![]() |
Nationale wetenschapsquiz 2004 11e editie
De vragen:
Vraag 1: Een wijnglas gaat zingen als je met een natte vinger over de rand wrijft. Wat gebeurt er met de toonhoogte als je het glas vult? A. Die wordt lager. B. Die wordt hoger. C. Die blijft gelijk. Vraag 2: Waarom kijken mensen soms in de lucht wanneer je ze een vraag stelt? A. Om een antwoord te ontwijken. B. Om te verhullen dat ze gaan liegen. C. Om zich beter te concentreren. Vraag 3: Wat gebeurt er als je een fles vacuüm trekt die voor de helft gevuld is met water? A. Het water wordt eerst warmer en dan kouder. B. Het water wordt warmer. C. Het water wordt kouder. Vraag 4: Een geoefend zwemmer probeert in water van 37 graden Celsius snel zes kilometer te zwemmen. Wat gebeurt er? A. Hij gaat langzamer dan hij verwacht, want in warm water geven zijn slagen hem minder stuwkracht. B. Hij gaat sneller dan hij verwacht, want zijn spieren hebben de optimale temperatuur. C. Hij haalt de finish niet. Vraag 5: Een droge spons drijft in een emmer met water en zuigt zich langzaam vol. Wat gebeurt er met het waterpeil? A. Het stijgt. B. Het blijft gelijk. C. Het daalt. Vraag 6: Wraoam is dzee tkset znoedr veel mietoe rdlieejk te lzeen? A. Omdat we de woorden als patronen blijven herkennen. B. Omdat de letters steeds op dezelfde wijze verplaatst zijn. C. Omdat een paar woorden wel gewoon leesbaar zijn. Vraag 7: Plak stippen op alle zestig hoekpunten van een voetbal. Verplaats de stippen naar het midden van de naden. Heb je voldoende aan zestig stippen? A. Ja, je hebt precies zestig stippen nodig. B. Ja, je houdt zelfs dertig stippen over. C. Nee, je hebt negentig stippen nodig. Vraag 8: Hoe kun je kleur laten zien op een zwart-wit televisie? A. Door een chromodigitaal signaal met het beeld mee te sturen. B. Door het kleursignaal vijftig maal per seconde aan en uit te zetten. C. Door snel afwisselend zwarte en witte vlakken te vertonen. Vraag 9: Hoe wisten mensen zich voor het eerst immuun te maken tegen pokken? A. Ze stopten gedroogde en gemalen korsten van pokkenpatiënten in hun neus. B. Ze aten vlees van koeien met koepokken. C. Ze brachten pus van pokkenpatiënten onder hun huid aan. Vraag 10: Je maakt al fietsend een scherpe bocht. Welk wiel draait het snelst? Voor- en achterwiel zijn even groot en de banden zijn keihard opgepompt. A. Het voorwiel. B. Het achterwiel. C. Beide wielen draaien even snel. Vraag 11: Een vrouw krijgt testosteron toegediend. Zij zal: A. Agressief gedrag gaan vertonen. B. Dominant gedrag gaan vertonen. C. Meer geneigd zijn risico's te nemen. Vraag 12: Waarom drogen in afwasmachines voorwerpen van zacht plastic slechter dan die van hard plastic? A. Omdat zachte plastics warmte slecht geleiden. B. Omdat zachte plastics blijvend waterafstotend zijn. C. Omdat op zachte plastics altijd zeepresten achterblijven. Vraag 13: Welk effect heeft bittere chocola op de gezondheid? A. De polyfenolen in de cacao verhogen de bloeddruk. B. De flavonoïden in de chocola vangen veel vrije radicalen weg. C. De vele meervoudig onverzadigde vetten verkleinen de kans op hart- en vaatziekten. Vraag 14: Waarom wippen duiven tijdens het lopen met hun kop? A. Om hun evenwicht te bewaren. B. Om indruk te maken op andere duiven. C. Om beter te zien. Vraag 15: Een trein rijdt tijdens het passeren van een station met vijftig kilometer per uur van het begin naar het eind van een perron van honderd meter. Halverwege schiet je een tennisbal met vijftig kilometer per uur naar achteren vanaf de achterkant van het laatste rijtuig. Waar komt die bal terecht? A. Rond het begin van het perron. B. Rond het midden van het perron. C. Rond het eind van het perron. Vraag 16: Je hebt een zak met een witte bal. Je doet er blind een rode of witte bal bij. Vervolgens haal je één bal uit de zak. Die blijkt wit te zijn. Hoe groot is de kans dat de resterende bal ook wit is? A. 1/2. B. 2/3. C. 3/4. |
Vraag 13: Welk effect heeft bittere chocola op de gezondheid?
