![]() |
George cantor: kardinaliteit van punten [0,1] = kardinaliteit van punten in...
...een p-dimensionale ruimte. George Cantor had dit bewezen en ik wil dit gebruiken voor mijn profielwerkstuk (ik doe het over oneindigheid). Weet iemand dit bewijs, is dit heel moeilijk en kan iemand het hier plaatsen of een link van een internetsite ervan?
|
Wat is p dan?
Ik ben op de hoogte van het bewijs van Cantor dat de verzameling R van reeele getallen overaftelbaar is, en dat bewijs loopt doorgaans over interval [0,1] al is dat arbitrair. Als je dat bedoelt kan ik het eventueel wel uitleggen. Ik snap je vraag echter niet. :) |
Nou, voor zover ik weet (bind me er niet op vast dus... Ik kan het fout hebben ;)) zit het zo..
Omdat punten nul-dimensionaal zijn en dus geen afmetingen hebben zitten er oneindig veel punten op het interval [0,1]. Maar nou heeft Cantor bewezen dat de kardinaliteit van deze oneindige verzameling even groot is dan de kardinaliteit van een oneindige verzameling punten in een p-dimensionale ruimte. "p" is hier gewoon een variabele. Het wil dus eigenlijk zeggen dat het niet uitmaakt wat voor een dimensionale ruimte je neemt.. Een tweedimensionale, driedimensionale of hogerdimensionale... Altijd is de kardinaliteit van de oneindige verzameling van punten in die ruimte gelijk aan de kardinaliteit van de oneindige verzameling van punten op het interval [0,1]. Ik hoop dat ik het goed heb en het zo goed heb uitgelegd... Ik ben niet zo'n ster in uitleggen. Misschien kunnen Mathfreak ea. het zeggen? |
Wat is kardinaliteit?
|
Citaat:
@Upior: Ik heb het zojuist even opgezocht, en het is inderdaad zo dat de n-dimensionale ruimte IRn voor een willekeurig natuurlijk getal n dezelfde kardinaliteit als IR heeft. Overigens gaat het om de Duitse wiskundige Georg Cantor. |
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Overigens is het begrip kardinaliteit me ook onbekend. Een goede definitie zou welkom zijn :)
|
Citaat:
Twee verzamelingen hebben dezelfde cardinaliteit als ze één-op-één op elkaar kunnen worden afgebeeld, dat wil zeggen dat we aan elk element van de ene verzameling één en niet meer dan één element van de andere verzameling toevoegen, en vice versa (zie ook bijectieve functies). Van een eindige verzameling is de cardinaliteit het aantal elementen in de verzameling; ook omgekeerd geldt: als de cardinaliteit van een verzameling een natuurlijk getal is, dan is die verzameling eindig. En twee eindige verzamelingen hebben dezelfde cardinaliteit als ze hetzelfde aantal elementen hebben. Een oneindige verzameling heeft altijd een hogere cardinaliteit dan een eindige (dat wil zeggen, we kunnen aan elk element van de eindige verzameling op één element van de oneindige verzameling afbeelden, maar omgekeerd kan dat niet). De laagste oneindige cardinaliteit is die van de natuurlijke getallen; deze cardinaliteit wordt (aleph-0) genoemd. Verzamelingen met deze cardinaliteit heten aftelbaar oneindig. Het diagonaalbewijs van Cantor toont aan dat er ook hogere cardinaliteiten bestaan; deze worden ook met het aleph-teken aangegeven: . http://nl.wikipedia.org/math/215bc24...4b71eb418c.png |
Citaat:
|
Heb hier het bewijs voor de verzameling van NAtuurlijke getallen voor me liggen. Ik denk dat het bewijs voor R analoog is.
Zie de verzameling N2 als een vlak met punten. Nu gaan we de punten systematisch nummeren: (1,1)->1 (2,1)->2 (2,2)->3 (3,1)->4 http://mies.scholieren.com/~tampert/nkwad.gif Er bestaat dus een bijectie tussen N en N2. Daaruit volgt dat ze dezelfde cardinaliteit hebben. (met dank aan Robbert Dijkgraaf voor zijn syllabus) |
Citaat:
Ik hoop toch dat iemand hier een bewijs kan leveren, of kan zeggen of het te moeilijk is om te begrijpen voor een 6-VWO-er.. *houdt vingers gekruist* |
Citaat:
Ik denk dat je het beste voor IR en IRp een bijectie kunt zoeken naar ININ, maar weet zo even geen geschikte.. |
De parameter- of vectorvoorstelling van een vlak in 3 is als volgt: u1 + λu2 + µu3; λ en µ doorlopen hierbij de reële getallen. Hierbij is u1 de steunvector, die als het ware bepaalt 'hoe hoog' het vlak komt te liggen; men neemt hiervoor een willekeurig punt van het vlak. De vectoren u2 en u3 zijn richtingsvectoren; hiervoor neemt men de richting van twee willekeurige niet-evenwijdige lijnen in het vlak. Ook een vlak in n wordt bepaald door een steunvector en twee richtingsvectoren. Een hypervlak in een ruimte n is een (n–1)-dimensionale ruimte.
|
Citaat:
@pino123: Wat jij beschrijft heeft meer met lineaire algebra dan met gelijkmachtigheid van verzamelingen te maken. |
Citaat:
Maar zoals iemand hierboven al zei, kun je dit waarschijnlijk niet toepassen op reeële getallen, omdat je daarvoor geen aftelling kunt construeren. (Voor een bewijs daarvan zie de link van mathfreak) Vraagje aan de topicstarter: hoe ben je hierop gekomen en heb je niet wat meer informatie over de stelling? |
Ik heb er een beetje over nagedacht, en volgens mij is het volgende bewijsschets wel geldig...
