![]() |
Wiskunde B1
Moet je voor het examen van wiskunde B1 ook meetkunde leren? Want op havovwo.nl staat van wel, daar staat dat je alleen continue dynamische modellen niet hoeft te leren en mijn leraar zegt dat je meetkunde ook moet leren.
Maar ik dacht dat ik hier ergens op het forum had gelezen dat je het weer niet moet leren en in m'n examenbundel heb ik ook helemaal geen opdrachten over meetkunde zien staan voor B1. |
meetkunde moet je wel leren.
differentiaalvergelijkingen niet (dat zijn dan ook continue dynamische modellen ofzo had m'n lerares het over) Richtingsvelden hoef je ook niet te kennen. |
Nee, dat hoeft niet, volgens mijn leraar.
|
Volgens mij docent hoef je meetkunde niet te leren
|
Citaat:
|
Volgens mij wiskundeleraar moet meetkunde wel (boek NG / NT 3 van Getal en Ruimte)
|
Dan leren jullie meetkunde toch lekker allemaal niet. Pak ik meteen wat puntjes mee bij de ophoging :cool:
|
Citaat:
Ik denk echt niet dat je meetkunde hoeft te leren, anders zouden een aantal leraren dat wel weten. In de herhalingsoefeningen in de examenbundel staat trouwens ook niets over meetkunde en in oude examens ook niet. Citaat:
|
Alsjeblieft lieverd:
Alle stof: http://examenblad.kennisnet.nl/9303000/d/bwiskbv.doc Geschrapte stof: http://examenblad.kennisnet.nl/cgi-b...frames=1#par16 -----Bewijs:----- Domein D(g): Meetkunde Subdomein: Ruimtelijke objecten De kandidaat kan 29 uitspraken doen over een object door het combineren van aanzichten in verschillende kijkrichtingen. 30 aanzichten in verschillende kijkrichtingen van een object tekenen. 31 uitspraken doen over een object op grond van een serie parallelle doorsneden (bv. scannen, echografie). 32 conclusies trekken over de wijze waarop een object uiteenvalt bij een voorgetekende vlakke doorsnede. 33 in eenvoudige gevallen een vlakke doorsnede van een voorgetekend object tekenen. 34 in eenvoudige gevallen de vlakke doorsnede van een object op ware grootte tekenen. 35 hoogtekaarten interpreteren en daarin toppen en zadelpunten aanwijzen. Subdomein: Berekeningen De kandidaat kan 36 met behulp van de goniometrische verhoudingen sinus, cosinus en tangens hoeken en lijnstukken berekenen, bijvoorbeeld bij landmeetkunde. 37 cartesische coördinaten omzetten naar poolcoördinaten en omgekeerd. 38 met behulp van de sinus- en de cosinusregel lijnstukken en hoeken berekenen. 39 de componenten berekenen bij het ontbinden van een vector in twee onderling loodrechte richtingen, onder andere bij krachten en snelheden. 40 de grootte en de richting berekenen van een som- of een verschilvector, onder andere bij krachten en snelheden. 41 oppervlakte en omtrek berekenen van een driehoek, een parallellogram, een cirkel en van een vlakke figuur die met deze vormen samenhangt. Subdomein: Lineair programmeren n.v.t. |
Ik ben te lui om het hele examenprogramma door te lezen.. misschien dat iemand het hier toevallig weet. Moet je ook somrijen en al dat gebeuren kennen. Want dan mag ik nog wel eens even hard gaan leren. Te lang geleden dat ik dat gezien heb.
|
Citaat:
|
Hebben jullie er ook last van dat je zeg maar te moeilijk denkt bij de wiskunde examens en daarom onnodige fouten gaat maken? Wij hadden een wiskunde leraar die dieper op de stof in wilde gaan, heel fijn :s. Zit ik hemaal moeilijk te rekenen, mag je het gwoon op je rekenmachine invoeren en dan intersect.. Op zich wel fijn, aan de andere kant dalijk doe je dat en dan mag het weer niet. Leraren zouden eigenlijk gewoon verplicht eindexamenopgaves in hun schoolexamens moeten stoppen (y)
|
Citaat:
|
Snapt iemand opgaven 4 en 5 van het examen 2001-1?
