Wie kan mij een beetje helpen met het interpreteren van deze 2 gedichten. Ik heb wel enig idee, maar ik ben meestal niet zo goed geweest in letterkunde op school.
1:
Ik viel ingedachten
aan iemand of iets, aan leven en dood,
aan alles en niets.
Ik sliep in gedachten, de stoep
ving me op en maakte me klein.
Alles kwam boven: vader,moeder
jeugd en verlangen,de pijn in mijn knie
En daar was ook de hemel weer, een lagedrukgebied,
een winkelcentrum voor regenjassen
en armen van geest.
2:
Middernacht.De wasautomaten
doven de een na de ander.
De ogen hebben hun bril afgezet
en proberen de beelden te vergeten.
Mijn slapeloosheid is die van het horloge,
het kleine groene planetarium dat het bloed
stuurt op zijn lange toch naar het hart.
Grote wolken staan stil aan de hemel,
zware, donkere rompen van schepen, wachtend
op de aankomst van de vijand.
In een strijd die vergat waarom hij begonnen is.
Alvast bedankt voor het helpen
|