Radioactief verval
Okee, spontaan verval is het als de dochterkern en het stralingsdeeltje samen minder massa hebben dan de moederkern toch?
Citaat:
In Binas tabel 7 staat de massa van een...
proton: 1,007276 u
neutron: 1,008665 u
elektron: 0,0005458 u
|
Nu bereken ik de kernmassa van enkele deeltjes zo, om te kijken of verval optreedt: De massa van een lithium-7 kern is volgens deze waarden dus 3p + 4n = 7,056488 u. De massa van beryllium-7 is dan 4p + 3n = 7,055099 u. Als Lithium onder uitzending van een bčtadeeltje (elektron) vervalt, is de massa van de dochterkern (beryllium) plus dat deeltje 7,055099+0,0005458 = 7,0556448 u. Dat is evenveel als de lithiumkern.
Dit komt echter uit mijn uitwerkingen:
Citaat:
De atoommassa van lithium–7 is 7,016004 u en de atoommassa van beryllium–7 is 7,016930 u. Bij de overgang van lithium–7 naar beryllium–7 is de massa van de dochterkern groter dan de massa van de moederkern. De reactie kan daarom niet spontaan optreden.
|
Bij mij kloppen dus A. De massawaarden niet, en B. zijn de vervalproducten even zwaar als het beginproduct. De assistent hier snapt het niet, dus wie ziet toevallig wat ik fout doe?
Alvast bedankt voor de hulp :)
|