Het kan ongetwijfeld korter en eenvoudiger, zeker voor R², maar ik heb het zelf even gedaan via een 'algemene methode' om kwadrieken naar de Euclidische standaardvorm te herleiden.
In het algemeen is een kwadratische functie te schrijven als:
X
tAX + 2BX + C waarbij:
X de matrix van de onbekenden
A de matrix met op de hoofddiagonaal de coëff. van de kwadraten, en (symmetrisch) op de nevendiagonaal de helft vd coëff. van de gemengde term.
B de matrix met de helft vd coëff. van de lineaire termen
C de constante
A is reëel en symmetrisch, dus diagonalizeerbaar. De matrix (M) van de eigenvectoren van A vormen dan de nieuwe basis (weliswaar genormaliseerd).
De nieuwe vergelijking wordt dan gegeven door:
X'
tM
tAMX' + 2BMX' + C
waarbij dus M
tAM de diagonaalmatrix met de eigenwaarden op de hoofddiagonaal (hier 13 en 0) is en X' de matrix van de 'nieuwe' onbekenden.
Als je deze berekening uitvoert krijg je:
13x² + 2√13x - √13y - 12 = 0
(√13x+1)² - √13(y + √13) = 0
Blijkbaar verschilt dit een teken in de eerste term met jouw uitkomst, mss heb ik ergens een tekenfoutje gemaakt