bittere chocola :confused: |
Mijn eigen antwoorden (diegenen die ik denk te weten althans):
Vraag 1: Een wijnglas gaat zingen als je met een natte vinger over de rand wrijft. Wat gebeurt er met de toonhoogte als je het glas vult? A. Die wordt lager. B. Die wordt hoger. C. Die blijft gelijk. Die wordt denk ik hoger, want de afstand tussen rand en wateroppervlak wordt kleiner --> golflengte kleiner --> frequentie hoger Vraag 2: Waarom kijken mensen soms in de lucht wanneer je ze een vraag stelt? A. Om een antwoord te ontwijken. B. Om te verhullen dat ze gaan liegen. C. Om zich beter te concentreren. Uit eigen ervaring denk ik C Vraag 5: Een droge spons drijft in een emmer met water en zuigt zich langzaam vol. Wat gebeurt er met het waterpeil? A. Het stijgt. B. Het blijft gelijk. C. Het daalt. De dichtheid van de spons is minder dan die van het water, dus zou de spons moeten drijven, ware het niet dat de spons water op neemt. De gemiddelde dichtheid van de spons met opgenomen water is nog steeds lager dan die van het water, dus de spons zakt maar gedeeltelijk in het water. Aangezien een spons vele malen meer water op kan nemen dan zijn eigen (luchtloze) volume zal het stuk van de spons dat boven water is gebleven, veel meer water bevatten, dan het ondergedompelde stuk spons bevat. Dus het waterpeil gaat omhoog. Vraag 8: Hoe kun je kleur laten zien op een zwart-wit televisie? A. Door een chromodigitaal signaal met het beeld mee te sturen. B. Door het kleursignaal vijftig maal per seconde aan en uit te zetten. C. Door snel afwisselend zwarte en witte vlakken te vertonen. Ik denk dat je een optisch bedrog kunt creëren door snel af te wisselen tussen zwart en wit. C dus. Vraag 10: Je maakt al fietsend een scherpe bocht. Welk wiel draait het snelst? Voor- en achterwiel zijn even groot en de banden zijn keihard opgepompt. A. Het voorwiel. B. Het achterwiel. C. Beide wielen draaien even snel. Het voorwiel, want het achterwiel beschrijft een sleepkromme, en het achterwiel is eigenlijk nooit volledig in een rechte baan. Vraag 11: Een vrouw krijgt testosteron toegediend. Zij zal: A. Agressief gedrag gaan vertonen. B. Dominant gedrag gaan vertonen. C. Meer geneigd zijn risico's te nemen. Voor zover ik weet zorgt testesteron alleen voor een beetje agressie, dus A. Vraag 14: Waarom wippen duiven tijdens het lopen met hun kop? A. Om hun evenwicht te bewaren. B. Om indruk te maken op andere duiven. C. Om beter te zien. Volgens mij C. Dan blijft hun gezichtsveld onverstoord en hoeven ze niet elke keer opnieuw te bepalen waar ze vandan kijken. Vraag 15: Een trein rijdt tijdens het passeren van een station met vijftig kilometer per uur van het begin naar het eind van een perron van honderd meter. Halverwege schiet je een tennisbal met vijftig kilometer per uur naar achteren vanaf de achterkant van het laatste rijtuig. Waar komt die bal terecht? A. Rond het begin van het perron. B. Rond het midden van het perron. C. Rond het eind van het perron. De snelheid van de trein is 50 km/u en de snelheid waarmee de bal wordt afgeschoten ook, maar dan de andere kant op. De resulterende snelheid is 0 km/u en dus is het antwoord B Dit zijn de antwoorden waarvan ik nog enigszins een idee heb wat ze zouden moeten zijn. |
Citaat:
|
Citaat:
je kunt chocola op zoveel manieren bitter maken en ik ervaar pure chocola ook niet als bitter maar goed |
Vraag 2: Waarom kijken mensen soms in de lucht wanneer je ze een vraag stelt?
C. Om zich beter te concentreren. Lijkt me het meest logisch. Vraag 6: Wraoam is dzee tkset znoedr veel mietoe rdlieejk te lzeen? A. Omdat we de woorden als patronen blijven herkennen. Dit ben ik al eerder op het forum tegengekomen, het gaat erom dat de 1e en laatste letter op zijn plaats staan. Daartussen kan gehusseld worden, tot een grens van bijv. 10 letters, daarna wordt het te onoverzichtelijk. Vraag 7: Plak stippen op alle zestig hoekpunten van een voetbal. Verplaats de stippen naar het midden van de naden. Heb je voldoende aan zestig stippen? C. Nee, je hebt negentig stippen nodig. Wiskunde is niet mijn sterkste kant :p maar ik denk dat je er te kort komt. Vraag 16: Je hebt een zak met een witte bal. Je doet er blind een rode of witte bal bij. Vervolgens haal je één bal uit de zak. Die blijkt wit te zijn. Hoe groot is de kans dat de resterende bal ook wit is? A. 1/2. Denk ik :) |
1 a
2 c 3 b 4 a 5 b 6 a 7 c 8 b 9 a 10 b 11 a 12 a 13 a 14 c 15 b 16 a Ik hoor het wel als ik ze fout heb. |
1A
2B 3A 4C 5A 6A 7B 8A 9C 10A 11B 12C 13C 14C 15B 16A Open vraag: Zien Mannen hun omgeving anders dan vrouwen? Waarom wel of niet? Ik dacht, ja, en dat het iets met linker/en rechter hersenhelften te maken had.. maar ben er nog niet echt uit. |
Vraag 9: Hoe wisten mensen zich voor het eerst immuun te maken tegen pokken?
