onhoudbaar. Zo steven ik met open ogen op het onafwendbare af.
Hoor, de stemmen verleiden mij naar plaatsen waar de eeuwigheid een stille plaats inneemt, en waar blijkt dat mijn leven uitkomt op het steeds terugkerende pad der dromen.
De tijd snelt voorbij langs mijn gezicht, terwijl de wind me voortduwt naar de diepte. Het begint te regenen. Vrees voor de geluiden in het donker, niet wetend waarom het gedrup steeds voor mijn voeten uitloopt. Plots kom ik in het licht te staan en alles wordt troebel.
Het leven in onsterfelijk, de mens echter niet. Onwetendheid tergt me, houdt me terug. Nieuwsgierigheid drijft me verder, stuwt me voort.
__________________
Al is de reiziger nog zo snel, de ns vertraagt hem wel.
|