1. Eerst de kardinaliteit van het interval (0,1) welke gelijk is aan de machtsverzameling van IN, P[IN]. (dus zonder de grenzen): Ieder punt op het interval kan je uitschrijven als een binaire ontwikkeling. Dit levert dan getallen op als: 0.011001011000110101.... Uiteraard is voor ieder getal deze ontwikkeling uniek, en bovendien is ieder getal zo te schrijven. Vervolgens identificeer ik ieder getal met een element uit de verzameling van P[N]; de machtsverzameling N. Dit gaat als volgt: De verzameling N, is de verzameling {1,2,3,4,5,6,...}, en is een element van P[N]. Als ik nu kijk naar een getal in binaire notatie, dan laat ik de '1' of '0' op de k-de plek bepalen of het k-de getal uit {1,2,3,4,5,6,...} wel of niet wordt genoteerd. Een voorbeeld maakt het makkelijker: 0.011 identificeer ik dus met {2,3} 0.1001 met: {1,4} 0.011001011000110101.... met: {2,3,6,8,9,13,14,16,18,...} Op deze wijze kan je je wel voorstellen dat dit een 1-op-1 relatie is. Kardanilteit van (0,1) noteer ik als |(0,1)| Ik heb dus bewezen: |P[N]| = |(0,1)| 2. Ik ga nu bewijzen: |(0,1)| = |IR| Deze is vrij simpel. Ik gebruik de afbeelding: f: IR->(0,1) = 1/2*ArcTan[x]+1/2. Deze afbeelding is inverteerbaar (Tan[2y-1) en dus 1-op-1. We hebben nu dus: |P[N]| = |(0,1)| = |IR| 3. Te bewijzen: |IR2| = |(0,1)| Dit bewijs maakt gebruik van het bewijs bij 2. Allereerst een afbeelding van IR2 op de verzameling G = {x,y}, waarbij x en y beide elementen zijn van het interval (0,1). Dit kan je zien als een afbeelding van de gehele IR2 op een 1 bij 1 vierkantje met als hoekpunten de oorsprong, {0,1},{1,0} en {1,1}. Deze afbeelding is net als bij 2., alleen nu krijg je dus: {a,b} -> {x,y} = {1/2arctan[a]+1/2,1/2arctan[b ]+1/2} Volgende stap: bewijzen dat de verzameling G (= {1/2arctan[a]+1/2,1/2arctan[b ]+1/2} met a,b elementen uit IR). even groot is als (0,1). Stel je hebt een element uit G. Dit is dus bijvoorbeeld: {0.4378... ;0.2625...} Dan construeer ik simpelweg uit deze 2 getalleen een ander getal, door de getallen "in elkaar te schuiven". Je krijgt bij dit voorbeeld dus: {0.42367258...} Wat weer een element is uit (0,1). Deze afbeelding is voor zover ik zie 1-op-1, en dus |IR2| = |G| = |(0,1)|. 4. Nu ga ik bewijzen dat er geldt: |IRp| = |(0,1)| Dit gaat precies zoals bij 3. alleen nu met meer elementen. Je hebt dus weer eerst de afbeelding van {a,b,c,d,....} -> {1/2arctan[a]+1/2;1/2arctan[b ]+1/2;1/2arctan[c]+1/2;...}. En vervolgens "schuif" je dit getal ook weer in elkaar: {0.653...;0.264...;0.346...; 0.262} Wordt het getal: 0.623254463462... Ook deze afbeelding is 1-op-1. En daarmee is de stelling bewezen: |IRp| = |(0,1)|. Althans, dat denk ik ;) Heb het bewijs voor het grootste zelf bedacht, dus don't shoot me if I'm wrong. Overigens, de afbeeldingen die je hier hebt zijn niet lineair. Je kan nog steeds niet "een lijn afbeelden op een vlak", volgens een lineaire afbeelding. [edit]het bewijs gaat overigens alleen op als p eindig is[/edit] |
Ziet er in ieder geval interessant uit :) Weet Mathfreak of dit 100 % klopt?
|
Citaat:
|
Citaat:
GinnyPig, heb je er bezwaar tegen als ik je bewijs in mijn profielwerkstuk gebruik? |
Ja, is goed hoor.
Heb het overigens gedeeltelijk van de syllabus waar Tampert het over had (allebei het vak gevolgd tenslotte ;)). Syllabus Symmetrie En dan onder hoofdstuk 2.5.2 |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 22:56. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.