A. Ze stopten gedroogde en gemalen korsten van pokkenpatiënten in hun neus. B. Ze aten vlees van koeien met koepokken. C. Ze brachten pus van pokkenpatiënten onder hun huid aan. Bij ANW hadden we het hierover, volgens mij had het iets te maken met koeien en koepokken... B dus |
Op hoop van zege dan maar :d
Vraag 1: Een wijnglas gaat zingen als je met een natte vinger over de rand wrijft. Wat gebeurt er met de toonhoogte als je het glas vult? A. Die wordt lager. B. Die wordt hoger. C. Die blijft gelijk. Vraag 2: Waarom kijken mensen soms in de lucht wanneer je ze een vraag stelt? A. Om een antwoord te ontwijken. B. Om te verhullen dat ze gaan liegen. C. Om zich beter te concentreren. Vraag 3: Wat gebeurt er als je een fles vacuüm trekt die voor de helft gevuld is met water? A. Het water wordt eerst warmer en dan kouder. B. Het water wordt warmer. C. Het water wordt kouder. Vraag 4: Een geoefend zwemmer probeert in water van 37 graden Celsius snel zes kilometer te zwemmen. Wat gebeurt er? A. Hij gaat langzamer dan hij verwacht, want in warm water geven zijn slagen hem minder stuwkracht. B. Hij gaat sneller dan hij verwacht, want zijn spieren hebben de optimale temperatuur. C. Hij haalt de finish niet. geen idee en geen vermoeden Vraag 5: Een droge spons drijft in een emmer met water en zuigt zich langzaam vol. Wat gebeurt er met het waterpeil? A. Het stijgt. B. Het blijft gelijk. C. Het daalt. [Vraag 6: Wraoam is dzee tkset znoedr veel mietoe rdlieejk te lzeen? A. Omdat we de woorden als patronen blijven herkennen. B. Omdat de letters steeds op dezelfde wijze verplaatst zijn. C. Omdat een paar woorden wel gewoon leesbaar zijn. Vraag 7: Plak stippen op alle zestig hoekpunten van een voetbal. Verplaats de stippen naar het midden van de naden. Heb je voldoende aan zestig stippen? A. Ja, je hebt precies zestig stippen nodig. B. Ja, je houdt zelfs dertig stippen over. C. Nee, je hebt negentig stippen nodig. Geen idee Vraag 8: Hoe kun je kleur laten zien op een zwart-wit televisie? A. Door een chromodigitaal signaal met het beeld mee te sturen. een gokkje :d B. Door het kleursignaal vijftig maal per seconde aan en uit te zetten. C. Door snel afwisselend zwarte en witte vlakken te vertonen. Vraag 9: Hoe wisten mensen zich voor het eerst immuun te maken tegen pokken? A. Ze stopten gedroogde en gemalen korsten van pokkenpatiënten in hun neus. B. Ze aten vlees van koeien met koepokken. C. Ze brachten pus van pokkenpatiënten onder hun huid aan. Vraag 10: Je maakt al fietsend een scherpe bocht. Welk wiel draait het snelst? Voor- en achterwiel zijn even groot en de banden zijn keihard opgepompt. A. Het voorwiel. B. Het achterwiel. C. Beide wielen draaien even snel. Vraag 11: Een vrouw krijgt testosteron toegediend. Zij zal: A. Agressief gedrag gaan vertonen. B. Dominant gedrag gaan vertonen. c. is pleite :p Vraag 12: Waarom drogen in afwasmachines voorwerpen van zacht plastic slechter dan die van hard plastic? A. Omdat zachte plastics warmte slecht geleiden. B. Omdat zachte plastics blijvend waterafstotend zijn. C. Omdat op zachte plastics altijd zeepresten achterblijven. Vraag 13: Welk effect heeft bittere chocola op de gezondheid? A. De polyfenolen in de cacao verhogen de bloeddruk. B. De flavonoïden in de chocola vangen veel vrije radicalen weg. C. De vele meervoudig onverzadigde vetten verkleinen de kans op hart- en vaatziekten . Vraag 14: Waarom wippen duiven tijdens het lopen met hun kop? A. Om hun evenwicht te bewaren. B. Om indruk te maken op andere duiven. C. Om beter te zien. Vraag 15: Een trein rijdt tijdens het passeren van een station met vijftig kilometer per uur van het begin naar het eind van een perron van honderd meter. Halverwege schiet je een tennisbal met vijftig kilometer per uur naar achteren vanaf de achterkant van het laatste rijtuig. Waar komt die bal terecht? A. Rond het begin van het perron. B. Rond het midden van het perron. C. Rond het eind van het perron. Vraag 16: Je hebt een zak met een witte bal. Je doet er blind een rode of witte bal bij. Vervolgens haal je één bal uit de zak. Die blijkt wit te zijn. Hoe groot is de kans dat de resterende bal ook wit is? A. 1/2. B. 2/3. C. 3/4. |
Vraag 1:
B. Die wordt hoger. Vraag 2: A. Om een antwoord te ontwijken. Vraag 3: C. Het water wordt kouder. Vraag 4: C. Hij haalt de finish niet. Vraag 5: B. Het blijft gelijk. Vraag 6: A. Omdat we de woorden als patronen blijven herkennen. Vraag 7: C. Nee, je hebt negentig stippen nodig. Vraag 8: C. Door snel afwisselend zwarte en witte vlakken te vertonen. Vraag 9: C. Ze brachten pus van pokkenpatiënten onder hun huid aan. Vraag 10: B. Het achterwiel. Vraag 11: A. Agressief gedrag gaan vertonen. Vraag 12: C. Omdat op zachte plastics altijd zeepresten achterblijven. ]Vraag 13: B. De flavonoïden in de chocola vangen veel vrije radicalen weg. Vraag 14: Waarom wippen duiven tijdens het lopen met hun kop? C. Om beter te zien. Vraag 15: A. Rond het begin van het perron. Vraag 16: B. 2/3. sommige vragen wist ik vrij zeker andere geen flauw benul :) |
overigens vind ik eht wel minder leuk zonder de vertrouwde presentator :(
(weet zijn naam niet meer :P:o) |
Vraag 1: Een wijnglas gaat zingen als je met een natte vinger over de rand wrijft. Wat gebeurt er met de toonhoogte als je het glas vult?
