Wat Em zegt (En soms vind ik het mooier dan jouw, omdat jouw zo opvallend is), klopt helemaal:
Uitleg: in het NLs kennen (enkele) persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden zogenaamde nadrukkelijke en minder nadrukkelijke vormen.
De nadrukkelijke zijn:
ik-mij-mijn
jij-jou-jouw
hij-hem-zijn
zij-haar-haar
wij-ons-ons/onze
jullie-jullie-jullie
zij-hun(mwvw)/hen(lvw)-hun
Deze vormen worden gebruikt om eventueel contrast aan te geven: dit is mijn boek, dat is jouw boek.
Ik heb mijn zaken wel voor elkaar, jij (de jouwe) niet.
Als er geen sprake is van contrast, worden verzwakte vormen van de bovenstaande gebruikt:
ik-me-m'n
je-je-je
hij/ie-'m-z'n
ze-'r/d'r-d'r
we-ons-ons/onze
jullie-jullie-jullie
ze-ze-hun
Deze afgezwakte vormen worden in de spreektaal altijd gebruikt en in de geschreven taal steeds meer: de vormen me/je/we/ze zijn ook in de schrijftaal toegestaan.
Breng je je boeken morgen wél mee?
Kun je me zeggen hoe ik bij de Molenstraat kom?
Laten we maar gelijk beginnen met Opdracht 7.
Ik kan ze van hier niet zien.
Samengevat: ja, "jouw" en "je" kunnen beide gebruikt worden: in alle gevallen waarin je "je" gebruikt kun je het vervangen door "jij, jou" of "jouw" (het klinkt alleen wel hier en daar te nadrukkelijk), maar andersom niet.
Kun je morgen je boeken meebrengen? -> Kun jij morgen jouw boeken meebrengen
Maar een zin als "Ik heb mijn boeken hier, maar jouw boeken zie ik even niet" kun je niet schrijven als "Ik heb m'n boeken hier, maar je boeken zie ik even niet": de vorm "je" is hier te afgezwakt om contract met "m'n" uit te drukken.
|