Ik snap dat het binomiaal verdeeld is, dat n=31, en p=0,2 en X is groter of gelijk aan 11, maar ik snap niet hoe ze tot het antwoord komen. Weet iemand hoe dit moet, hoe je dit op je rekenmachine moet invoeren. |
Ik heb de opgave niet gezien. Maar uitgaande van wat jij zegt:
P(X >/= 11) = 1 - P(X </= 10) n=31 p=0,2 P = 1 - 0,96728 = 0,03272 edit: >/= betekent hier groter of gelijk aan </= kleiner of gelijk aan edit2: ik heb even in de examenbundel gekeken en daar deden ze het ook zo. Volgens mij is dit het goede antwoord, ondanks dat ze een ander eindantwoord geven. Op het rekenschermpje bij de antwoorden staat ook het tussenantwoord '0,96728' terwijl ze in de berekening met een ander getal rekenen (scheelt een klein beetje). |
Steekproef =31
kans =0,2 kans dat het minder dan 11 is -> 1- (p<10) je vult in;1- Binomcdf(31,1/5,10) je berekent nu 1-de kans dat van de 31 cafes, bij een kans van 0,2 (1/5) er 1 of 2 of 3 of 4 of 5 ...10 "knoeiers"zijn |
Dank je!! Echt dom dak het niet zag :bloos:
|
Citaat:
Weet nie of het door de lessen komt maar denk dat de examenopgaven sowieso een makkelijkere manier van denken vragen dan ik meestal heb............ ech heel irritant is dat.....je gaat moeilijk doen terwijl het makkelijk kan....... |
Pffff... die opgaven in je examenbundel zijn echt moeilijk en als ik 10 minuten op een vraag zit en er nog niet uit kom word ik echt boos en heb ik geen zin meer om verder te leren :o
Maar ik las hier nog iets over somrijen. Bij getal&ruimte zit een practicum boekje en daar staat iets over somrijen in. Bij opgave 1 van Goniometrie staat een vraag over een vergelijking voor een cirkel opstellen. Bij de uitwerkingen staat dat je dan moet x²+(y-1)² = 1 gebruiken. Maar hoe komen ze aan deze vergelijking of is dat gewoon standaard, heb er namelijk nog nooit van gehoord. |
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
En hoe werkt die formule dan ? Wat kan je er precies mee ? |
Citaat:
y = sqrt (1-x^2) Dit is de formule voor de bovenste helft van een cirkel. De andere helft volgt door alle y waarden te spiegelen in de x-as; y vermenigvuldigen met -1. Voor de onderste helft van de cirkel geldt dan y=-sqrt (1-x^2). De formule x^2 + (y-1)^2 = 1, geeft bij uitwerken y = 1+sqrt (1-x^2). Dit geeft dus de formule weer van de bovenste helft van een cirkel met straal 1 en middelpunt op (0, 0+1) => M(0,1) Hope that answers your question ;) |
wat is sqrt?
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Citaat:
|
vraagje: k heb een tijd terug alle programma's uit mn GR gewist (vraag maar niet waarom) ook dat programmatje van de ABC-formule. Maar ik ben dat kabeltje kwijt waar je 2 GR mee kan linken en programmas kan kopieren... :s weet iemand of je die kabeltjes los kan kopen?? :confused:
|
Citaat:
|
Citaat:
Maar die programmaatjes zijn heeeeeeel makkelijk te maken hoor ;) bovendien moet je de abc formule gewoon voluit schrijven op je examen dus kan je hem beter wel leren. |
Citaat:
|
weet ik, maar ik ben lui, en ik maak nog al eens fouten bij t intikken van dingen enzo, dus is dat programma wel makkelijk om mn antwoord te controleren :D
|
Citaat:
|
in het algemeen geldt voor een cirkelbeweging met middelpunt (a,b) en straal r de vergelijking r^2 = (x-a)^2 + (y-b)^2
|
Citaat:
x^2 + y^2 = 1 dan een versimpeling van de formule die jij zei ? Waarbij ze r = 1 en a = 0 en b = 0 nemen ? |
Citaat:
|
Bedankt mensen :D dat is pas echt nuttige informatie.
|
Citaat:
als je wilt graag, dan hoef ik ook niet op zoek naar zo 'n kabeltje... |
Citaat:
Maak een nieuw programmaatje door op New te drukken bij Prgm, noem hem ABC ofzo. Input "A=",A Input "B=",B Input "C=",C B^2-4AC->D (-B+wortel(D))/2A->X Disp X (-B-wortel(D))/2A->Y Disp Y Pause Stop Hier kan je elke code vinden: Input : Prgm => rechts => 1 " : druk op Alpha en dan op de + = : druk op 2nd => Math => 1 -> : linksonder, links van de 1 Disp : Prgm => rechts => 3 Pause : Prgm => 8 Stop : Prgm => F Hopelijk snap je het en heb je er wat aan ;) |
de eerste twee oude examens in examenbundel zijn best te doen, toch zie ik het absoluut niet meer zitten haha
|
Citaat:
|
Citaat:
|
Even zodat mensen het weten: we hoeven GÉÉN onzin over continu/dynamische modellen te leren.
http://www.kennisnet.nl/vo/examen/vw...dx=22&swtch=22 Hier staat niks over modellen. http://www.havovwo.nl/vwo/vwb/bestan...1prog04-07.pdf Hier staat dat modellen uitgesloten zijn van het CSE. Het viel me pas net op dus misschien is het anderen niet opgevallen :) |
euhm het is heel simpel maa ri ben even door de war
wanneer gebruik je in je GR binomcdf en wanneer binompdf? |
Citaat:
P(X< 3). binompdf als je niet met een cumulatieve doch binomiale verdeling te maken hebt.VB: P(X=3) Uitbovenstaande volgt: P(X<3) = P(X=0) + P(X=1) + P(X=2) + P(X=3) indien we te maken zouden hebben met een situatie waarin enkel discrete waarden van X mogelijk zijn. |
Citaat:
stel iemand is ziet: 0,25 niet ziek: 0.75 er word bij 100 gecontroleerd of ze ziek zijn en je wilt de kans berekenen dat dit er 30 zijn, dus dat er 30 mensen ziek zijn |
Citaat:
p=0,25 n=100 x = 30 P(X=30) = binompdf (100;0,25,30) = 0,0457 |
aaait dan snap ik het. Dus als het "maximaal 30" oid had gestaan was het cdf
|
Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 13:20. |
Powered by vBulletin® Version 3.8.8
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.