A. Die wordt lager. Golflengte wordt deels onderbroken, dus de freqentie wordt lager, doordat het glas minder kan trillen, door de hoeveelheid water. Vraag 2: Waarom kijken mensen soms in de lucht wanneer je ze een vraag stelt? C. Om zich beter te concentreren. Slechte vraag, het licht er namelijk aan of ze een memorieke gedeelte of creatieve gedeelte aanspreken, dus het antwoord met liegen had ook gekund. Vraag 3: Wat gebeurt er als je een fles vacuüm trekt die voor de helft gevuld is met water? B. Het water wordt warmer. Volgens eerste wet theromdynamica Vraag 4: Een geoefend zwemmer probeert in water van 37 graden Celsius snel zes kilometer te zwemmen. Wat gebeurt er? A. Hij gaat langzamer dan hij verwacht, want in warm water geven zijn slagen hem minder stuwkracht. Vraag 5: Een droge spons drijft in een emmer met water en zuigt zich langzaam vol. Wat gebeurt er met het waterpeil? A. Het stijgt. De spons zinkt en verhoogt het waterpeil Vraag 6: Wraoam is dzee tkset znoedr veel mietoe rdlieejk te lzeen? A. Omdat we de woorden als patronen blijven herkennen. Vraag 7: Plak stippen op alle zestig hoekpunten van een voetbal. Verplaats de stippen naar het midden van de naden. Heb je voldoende aan zestig stippen? C. Nee, je hebt negentig stippen nodig. Vraag 8: Hoe kun je kleur laten zien op een zwart-wit televisie? A. Door een chromodigitaal signaal met het beeld mee te sturen. Vraag 9: Hoe wisten mensen zich voor het eerst immuun te maken tegen pokken? A. Ze stopten gedroogde en gemalen korsten van pokkenpatiënten in hun neus. Vraag 10: Je maakt al fietsend een scherpe bocht. Welk wiel draait het snelst? Voor- en achterwiel zijn even groot en de banden zijn keihard opgepompt. A. Het voorwiel. Het achterwiel zal vermoedelijk slippen Vraag 11: Een vrouw krijgt testosteron toegediend. Zij zal: B. Dominant gedrag gaan vertonen. Vraag 12: Waarom drogen in afwasmachines voorwerpen van zacht plastic slechter dan die van hard plastic? A. Omdat zachte plastics warmte slecht geleiden. Vraag 13: Welk effect heeft bittere chocola op de gezondheid? B. De flavonoïden in de chocola vangen veel vrije radicalen weg. Geen id :| Vraag 14: Waarom wippen duiven tijdens het lopen met hun kop? B. Om indruk te maken op andere duiven. Vraag 15: Een trein rijdt tijdens het passeren van een station met vijftig kilometer per uur van het begin naar het eind van een perron van honderd meter. Halverwege schiet je een tennisbal met vijftig kilometer per uur naar achteren vanaf de achterkant van het laatste rijtuig. Waar komt die bal terecht? B. Rond het midden van het perron. Vraag 16: Je hebt een zak met een witte bal. Je doet er blind een rode of witte bal bij. Vervolgens haal je één bal uit de zak. Die blijkt wit te zijn. Hoe groot is de kans dat de resterende bal ook wit is? A. 1/2. [/B][/QUOTE] |
Citaat:
|
Citaat:
|
Vraag 1: Een wijnglas gaat zingen als je met een natte vinger over de rand wrijft. Wat gebeurt er met de toonhoogte als je het glas vult?
A. Die wordt lager. zeker het goede antwoord, heb het uitgeprobeerd Vraag 2: Waarom kijken mensen soms in de lucht wanneer je ze een vraag stelt? C. Om zich beter te concentreren. Vraag 3: Wat gebeurt er als je een fles vacuüm trekt die voor de helft gevuld is met water? B. Het water wordt warmer. Vraag 4: Een geoefend zwemmer probeert in water van 37 graden Celsius snel zes kilometer te zwemmen. Wat gebeurt er? A. Hij gaat langzamer dan hij verwacht, want in warm water geven zijn slagen hem minder stuwkracht. Vraag 5: Een droge spons drijft in een emmer met water en zuigt zich langzaam vol. Wat gebeurt er met het waterpeil? B. Het wordt iets hoeger, de spons komt erbij. niet het water maakt het hoger, alleen de spons Vraag 6: Wraoam is dzee tkset znoedr veel mietoe rdlieejk te lzeen? A. Omdat we de woorden als patronen blijven herkennen. dat is zeker Vraag 7: Plak stippen op alle zestig hoekpunten van een voetbal. Verplaats de stippen naar het midden van de naden. Heb je voldoende aan zestig stippen? C. Nee, je hebt negentig stippen nodig. uitgeprobeerd met dobbelsteen. 8 hoekpunten, 12 zijden Vraag 8: Hoe kun je kleur laten zien op een zwart-wit televisie? weet niet Vraag 9: Hoe wisten mensen zich voor het eerst immuun te maken tegen pokken? B. Ze aten vlees van koeien met koepokken. zeker het goede antwoordt. bij c ga je er waarschijnlijk zelf dood aan Vraag 10: Je maakt al fietsend een scherpe bocht. Welk wiel draait het snelst? Voor- en achterwiel zijn even groot en de banden zijn keihard opgepompt. C. Beide wielen draaien even snel. Vraag 11: Een vrouw krijgt testosteron toegediend. Zij zal: C. Meer geneigd zijn risico's te nemen. Vraag 12: Waarom drogen in afwasmachines voorwerpen van zacht plastic slechter dan die van hard plastic? C. Omdat op zachte plastics altijd zeepresten achterblijven. Vraag 13: Welk effect heeft bittere chocola op de gezondheid? C. De vele meervoudig onverzadigde vetten verkleinen de kans op hart- en vaatziekten. Vraag 14: Waarom wippen duiven tijdens het lopen met hun kop? A. Om hun evenwicht te bewaren. Vraag 15: Een trein rijdt tijdens het passeren van een station met vijftig kilometer per uur van het begin naar het eind van een perron van honderd meter. Halverwege schiet je een tennisbal met vijftig kilometer per uur naar achteren vanaf de achterkant van het laatste rijtuig. Waar komt die bal terecht? A. Rond het begin van het perron. das nogal logisch he Vraag 16: Je hebt een zak met een witte bal. Je doet er blind een rode of witte bal bij. Vervolgens haal je één bal uit de zak. Die blijkt wit te zijn. Hoe groot is de kans dat de resterende bal ook wit is? C. 3/4. |
Citaat:
Pure chocola is geloof ik niet veel meer dan 50%. Vanaf 65 is de smaak dan ook veel bitterder. |
Bij vraag 16 zeg ik twee derde.
Als je een witte bal pakt, dan zijn er drie mogelijkheden van de situatie. Situatie A Twee witte ballen, bal 1 en 2, je pakt bal 1 eerst en dan is de volgende bal wit, bal 2 Situatie B Twee witte ballen, bal 1 en 2, je pakt bal 2 eerst en dan is de volgende bal wit, bal 1 Situatie C Een witte bal en een rode bal, je pakt de witte bal eerst en dan is de volgende bal rood Een twee van de 3 mogelijke situaties waarbij je eerst een witte bal pakte is de volgende bal ook wit, dus twee derde. |
Vraag 1: Een wijnglas gaat zingen als je met een natte vinger over de rand wrijft. Wat gebeurt er met de toonhoogte als je het glas vult?[/b]
B. Die wordt hoger. Vraag 2: Waarom kijken mensen soms in de lucht wanneer je ze een vraag stelt? C. Om zich beter te concentreren. Vraag 3: Wat gebeurt er als je een fles vacuüm trekt die voor de helft gevuld is met water? B. Het water wordt warmer. Vraag 4: Een geoefend zwemmer probeert in water van 37 graden Celsius snel zes kilometer te zwemmen. Wat gebeurt er? B. Hij gaat sneller dan hij verwacht, want zijn spieren hebben de optimale temperatuur. Vraag 5: Een droge spons drijft in een emmer met water en zuigt zich langzaam vol. Wat gebeurt er met het waterpeil? C. Het daalt. Vraag 6: Wraoam is dzee tkset znoedr veel mietoe rdlieejk te lzeen? B. Omdat de letters steeds op dezelfde wijze verplaatst zijn. Vraag 7: Plak stippen op alle zestig hoekpunten van een voetbal. Verplaats de stippen naar het midden van de naden. Heb je voldoende aan zestig stippen? A. Ja, je hebt precies zestig stippen nodig. Vraag 8: Hoe kun je kleur laten zien op een zwart-wit televisie? B. Door het kleursignaal vijftig maal per seconde aan en uit te zetten. Vraag 9: Hoe wisten mensen zich voor het eerst immuun te maken tegen pokken? B. Ze aten vlees van koeien met koepokken. Vraag 10: Je maakt al fietsend een scherpe bocht. Welk wiel draait het snelst? Voor- en achterwiel zijn even groot en de banden zijn keihard opgepompt. B. Het achterwiel. Vraag 11: Een vrouw krijgt testosteron toegediend. Zij zal: A. Agressief gedrag gaan vertonen. . Vraag 12: Waarom drogen in afwasmachines voorwerpen van zacht plastic slechter dan die van hard plastic? A. Omdat zachte plastics warmte slecht geleiden. Vraag 13: Welk effect heeft bittere chocola op de gezondheid? C. De vele meervoudig onverzadigde vetten verkleinen de kans op hart- en vaatziekten. Vraag 14: Waarom wippen duiven tijdens het lopen met hun kop? A. Om hun evenwicht te bewaren. Vraag 15: Een trein rijdt tijdens het passeren van een station met vijftig kilometer per uur van het begin naar het eind van een perron van honderd meter. Halverwege schiet je een tennisbal met vijftig kilometer per uur naar achteren vanaf de achterkant van het laatste rijtuig. Waar komt die bal terecht? C. Rond het eind van het perron. Vraag 16: Je hebt een zak met een witte bal. Je doet er blind een rode of witte bal bij. Vervolgens haal je één bal uit de zak. Die blijkt wit te zijn. Hoe groot is de kans dat de resterende bal ook wit is? A. 1/2. |
Wanneer krijgen we de antwoorden of is dat ergens te lezen :confused:
|
In de elfde editie van de Nationale Wetenschapsquiz strijdt een team van hoogleraren tegen een team van hoofdredacteuren. De televisieuitzending - inclusief leuke proefjes en spetterende experimenten - is op kerstavond woensdag 24 december van 22.10–23.50 uur, Nederland 3. Quizmasters zijn Karen van Holst Pellekaan en Lenette van Dongen.
|
Citaat:
Citaat:
|
Wim T. Schippers is echt geniaal, echt de voornaamste reden dat ik dat programma elk jaar kijk.
Over de antwoorden zal ik maar niet beginnen, die heb ik toch meestal fout :| |
Citaat:
Er staat namelijk dat je er blind een rode óf een witte bal bij doet, je weet dus niet welke er in zit. Er zat al een witte bal in, dus als je er vanuit gaat dat je die hebt gepakt, is de andere bal óf wit óf rood. Een kans van 1 op 2 dus dat je de witte erin hebt gedaan en die er dus weer uitpakt. |
Het antwoord op vraag 16 is gewoon ½,want de vraag kan ook geformuleerd worden als: wat is de kans dat beide ballen wit zijn?
Die kans is dus ½ :p En hier nog maar eens de herhaling van de antwoorden van een aantal vragen die ik bijna zeker weet goed te hebben en die door sommige mensen iets te simpel worden opgevat. Vraag 5: Een droge spons drijft in een emmer met water en zuigt zich langzaam vol. Wat gebeurt er met het waterpeil? A. Het stijgt. B. Het blijft gelijk. C. Het daalt. De dichtheid van de spons is minder dan die van het water, dus zou de spons moeten drijven, ware het niet dat de spons water op neemt. De gemiddelde dichtheid van de spons met opgenomen water is nog steeds lager dan die van het water, dus de spons zakt maar gedeeltelijk in het water. Aangezien een spons vele malen meer water op kan nemen dan zijn eigen (luchtloze) volume zal het stuk van de spons dat boven water is gebleven, veel meer water bevatten, dan het ondergedompelde stuk spons bevat. Dus het waterpeil gaat omhoog. Vraag 10: Je maakt al fietsend een scherpe bocht. Welk wiel draait het snelst? Voor- en achterwiel zijn even groot en de banden zijn keihard opgepompt. A. Het voorwiel. B. Het achterwiel. C. Beide wielen draaien even snel. Het voorwiel, want het achterwiel beschrijft een sleepkromme, en het achterwiel is eigenlijk nooit volledig in een rechte baan. Vraag 15: Een trein rijdt tijdens het passeren van een station met vijftig kilometer per uur van het begin naar het eind van een perron van honderd meter. Halverwege schiet je een tennisbal met vijftig kilometer per uur naar achteren vanaf de achterkant van het laatste rijtuig. Waar komt die bal terecht? A. Rond het begin van het perron. B. Rond het midden van het perron. C. Rond het eind van het perron. De snelheid van de trein is 50 km/u en de snelheid waarmee de bal wordt afgeschoten ook, maar dan de andere kant op. De resulterende snelheid is 0 km/u en dus is het antwoord B Dit laatste is trouwens alleen als we er vanuit gaan dat bedoeld wordt dat de achterkant van de trein halverwege het perron is. Dat zal overigens wel, anders zouden ze ook de lengte van de trein moeten geven. |
Citaat:
|
Citaat:
BTW: hier kunnen we ook nog een beetje afkijken. ;) |
Citaat:
Citaat:
Volgens mij, in ieder geval :P. |
Citaat:
je trekt er 1 uit. Als je er 1 witte in hebt gedaan is de kans dat je een witte pakt 100 % je hebt 2 mogelijkheden om een witte te pakken of je pakt de ene witte of de andere als je er een rode bij doet is de kans op een witte 50% er zijn 2 mogelijkheden of je pakt een witte of je pakt een rode in totaal dus 4 mogelijkheden. waarvan je bij 3 mogelijkheden een witte pakt lijkt me dus 3/4 |
Ja, maar het gaat niet om de kans dat je twee witte pakt, het gaat om de kans dat wanneer je een witte pakt de tweede bal ook wit zal zijn. De kans op twee keer wit is idd 3/4, maar wat is de kans op nog een keer wit nadat je al een witte gepakt hebt? Je hebt inderdaad 4 mogelijkheden, maar mogelijkheid 1 heb je al, dus er zijn er nog 3 over.
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
|
In mijn eerder post had ik het fout. Uitgaande van twee verschillende beginsituaties krijg je het volgende:
http://upload.webzilla.nl/image.php/...2bbbb087aac693 De kans is dus 2/3 :) Sorry voor mn slechte muisvaardigheid btw, had geen zin om tekst erop te zetten. |
Citaat:
hij is weg vorig jaar niet opgemerkt ? :| ruzie emt de vpro :( |
Citaat:
|
Toch een erg goede visuele uitleg. Vooral dat kruis door die mogelijkheid wanneer je eerst een rode bal pakt.
|
Citaat:
en ik wist van niets over ruzie met de vpro. echt balen, ik vond hem precies de juiste persoon voor die quiz, omdat het anders veeeelste saai zou zijn.. :( |
Vraag 1: Een wijnglas gaat zingen als je met een natte vinger over de rand wrijft. Wat gebeurt er met de toonhoogte als je het glas vult?
A. Die wordt lager B. Die wordt hoger. C. Die blijft gelijk. die wordt lager, hebben we op school uitgeprobeerd Vraag 2: Waarom kijken mensen soms in de lucht wanneer je ze een vraag stelt? A. Om een antwoord te ontwijken. B. Om te verhullen dat ze gaan liegen. C. Om zich beter te concentreren. om zich beter te concentreren, zei m'n moeder.. B is 't sowieso niet want dan kijk je meestal de ander juist aan om 't geloofwaardig over te laten komen.. (toch??) Vraag 3: Wat gebeurt er als je een fles vacuüm trekt die voor de helft gevuld is met water? A. Het water wordt eerst warmer en dan kouder. B. Het water wordt warmer. C. Het water wordt kouder. ook op school uitgeprobeerd, uiteindelijk was 't kouder. of het eerst warmer en dan kouder wordt kan dus ook.. Vraag 4: Een geoefend zwemmer probeert in water van 37 graden Celsius snel zes kilometer te zwemmen. Wat gebeurt er? A. Hij gaat langzamer dan hij verwacht, want in warm water geven zijn slagen hem minder stuwkracht. B. Hij gaat sneller dan hij verwacht, want zijn spieren hebben de optimale temperatuur. C. Hij haalt de finish niet. geen idee Vraag 5: Een droge spons drijft in een emmer met water en zuigt zich langzaam vol. Wat gebeurt er met het waterpeil? A. Het stijgt. B. Het blijft gelijk. C. Het daalt. is ook uitgeprobeerd 't bleef gelijk.. is ook wel logisch..... die spons zuigt zich vol water dat gaat dus uit die emmer maar die spons zakt dieper het water in dus stijgt het waterpeil weer... dat componseert elkaar wel ongeveer Vraag 6: Wraoam is dzee tkset znoedr veel mietoe rdlieejk te lzeen? A. Omdat we de woorden als patronen blijven herkennen. B. Omdat de letters steeds op dezelfde wijze verplaatst zijn. C. Omdat een paar woorden wel gewoon leesbaar zijn. A lijkt me logisch.. als er midden in een tekst een typfout staat ofzo heb ik dat ook vaak niet door... Vraag 7: Plak stippen op alle zestig hoekpunten van een voetbal. Verplaats de stippen naar het midden van de naden. Heb je voldoende aan zestig stippen? A. Ja, je hebt precies zestig stippen nodig. B. Ja, je houdt zelfs dertig stippen over. C. Nee, je hebt negentig stippen nodig. een meisje uit m'n klas heeft het in het klein uitgeprobeerd daaruit bleekd at het C moet zijn ofzo... m'n natuurkunde leraar zei ook dat het meer moest zijn.. ook wel logisch eigenlijk want aan elk hoekpunt zitten (dacht ik) 3 ribben weer.. net als een kubus 8 hoekpunten en 12 ribben... Vraag 8: Hoe kun je kleur laten zien op een zwart-wit televisie? A. Door een chromodigitaal signaal met het beeld mee te sturen. B. Door het kleursignaal vijftig maal per seconde aan en uit te zetten. C. Door snel afwisselend zwarte en witte vlakken te vertonen. dat was toch een tijdje terug in BlinQ? dacht ik iig Vraag 9: Hoe wisten mensen zich voor het eerst immuun te maken tegen pokken? A. Ze stopten gedroogde en gemalen korsten van pokkenpatiënten in hun neus. B. Ze aten vlees van koeien met koepokken. C. Ze brachten pus van pokkenpatiënten onder hun huid aan. ik denk B net als wanneer je inge-ent wordt, hierdoor maak je antistoffen aan en wordt je immuun. schijnt dat we dat ook met ANW hebben gehad maar dat weet ik niet meer ... Vraag 10: Je maakt al fietsend een scherpe bocht. Welk wiel draait het snelst? Voor- en achterwiel zijn even groot en de banden zijn keihard opgepompt. A. Het voorwiel. B. Het achterwiel. C. Beide wielen draaien even snel. volgens m'n leraar het voorwiel... Vraag 11: Een vrouw krijgt testosteron toegediend. Zij zal: A. Agressief gedrag gaan vertonen. B. Dominant gedrag gaan vertonen. C. Meer geneigd zijn risico's te nemen. die weet ik niet.. ik zou zeggen b maar dat is een gok... Vraag 12: Waarom drogen in afwasmachines voorwerpen van zacht plastic slechter dan die van hard plastic? A. Omdat zachte plastics warmte slecht geleiden. B. Omdat zachte plastics blijvend waterafstotend zijn. C. Omdat op zachte plastics altijd zeepresten achterblijven. geen idee Vraag 13: Welk effect heeft bittere chocola op de gezondheid? A. De polyfenolen in de cacao verhogen de bloeddruk. B. De flavonoïden in de chocola vangen veel vrije radicalen weg. C. De vele meervoudig onverzadigde vetten verkleinen de kans op hart- en vaatziekten. C volgens m'n moeder iig.. ik heb zelf geen idee maar ik geloof haar wel ;) Vraag 14: Waarom wippen duiven tijdens het lopen met hun kop? A. Om hun evenwicht te bewaren. B. Om indruk te maken op andere duiven. C. Om beter te zien. om beter te zien... klinkt wel logisch die uitleg hierboven, zodat ze niet steeds hun beeld hoeven te veranderen Vraag 15: Een trein rijdt tijdens het passeren van een station met vijftig kilometer per uur van het begin naar het eind van een perron van honderd meter. Halverwege schiet je een tennisbal met vijftig kilometer per uur naar achteren vanaf de achterkant van het laatste rijtuig. Waar komt die bal terecht? A. Rond het begin van het perron. B. Rond het midden van het perron. C. Rond het eind van het perron. rond het midden omdat die trein vooruit gaat en die bal achteruit wat precies elkaar componseert dan... Vraag 16: Je hebt een zak met een witte bal. Je doet er blind een rode of witte bal bij. Vervolgens haal je één bal uit de zak. Die blijkt wit te zijn. Hoe groot is de kans dat de resterende bal ook wit is? A. 1/2. B. 2/3. C. 3/4 staat hierboven ergens een duidelijke uitleg he, met die tekening ;) |
@hanneke~15: mag ik je vragen wat je zo doet vertrouwen in de kennis van je moeder?
|
Citaat:
|
Citaat:
|
[QUOTE]Krekker schreef op 29-11-2004 @ 23:57 :
[B]In mijn eerder post had ik het fout. Uitgaande van twee verschillende beginsituaties krijg je het volgende: [afbeelding] De kans is dus 2/3 :) [size=1]Sorry voor mn slechte muisvaardigheid btw, had geen zin Kan kloppen , maar de meesten gingen er van uit, denk ik, van de vraag: Wat is de kansdat je een witte bal pakt als je al een witte bal heb gepakt. Dan is de kans 1/2. Als je het bekijkt als de kans om de 2 witte ballen te pakken uit de drie ballen dan is het 2/3. Het is dus een principe van interpretatie. |
[QUOTE]I love stars schreef op 14-12-2004 @ 18:20 :
[B] Citaat:
jij snapt het gewoon niet 2/3 s de kans nadat je al 1 witte bal hebt gepakt |
We komen steeds dichter bij de antwoorden. Nog 9 nachtjes slapen.
(toch :confused: ) |
Leuk leuk leuk
Vraag 1: Een wijnglas gaat zingen als je met een natte vinger over de rand wrijft. Wat gebeurt er met de toonhoogte als je het glas vult? A. Die wordt lager. B. Die wordt hoger. C. Die blijft gel ijk. Vraag 2: Waarom kijken mensen soms in de lucht wanneer je ze een vraag stelt? A. Om een antwoord te ontwijken. B. Om te verhullen dat ze gaan liegen. C. Om zich beter te concentreren. Vraag 3: Wat gebeurt er als je een fles vacuüm trekt die voor de helft gevuld is met water? A. Het water wordt eerst warmer en dan kouder. B. Het water wordt warmer. C. Het water wordt kouder. :confused: Vraag 4: Een geoefend zwemmer probeert in water van 37 graden Celsius snel zes kilometer te zwemmen. Wat gebeurt er? A. Hij gaat langzamer dan hij verwacht, want in warm water geven zijn slagen hem minder stuwkracht. B. Hij gaat sneller dan hij verwacht, want zijn spieren hebben de optimale temperatuur. C. Hij haalt de finish niet. Vraag 5: Een droge spons drijft in een emmer met water en zuigt zich langzaam vol. Wat gebeurt er met het waterpeil? A. Het stijgt. B. Het blijft gelijk. C. Het daalt. Vraag 6: Wraoam is dzee tkset znoedr veel mietoe rdlieejk te lzeen? A. Omdat we de woorden als patronen blijven herkennen. [B]B. Omdat de letters steeds op dezelfde wijze verplaatst zijn.[B] C. Omdat een paar woorden wel gewoon leesbaar zijn. Vraag 7: Plak stippen op alle zestig hoekpunten van een voetbal. Verplaats de stippen naar het midden van de naden. Heb je voldoende aan zestig stippen? A. Ja, je hebt precies zestig stippen nodig. B. Ja, je houdt zelfs dertig stippen over. C. Nee, je hebt negentig stippen nodig. Vraag 8: Hoe kun je kleur laten zien op een zwart-wit televisie? A. Door een chromodigitaal signaal met het beeld mee te sturen. B. Door het kleursignaal vijftig maal per seconde aan en uit te zetten. C. Door snel afwisselend zwarte en witte vlakken te vertonen. Vraag 9: Hoe wisten mensen zich voor het eerst immuun te maken tegen pokken? A. Ze stopten gedroogde en gemalen korsten van pokkenpatiënten in hun neus. B. Ze aten vlees van koeien met koepokken. C. (sorry vraagje perongeluk geknipt) Vraag 10: Je maakt al fietsend een scherpe bocht. Welk wiel draait het snelst? Voor- en achterwiel zijn even groot en de banden zijn keihard opgepompt. A. Het voorwiel. B. Het achterwiel. C. Beide wielen draaien even snel. Vraag 11: Een vrouw krijgt testosteron toegediend. Zij zal: A. Agressief gedrag gaan vertonen. B. Dominant gedrag gaan vertonen. C. Meer geneigd zijn risico's te nemen. Vraag 12: Waarom drogen in afwasmachines voorwerpen van zacht plastic slechter dan die van hard plastic? A. Omdat zachte plastics warmte slecht geleiden. B. Omdat zachte plastics blijvend waterafstotend zijn. C. Omdat op zachte plastics altijd zeepresten achterblijven. Vraag 13: Welk effect heeft bittere chocola op de gezondheid? A. De polyfenolen in de cacao verhogen de bloeddruk. B. De flavonoïden in de chocola vangen veel vrije radicalen weg. C. De vele meervoudig onverzadigde vetten verkleinen de kans op hart- en vaatziekten. Vraag 14: Waarom wippen duiven tijdens het lopen met hun kop? A. Om hun evenwicht te bewaren. B. Om indruk te maken op andere duiven. C. Om beter te zien. Vraag 15: Een trein rijdt tijdens het passeren van een station met vijftig kilometer per uur van het begin naar het eind van een perron van honderd meter. Halverwege schiet je een tennisbal met vijftig kilometer per uur naar achteren vanaf de achterkant van het laatste rijtuig. Waar komt die bal terecht? A. Rond het begin van het perron. B. Rond het midden van het perron. C. Rond het eind van het perron. Vraag 16: Je hebt een zak met een witte bal. Je doet er blind een rode of witte bal bij. Vervolgens haal je één bal uit de zak. Die blijkt wit te zijn. Hoe groot is de kans dat de resterende bal ook wit is? A. 1/2. B. 2/3. C. 3/4. Ik gok veel maar ik heb toch het idee dat veel dingen op te zoeken zijn en hij makkelijker is dan voorgaande jaren. + ik doe dit allemaal ter plekke zonder opzoeken. |
Citaat:
|
Citaat:
ook neit avan die speciale 75% chocola |
oja ik hebz elf vraag
Vraag 1: Een wijnglas gaat zingen als je met een natte vinger over de rand wrijft. Wat gebeurt er met de toonhoogte als je het glas vult? gedaan en de toon blijkt lager te worden :confused: |
dit dacht ik zelf
1B 2C 3A 4C 5A 6A 7B 8C 9C 10A 11A 12B 13C 14A 15B 16B maar dat die toon lager wordt... hm... daar ga ik dan nog eens goed over denken. we zijn ervanuit gegaan dat het glas tot aan de waterrand niet meetrilt, waardoor de golflengte hoger wordt en de frequentie lager. Misschien trilt het water juist mee en produceert het zelf ook geluid? |
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 20:40. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.